woensdag, november 13

Standard 125 jaar: Rouches op Sclessin, tussen Maas & Mijn Club Brugge – Standard 2-3, 4 april 1971: de beste volgens Wilfried Van Moer

Pinterest LinkedIn Tumblr +

 

Zondag staat de klapper tussen Club Brugge en Standard op het programma. Blauw & Zwart meets Le Rouge & Blanc. Standard viert dit seizoen de 125 ste verjaardag. In de jaren 1957 tot 1972 beleefde de van oorsprong katholieke club met een licht ontvlambare socialistische achterban haar beste periode. De trots van Luikse koolputters en staalarbeiders vocht toen – vaak letterlijk op het veld – een harde strijd uit met Anderlecht om de nummer één plek in de Belgische competitie. Tussen 1968 en 1971 voltooiden de Rouches haar enige titeltrilogie. Dat gebeurde na de komst van Gouden Schoen én architect Wilfried Van Moer. In het seizoen 1970-’71 won Standard het kampioenschap met één punt voorsprong op Club Brugge: 47 versus 46 op 60 eenheden in het tweepuntensysteem. Een bijzonder hoog aantal dus. Standard beslechtte de titel op het veld van Club – toen nog De Klokke – met een 2-3 zege. Ik zocht Wilfried Van Moer in de herfst van 2019 bij hem thuis in Zonhoven op. Terugblikkend noemde hij dit de beste match uit zijn carrière.

Wilfried Van Moer: ‘Standard zit in mij. Ons stappatroon kostte ons minstens twee titels.’

 

Nooit liep De Klokke voller dan die dag. Club Brugge maakte zich op voor de machtsgreep op speeldag 24. Meer dan 22.000 toeschouwers, terwijl de capaciteit officieel 18.000 bedroeg. Het publiek kroop tot op de tribunedaken en tot hoog in de lichtmasten. Hamvraag: gingen de Rouches door naar hun derde landstitel op rij of keerde blauwzwart het tij voor de eerste viering sinds…1920. Na twaalf minuten kolkte De Klokke over: 2-0. Standard leek een vogel voor de kat maar van dan af pakte spelmaker Wilfried Van Moer de match in handen: ‘Tijdens ons derde kampioenenjaar werden we bijzonder op de korrel genomen door Club Brugge. Dat had Anderlecht vervangen als voornaamste uitdager. We kregen het even bijzonder warm toen Club plots met 2-0 leidde. Zeven minuten later lepelde ik vanop dertig meter de bal in de bovenhoek. Dat betekende voor ons de ommekeer want als je met 2-0 achterstand de pauze in gaat, dan speelt door de koppetjes: ‘Wat wordt dat hier?’ Tijdens een spectaculaire tweede helft keerden we de stand nog om: van 2-1 naar 2-3. Mijn vrouw zat op de hoofdtribune en sprong juichend omhoog bij de 2-2 maar werd door de Brugse fans hardhandig naar beneden geduwd. Ze durfde niet meer bewegen. Na de match heerste echte euforie in de kleedkamer. Die werd nog versterkt door de komst van voorzitter Roger Petit. Hij schonk ons een dubbele premie. Iedereen vreesde hem. Hij gedroeg zich bijzonder autoritair, behaalde een universitair diploma, sprak zelfs Nederlands maar vertikte dat toch. Wie bij hem op zijn bureau werd geroepen, betrad de kamer met bibberende knieën. Zat je te lang in de stad, dan wist hij dat en smeerde hij je een boete aan en dan hielden we ons een tijdje gedeisd. In zekere zin had hij geen ongelijk want ons ‘stappatroon’ kostte ons minstens twee landstitels. We wonnen drie kampioenschappen na elkaar, van 1969 tot 1971. Een hele sterke ploeg. Met de doelmannen van de nationale ploeg, eerst Jean Nicolay en dan Christian Piot.  En verder de verdedigers Jeck, Beurlet, Dewalque en Thissen. Standard bezat de beste defensie van het land. In het middenveld was ik omringd door Pilot en Depireux en vooraan speelden Semmeling en afwisselend de buitenlandse spitsen Kostedde, Galic, Nagy en Takac. Er zaten mannen tussen die niet voor hun sport leefden en na de training gingen pintelieren. Stapjes in de wereld zetten zijn leuk, maar eigenlijk gedroegen we ons niet als profvoetballers. We verdienden deftig onze kost, maar de Luikse mentaliteit speelde ons parten. We vermengden ons in het begin van de week met de fans in de kroegen. Dat gaf wel als voordeel dat het de groepsgeest stimuleerde. De cafés zaten altijd vol. De mensen die Sclessin bezochten, waren staalarbeiders en mijnwerkers. Ze hadden niets anders dan het voetbal. Standard was echt de club van het werkvolk. Mijn relatie met die mensen zat van in het begin goed. Ik arriveerde er vanuit Antwerpen in 1968 en won er twee Gouden Schoenen. Ik sprak aanvankelijk geen woord Frans maar voelde me thuis bij de Waalse mentaliteit. Die is anders dan de Vlaamse. Als het slecht ging, braken ze de boel af. Dat wist je meteen bij hen. Geen franjes. Gedacht is gedacht. Zo was ik ook. Ik voelde me gelukkig op Sclessin. Standard zit in mij. Het is een gevoel. Tot vandaag. Zeker tegen Anderlecht. Als ze dan durven verliezen, dan draai ik het beeld uit. De mythe Standard startte bij Roger Claessen. Ze werd verhevigd door onze successen maar de generatie van Axel Witsel schat ik in als de beste. En ondanks de fantastische Europese topavonden voor meer dan 35.000 rode fans tegen onder meer Real Madrid, Leeds United, Internazionale Milaan, CSKA Moskou en Feyenoord Rotterdam legde ik mijn allerbeste prestatie tijdens mijn zeven seizoenen bij ‘les rouges et blancs’ dus op de mat bij de 2-3 zege op de Klokke tegen Club Brugge in 1971.’

 

Share.

About Author

Raf Willems (1960) noemt zichzelf voetbalschrijver met een boekenkast. Hij is uitgever en auteur van meer dan 40 boeken over ‘voetbal met een knipoog naar geschiedenis & samenleving’ en schreef voor het Nederlandse weekblad Voetbal International (1995-2000), de krant NRC Handelsblad (2001-2006) en de website Stichting meer dan Voetbal (2008-20014). Sinds 2014 Initiatiefnemer van voetbaldenktank & onlineplatform De Witte Duivel.

Leave A Reply