De leerling tegen de meester, kapitalisme tegen communisme, Oost tegen West
Vandaag, 25 november, is het precies 70 jaar geleden dat Engeland voor de eerste keer in eigen huis verloor van een team van het Europese continent. De Hongaarse ploeg, bijgenaamd de Magische Magyaren, legde op Wembley de thuisploeg met Stanley Matthews en Billy Wright over de knie: 3-6. De wedstrijd werd al in 1953 de ‘Match van de Eeuw’ genoemd en gehypet als de leerling tegen de meester, het communisme tegen het kapitalisme, Oost tegen West. De partij zou het voetbal voor altijd veranderen.
Het was nat en mistig in Londen. De ‘twin towers’ van het oude Wembley bleven zo goed als onzichtbaar. Het publiek maakte zich echter op voor een geweldige voetbalavond. De uitvinders van het spelletje zouden nog eens de puntjes op de i zetten. Dat de Hongaarse ploeg al 24 wedstrijden op rij ongeslagen was, kon het optimisme niet temperen.
De ontnuchtering volgde al een minuut na het eerste fluitsignaal van de Nederlandse scheidsrechter Leo Horn, toen Nandor Hidegkuti de score opende. Jackie Sewell maakte op het kwartier gelijk, maar nog voor het half uur had zowel Hidegkuti als Ferenc Puskas twee keer doelman Gill Merrick verslagen. Stan Mortensen milderde kort voor de pauze tot 2-4, maar na de rust vernederden Bozsik en nogmaals Hidegkuti de ploeg van de ‘Drie Leeuwen’ compleet. Alf Ramsey zette nog een strafschop om (3-6), maar Wembley was ontroostbaar.
De thuisploeg werd van het kastje naar de muur gespeeld. Dat maakt de verhouding van het aantal doelschoten nog duidelijker dan de eindstand: vijf voor Engeland, 35 voor Hongarije. De jongens van bondscoach Walter Winterbottom zagen ondanks de mist alle hoeken van Wembley Empire Stadium. Fysiek en tactisch waren ze de mindere van de Oost-Europeanen.
Engeland, de uitvinder van het voetbal, was blijven stilstaan en maakte kennis met het voetbal van de toekomst. Winterbottom liet zijn elftal opdraven in de zogenaamde WM-formatie, een tactisch systeem uit de jaren ’20 en ’30 van vorige eeuw. Spelers hadden een vast nummer naargelang hun positie en de tegenstanders wisten op die manier wie ze bij een aanval voor hun rekening moesten houden.
Voor Harry Johnston was dat het nummer 9: Nandor Hidegkuti. 9 was het rugnummer van de centervoor, de diepe spits, maar Hidegkuti liet zich voortdurend terugzakken op het middenveld. ‘Een hangende spits’, zou hij nu genoemd worden. De Magische Magyaren wisselden voortdurend van positie. Het was Totaalvoetbal ‘avant la lettre’. Het voetbal van de toekomst.
‘Een systeem om maximale verwarring te creëren’, zeiden de Hongaren. Johnston had geen idee wat hij moest doen: doordekken of zijn positie behouden? Hij koos voor doordekken en gaf zo veel ruimte in zijn rug weg. Waar Hidegkuti gul van profiteerde. Met een hattrick was hij de held van de avond.
Legerploeg
De Engelsen hadden in 1949 al eens een thuismatch verloren van Ierland, maar dat was een team van de Britse eilanden. Dat kon gebeuren. Maar een ploeg van het continent? Neen, daar had niemand rekening mee gehouden. Hongarije was nochtans in 1952 Olympisch kampioen geworden, maar dat was toen nog een toernooi voor amateurs. De Engelse profs mochten niet deelnemen.
Het was bij de finale van de Spelen in Helsinki dat Stanley Rous, toen de voorzitter van de Football Association en de latere voorzitter van de Fifa, zijn Hongaarse collega Sandor Barcs uitnodigde voor een duel in Londen. Hongarije was in 1949 deel geworden van het communistische blok en wilde tot iedere prijs gezichtsverlies op het voetbalveld vermijden. Teammanager Szebes overtuigde echter partijleider Janos Kadar om de uitnodiging te aanvaarden. Hij was overtuigd van winst.
Kadar en Szebes kenden mekaar al decennia. Ze hadden samen gevoetbald bij de jeugd. Het autoritaire regime was zich bewust van de macht van de sport. Szebes werd benoemd tot adjunct-minister van Sport en kreeg de opdracht een Europees topteam te vormen. Spelers van clubs uit de twee hoogste reeksen mochten niet meer naar het buitenland getransfereerd worden en de nationale ploeg kreeg absolute voorrang boven het clubvoetbal.
Szebes liet zich inspireren door Vittorio Pozzo, die in 1934 en 1938 met Italië wereldkampioen was geworden’, en Hugo Meisl, die in de jaren ’30 het Oostenrijkse Wunderteam had gebouwd. Beide bondscoaches stelden een kern samen met spelers van twee clubs. Pozzo met jongens van Juventus en Torino, Meisl van Rapid en Austria Wien.
De beste club van Hongarije was Ferencvaros, maar had historisch een rechtse achtergrond. Szebes verkoos MTK Boedapest (de club van de geheime politie) en Kispest, een kleine club die een nieuwe naam kreeg, Honved, en de ploeg van het leger werd. Als legerploeg hoefde Honved geen transfers te doen. Jonge talenten konden kiezen tussen voltijds voetballer worden of in uniform de grens gaan bewaken. Wie langer bleef kon carrière maken onder de wapens. Ferenc Puskas dankte er zijn bijnaam aan: de Galopperende Majoor.
Opstand
In mei 1950 werd van Oostenrijk verloren (5-3), maar dat was de enige nederlaag in vier jaar. Nog straffer: de Hongaren zouden tussen mei 1950 en februari 1956 slechts één keer verliezen: in de finale van het WK 1954 tegen West-Duitsland.
Een wedstrijd die het ‘Mirakel van Bern’ werd genoemd, omdat de Aranycsapat (Gouden Ploeg) geklopt werd. De Hongaren torenden boven iedereen uit in Zwitserland: 9-0 tegen Zuid-Korea, 8-3 tegen West-Duitsland, 4-2 in de kwartfinale tegen Brazilië en tegen Uruguay in de halve eindstrijd. De finale in Bern tegen de Mannschaft leek weer een makkie te worden: 2-0 na acht minuten. Zes minuten voor tijd zorgde Helmut Rahn voor dé verrassing van het WK: 3-2 voor de Duitsers. De 3-3 van Puskas werd vanwege dubieus buitenspel afgekeurd en de Hongaren troffen twee keer het doelhout. Puskas was niet honderd procent fit, nadat hij in het eerste duel tussen beide ploegen uit het veld was geschopt door Werner Liebrich. In de Duitse kleedkamer werden achteraf naalden gevonden en een verhaal van doping zong rond in de voetbalwereld.
Het thuisfront was woedend en de ploeg kreeg geen toelating om naar Boedapest te komen. Om veiligheidsredenen werd de selectie naar het trainingskamp in Tata gebracht. Na het WK volgde weer een reeks van 18 matchen zonder nederlaag. Tot de Russische tanks in oktober 1956 door de straten van Boedapest rolden. De internationals waren op reis toen de Hongaarse Opstand begon. Honved speelde een Europese wedstrijd in Bilbao en MTK had snel een reeks oefenpotjes in Oostenrijk gepland. Nagenoeg alle internationals bleven in het buitenland en veranderden van nationaliteit. De Aranycsapat hield op te bestaan.
De Engelsen hadden in 1953 hun lesje geleerd en pasten hun trainingsmethodes aan. In 1966 werd Engeland met Alf Ramsey als bondscoach wereldkampioen.