maandag, mei 20

De Brugse halve finales (4): BIRGER JENSEN: ‘WENEN OP WEMBLEY NA DE NEDERLAAG IN DE FINALE TEGEN LIVERPOOL’

Pinterest LinkedIn Tumblr +

Met Birger Jensen voerde ik tussen de lente en de winter van 2010 talrijke gesprekken in Brugse ‘bruine kroegen’. Ik schreef zijn levensverhaal naar aanleiding van zijn zestigste verjaardag in 2011: ‘Birger Jensen. Mijn blauw-zwart hart’. We keerden onder meer terug naar de lente van 1978. Tijdens drie ‘Europacupavonden’ keepte hij zich dusdanig in de kijker dat de internationale media hem ‘officieus’ tot ‘beste doelman van Europa’ uitriepen. Mede door zijn kunde versloeg Club Atletico Madrid (2-0) in de kwartfinale en Juventus Turijn (2-0) in de halve finale. Feestnachten tot in de vroege uurtjes volgden. De kroon op het werk kwam er niet. Birger Jensen verklaarde me de nederlaag tegen Liverpool FC (1-0) op de heilige grasmat van Wembley.

Kind van de Sixties en de rock-‘n-roll: Rolling Stone tussen de palen

‘Ik ben een kind van de rock-‘n-rolltijd en van de sixties. Ik kocht in mijn leven meer dan duizend elpees. The Rolling Stones waren mijn favoriete band, ik hield van de uitdagende stijl van Mick Jagger. Ik link rock-n’-roll aan risico en aan vrijheid. Een goede keeper heeft zowel iets van een vrije man als van een rockster: alles voor de show! Uitstraling! De tegenstander het gevoel geven dat je onpasseerbaar bent. Smoelen trekken en laten zien: neen mannetje, dat lukt je niet vandaag. Dat spelletje voerde ik graag op.

Het begon al in de gang naar het veld, zeker bij Europese avonden. The floodlights! Ik daagde uit met oogcontact, op mijn manier. De clown die het publiek doet lachen, maar ook weet wat eenzaamheid is. De keeper staat uiteindelijk toch alleen in die ruimte en neemt zelden deel aan het spel van zijn ploeggenoten. Durf is belangrijk; niet twijfelen;, de techniek en de zenuwen onder controle. Persoonlijkheid tonen, een beetje show, zonder dat je er zelf aan ten onder gaat.’

Het Club Brugge van coach Ernst Happel groeide tussen 1975 en 1978 met collectief en zeer riskant, spectaculair aanvalsspel tot een Europese topclub: drie opeenvolgende landstitels 1976, 1977, 1978; bekerzege tegen Anderlecht in 1977, halve finales in 1976 en 1978. En in Europa: UEFA Cupfinalist in 1976; kwartfinalist in Europa Cup der Landskampioenen in 1977. En finalist in 1978, tot dusver nog steeds de enige Belgische club. In die drie seizoenen schakelde Club onder meer AC Milan, Juventus, Real Madrid, Atlético Madrid, AS Roma, Olympique Lyon en Hamburger Sport Verein uit. In de finales van 1976 en 1978 werd telkens verloren van Liverpool FC.

Een keeper is meer dan een ballenpakker

Birger Jensen was de vedette van het elftal en lag bovendien vaak in de clinch met coach Happel. Hij zorgde voor een stijlbreuk in het Belgisch voetbal. En maakte van een keeper meer dan een ‘ballenpakker’. Hij voetbalde mee, was aanwezig in en buiten de zestien en beheerste tegelijk alle onderdelen van het vak. Internationale waarnemers beschouwden hem toen als de beste doelman van Europa. Zeker na de finale van de Europa Cup der Landskampioenen op Wembley. Zijn persoonlijke hoogtepunt voor 90.000 toeschouwers en miljoenen televisiekijkers. En toch werd het voor Club Brugge de match te veel. Birger Jensen denkt er nog vaak aan terug.

Extase na de halve finalewinst tegen Juventus

‘Extase! Alleen zo kan ik de sfeer van de blauw-zwarte harten omschrijven na die fenomenale avond van 12 april 1978.  Toen kegelden we het machtige Juventus Turijn – La Vecchia Signora, ‘de oude dame’ – uit de finale. We’re on the way to Wembley! Zo zeggen ze dat in Engeland. Wij trekkebeenden echter naar de tempel van het voetbal. Vier dagen later, pijnlijke uitschuiver op godbetert Beringen FC: 3-0! Een week nadien sleepte Jantje Simoen ons met een doelpunt in de laatste minuut door de schande van een gelijkspel tegen La Louvière (4-3). Nog één punt hadden we nodig, op Sporting Lokeren: opnieuw Simoen in de eerste minuut. Eindstand 1-1 en derde landstitel op rij. We strompelden naar het succes. En struikelden vervolgens op Sporting Charleroi, in de halve finale van de Beker van België vier dagen voor Wembley: 3-1 tegen een bijzonder zwak elftal. Happel waarschuwde ons vooraf: ‘Wie durft tackelen, speelt niet in Londen.’ Hij vreesde blessures. De batterij liep leeg. Wembley was voorbij nog voor we eraan begonnen. De medische dienst kreeg de ploeg niet meer fit gemasseerd. Ik zat met een schimmelinfectie tussen mijn tenen. Te veel douchen en te weinig afdrogen? Edi Krieger voetbalde met twee ingedrukte ribben en durfde geen duels betwisten. Gino Maes en Jos Volders sukkelden met enkelblessures en konden geen volledige wedstrijd aan. Paul Courant en Raoul Lambert  vielen zelfs helemaal buiten de selectie wegens langdurig buiten strijd.

Reservekeeper Leen Barth zat met een ingepakte schouder op de bank. Als ik vervangen moest worden, hadden we zelfs geen doelman meer.

The road to Wembley

Van een ernstig trainingsplan een week voor Wembley was helemaal geen sprake: zeven beschikbare spelers. De belangrijkste wedstrijd uit de geschiedenis van Club kondigde zich aan, maar de spelers zaten in een rolstoel. We ondernamen de tocht over de Noordzee met een ploeg waarvan de helft net het hospitaal had verlaten.

In zekere zin sprongen we bijna achteloos om met het gegeven Wembley. Het leek op een absurde toestand. We bereidden ons voor op de match van ons leven door ons niet voor te bereiden. Ik regelde een aantal supportersuitstappen. Omdat zo’n 25.000 blauw-zwarte zielen de overtocht wilde maken naar het heiligdom Wembley, was er simpelweg geen plaats meer in vliegtuigen en op boten.

Via mijn tussenkomst vlogen vrienden uit de Zwalmstreek van Brussel naar Kopenhagen en van daaruit boekten ze een ticket naar Londen. Ik schreef ze in en er zat voor hen niets anders op dan op dezelfde manier terug te keren.

Sommigen trokken naar de Franse havenplaats Cherbourg en waagden van daar de trip richting Southampton en van daaruit reed men ze in een limousine naar Londen.

Die zorgeloze werkwijze had een groot voordeel: het haalde de beklemming weg. Het voetbal werd bijzaak voor ons. Na de feesten van de kwalificatie en van het kampioenschap maakte we ons dus nuttig voor onze aanhang. Zo vergaten we Wembley. Er was geen sprake van verstrakking in de voorbereiding. De nevenactiviteiten ontspanden ons. We deden het op onze Brugse boerenmanier, zoals ze in Brussel smalend zeggen. Onze mensen kunnen veel verdragen. Ik kan me niet voorstellen dat deze improvisatie bij Anderlecht zelfs maar in overweging zou worden genomen.

 

Share.

About Author

Raf Willems (1960) noemt zichzelf voetbalschrijver met een boekenkast. Hij is uitgever en auteur van meer dan 40 boeken over ‘voetbal met een knipoog naar geschiedenis & samenleving’ en schreef voor het Nederlandse weekblad Voetbal International (1995-2000), de krant NRC Handelsblad (2001-2006) en de website Stichting meer dan Voetbal (2008-20014). Sinds 2014 Initiatiefnemer van voetbaldenktank & onlineplatform De Witte Duivel.

Leave A Reply