Precies 50 jaar geleden, in juli 1974, begon René Vandereycken aan zijn profavontuur bij Club Brugge. Dat deze voetbalfanaticus na zijn trainerscarrière al vijftien jaar zonder club zit, is opmerkelijk. Ook bij blauw-zwart werd zijn naam nooit genoemd.
Het voetbal zit tot diep in de vezels van René Vandereycken. Hij zou bij wijze van spreken op drie televisieschermen naar drie wedstrijden kijken. Als er iets doorheen de carrière van de Limburger loopt, dan is het dat hij nooit zijn principes verloochende. Vandereycken was koppig en eigenwijs, soms kreeg je de indruk dat hij er een sardonisch genoegen in schepte om tegen de stroom in te gaan. Toen Vandereycken medio 2000, nadat hij drie jaar werkloos was geweest, trainer werd van de toenmalige Duitse tweedeklasser Mainz 05, kreeg hij vooraf te horen vooral de stopper niet uit de ploeg te zetten. Dat was een monument. Vandereycken deed het wel en joeg velen tegen zich in het harnas. Al kon de bewuste verdediger best met die beslissing leven. Dat was… Jürgen Klopp die zichzelf als voetballer goed kon inschatten. Klopp herinnert zich Vandereycken als een trainer die geen enkele risico durfde nemen, maar wel imponeerde omdat hij tijdens trainingspartijtjes een actie vooruit dacht en zo het spel snel maakte. Na vier maanden bij Mainz werd Vandereycken ontslagen. Zoals hij in zijn trainerscarrière vijf keer voortijdig moest vertrekken.
Is het door dat akelig consequente en soms tegendraadse dat Vandereycken nooit echt genoemd werd als mogelijke trainer van Club Brugge? Bij blauw-zwart begon hij in 1974 aan zijn profcarrière nadat hij twee keer had getest. Eerst werd hij door de toenmalige trainer Leo Canjels teruggestuurd omdat hij te traag was. De tweede keer nam hulptrainer Mathieu Bollen het voor hem op. Niets liet vermoeden dat René tot zo’n sterke persoonlijkheid zou uitgroeien. Hij verbleef in die beginperiode bij een hospita, op een steenworp van het stadion. In het eerste interview dat we met hem maakten noemde hij zichzelf een verlegen jongen. Hij keek met ogen van bewondering en verwondering naar een voor hem nieuwe wereld. Bij dezelfde hospita woonde ook een andere Limburger in. Dat was Lei Clijsters. Die was al even timide. Ook dat zou later anders worden.
TEGEN DE LIMIET
Op intuïtie en intelligentie bouwde René Vandereycken een schitterende carrière uit. Bij Club Brugge, waar hij zeven jaar speelde, was René de verpersoonlijking van het soort voetbal dat Ernst Happel doceerde, maar ook een exponent van de ziel van blauw-zwart. Het was door de illustere Oostenrijker dat Vandereycken karakterieel helemaal veranderde. Bij hem moest je agressief zijn om overeind te blijven. Vandereycken maakte in zijn eerste jaar na drie competitiewedstrijden zijn intrede in de eerste ploeg van Club. Hij zat voor de thuismatch tegen Beveren aanvankelijk op de bank en was zo zenuwachtig dat hij gal moest overgeven. Een kwartier voor tijd mocht hij invallen. Drie weken later speelde Vandereycken op RWDM zijn eerste volledige competitiewedstrijd. En verdween nooit meer uit de ploeg.
Als verdedigende middenvelder stuurde René Vandereycken mee net spel. Aanvankelijk ging hij de ballen in het eigen strafschopgebied ophalen, later verlegde hij zijn actieterrein. Uit de sluiswachter groeide een dirigent. René was nog altijd niet snel, maar kon snel denken. Hij wist dat hij zo zijn gebrek aan snelheid moest camoufleren. Vandereycken verdiepte zich toen al in alle facetten van het voetbal, hij deed als het ware aan zelfstudie. Hij speelde heel sober, was nooit lang in balbezit en pakte zelden uit met een dribbeling. En ook al maakte hij met zijn uitstekend afstandsschot een paar spectaculaire doelpunten, Vandereycken wilde vooral zijn ploegmaats beter laten voetballen. Zo werd hij een van de hoekstenen bij Club Brugge waarmee hij vier keer kampioen zou worden. En onder Happel twee Europese finales speelde.
De invloed van de mythische trainer op de manier waarop Vandereycken zijn persoonlijkheid ontwikkelde is immens geweest. Door hem werd hij op het veld agressiever en begon hij tegenstanders te provoceren en te intimideren. Dat kwam irritant over en maakte van Vandereycken op een gegeven moment een gecontesteerde voetballer. Ook al vond hij zichzelf in een wedstrijd de rust in persoon die vaak tegen de limiet speelde om de tegenstander op te jagen.
Toch hadden ook zijn ploegmaats bij momenten moeite met zijn attitude. Vanderyecken lachte graag met anderen, hij had een aparte vorm van humor en vond dat er door dat onderling gekat en geplaag een sterke band ontstond. Maar sommigen ervaarden dat niet zo. Vooral ook omdat René er absoluut niet tegen kon als er met hem werd gelachen. Hij kon door zijn houding het bloed vanonder de nagels halen. Het is op training ontelbare keren gebeurd dat het niet veel scheelde of er werd gevochten. Soms mocht Vandereycken van Happel de kleedmaker niet binnen. Met Happel botste hij trouwens ook al eens en voerde felle discussies. Hij zei altijd wat hij dacht, compromissen waren er niet voor hem. Eén enkele keer mocht hij zelfs niet mee voor een vriendschappelijke match op AEK Athene. De hele ploeg wilde uit solidariteit thuisblijven, maar deed dat uiteindelijk niet. Dat nam Vandereycken zijn ploegmaats kwalijk, weken aan een stuk sprak hij niet met Julien Cools met wie hij altijd de kamer deelde. In een match tegen Berchem escaleerde dat op een dusdanige manier dat Vandereycken weigerde om een pass aan Cools te geven. Toen deed Cools een teken naar Happel die Vandereycken onmiddellijk verving. Later werd het wel uitgepraat. Na zeven seizoenen bij Club verhuisde Vandereycken naar Genoa. Vervolgens naar Anderlecht, Blau-Weiss Berlin en AA Gent.
GEEN ZELFVERHEERLIJKING
René Vandereycken was een winnaar. Op alle gebied. Als er een partijtje scrabble werd gespeeld, dan vond hij woorden uit om toch te kunnen winnen. Waarbij hij er telkens voor zorgde dat er geen woordenboek in de buurt lag. De dag voor een Europese verplaatsing was het de gewoonte dat de ploeg even de stad introk. Vandereycken ging niet mee. Iets zei hem dat hij dan beter rustte.
Hoe dominant Vandereycken op het veld ook was, achteraf zette hij zijn eigen inbreng zelden in de verf. Hij was nooit de meest opvallende speler, maar zijn waarde viel wel op toen hij niet meedeed. Hoe vaak hij ook de indruk gaf het evangelie te verkondigen, op zijn soms zangerig toontje, hij zou zichzelf als trainer nooit verheerlijken. Nu nog ergert hij zich aan trainers die in de media vertellen hoe ze een ploeg naar hun hand hebben gezet of een nederlaag afschuiven op de spelers. Of er zijn te veel kansen gemist of er zijn te veel fouten gemaakt. Vandereycken deed dat nooit. Vrienden prijzen zijn eerlijkheid en omschrijven hem als iemand die openstaat voor dialoog. Maar het moet allemaal wel gefundeerd zijn. Van cafépraat huivert hij. De interviews die hij als speler gaf waren een verrijking. Hij kwam dan verrassend uit de hoek. Zoals hij dat bijvoorbeeld tijdens de trainerscursus deed toen hij vroeg of iemand kon uitleggen wat aanvallend voetbal eigenlijk was. Hij kreeg geen antwoord.
EEN VORM VAN KUNST
René Vandereycken begon zijn trainerscarrière bij KAA Gent. Hij stond al gauw te boek als een koele analyticus. Zijn verdedigende denkbeelden bleven hem achtervolgen. Al zag hij dat anders. Voetbal, zo zei hij steeds, is niet uitgevonden om elkaar ruimte te geven. Maar om de eigen kwaliteiten zoveel mogelijk te laten renderen en die van de tegenstander zoveel mogelijk af te remmen. Goed georganiseerd verdedigen is volgens hem een vorm van kunst.
Is het door die reputatie die hij opbouwde dat Vandereycken nooit echt genoemd werd als mogelijke hoofdtrainer van Club Brugge? Terwijl blauw-zwart in het verleden vaak oud-spelers voor het trainerschap opviste: Henk Houwaart, Hugo Broos, René Verheyen, Jan Ceulemans, even Cedomir Janesvki, Georges Leekens, Ivan Leko, Philippe Clement en Carl Hoefkens, het is een mooi lijstje. Of spelen er in zijn geval andere dingen mee? Toen Vandereycken bij Anderlecht speelde en in een testwedstrijd voor de titel tegen Club Brugge rood kreeg maakte hij maakte hij een ongelukkig handgebaar. Hij wees met zijn hand naar de binnenzak van zijn shirt, insinuerend dat er geld mee gemoeid was. Dat kwam zwaar aan bij de bestuursleden van blauw-zwart.
Sinds hij in april 2009 ontslagen werd als bondscoach kwam Vandereycken als trainer niet meer aan de bak. Dat moet vreselijk aan hem knagen, al is hij te trots om dat te laten blijken. Thuis in het Limburgse Stevoort volgt Vandereycken het voetbal nog altijd op de voet. Interviews geeft hij amper nog, wel maakt hij geregeld, zoals tijdens het EK en na iedere competiewedstrijd, een column voor Het Nieuwsblad. Daarin laat hij zijn licht schijnen over de voetbalwereld. Ongezouten en onverbloemd. Maar wel goed doordacht. Zo was hij ook als voetballer. Een pose heeft René Vandereycken in zijn leven nooit aangenomen. Hij is perfect in balans