Op 11 oktober 1970 ontwaakte mijn voetbalbewustzijn echt. Ik was toen tussen tien en elf jaar en in 1968 ontstond mijn sympathie voor Club Brugge, dat toen de Beker van België had gewonnen. Maar ik begreep nog niet echt wat dat betekende. Dat veranderde op 11 oktober 1970 toen ik naar het radioverslag van Club Brugge – Anderlecht luisterde. De wedstrijd eindigde in 4-0. Johny Thio scoorde drie keer en werd meteen mijn held.
Op elke 11 oktober denk ik even terug aan Johny, net als voor elke partij tegen Anderlecht. Dan dwalen mijn gedachten altijd even naar Johny af. In de hoop dat het opnieuw zou geschieden, die 4-0 maar een hattrick in een thuismatch? Neen, liever niet want ik gun Johny ter zake de eeuwige legende. In de aanloop naar de klassieker van 23 oktober schrijf ik deze ode aan Johny Thio op zijn dag. Ze verscheen in mijn boek ‘Hand in hand voor blauw & zwart. Clubliefde van Raoul tot Rafa.’
Johny Thio (2/9/1944 – 4/8/2008), laat hem zijn eigen gang maar gaan
Club Brugge – Anderlecht 4-0, 11 oktober 1970
Scoreverloop: 3, 38, 49 (1-0, 2-0, 3-0) Thio, 55 (4-0) Lambert
Johny Thio, Johny Thio, Johny, Johny, Johny Thio!
Wat te denken van Johny? Geen speler werd hartstochtelijker toegezongen door duizenden Kopkelen in het oude stadion De Klokke dan hij. Ik schreeuwde uit volle borst mee in die 88 ste minuut op 4 februari 1973: Lierse SK – Club Brugge, het was de eerste keer dat ik mezelf in de blauwzwarte massa onderdompelde. Toen, in die 88 ste minuut dus, legde hij zijn kwaliteit op de mat. Hij borstelde een hoekschop rechtstreeks binnen. Een bibberend Club boog de achterstand van 1-0 tegen Lierse om in 1-2 winst. Dat durfde alleen hij, Johny: het risico nemen op het ogenblik dat de tijd dit rijp achtte. En het lot afdwingen met een zelf uitgevonden stukje lefgozerij, als gevolg van uren persoonlijke oefening: een cornercurve, strak en effectvol tot in de uiterste hoek. De landstitel, de eerste sinds 1920, kwam weer een stapje dichterbij.
Even een open deur intrappen over Johny: Raoul en Jan – en wat mij betreft ook Birger – zijn de historische blauwzwarte boegbeelden geweest. Niemand trekt dit ooit in twijfel. Maar wat doen we dan met Johny? Een van Clubs culthelden voor de eeuwigheid. Het idool van de Klokke, springend, jumpend, feestend bij goals. Altijd in voor een geintje, een grol in de media, op de foto met de fans. En op de beruchte avonden voor loltrappers vol leut aan de Carlsberg, zo corrigeerde hij dan zelf de ondankbare supporters die hem nadien bij een mindere actie spottend ‘Johny Tuborg’ noemden.
Ten onrechte, stuur ik hier een beetje bij. Zijn ze er echt zo vaak geweest, die mindere acties? Ik geloof het niet. Ik zie nog steeds voor mij: de hakjes, de zweefvluchten, de overstapjes en snedige sprints. Johny Thio, de jongen zonder moeder – hij verloor haar op zijn dertiende – zocht en vond zijn weg op het veld. Van diamantbewerker tot profvoetballer, van het briljanten niveau. Hij deed als ouderwetse rechtsbuiten de lijn, zowel op snelheid als met de bal aan de voet.
Fluwelen traptechniek met krullende ballen in de loop van Lambert. Maar vooral veel eigen goals: 126 in 345 matchen. Waarvan drie in de fenomenale 4-0 tegen het Anderlecht van Paul Van Himst en Jan Mulder in 1970. Het was mijn eerste kennismaking met hem via de radio.
Clubs ‘magnificent seven’ sprong vaak in de bres voor ploegmaats en hij liet zich ook al eens goedgelovig vangen aan oplichtende types. ‘Ik zie de mensen graag, ik ben een mensenzot.’ Het was één van zijn gezegdes. Hij bleef tot het einde van zijn leven met zijn carrière worstelen. Het afscheid, na een ruzie met coach Ernst Happel, had hem pijnlijk getroffen: ‘Het heeft me in mijn binnenste gebroken.’ En hij gaf toe dat hij zat te wenen in zijn wagen als hij naar de Europese avonden van Club luisterde. Omdat hij er niet meer bij was, terwijl hij dat een onrechtvaardigheid vond. Niet zo fraai van Happel. Had dat ene jaartje meer echt niet gekund? Ik gunde hem graag enkele Europese invalbeurten.
Tijdens een ontmoeting op de jaarlijkse dag van voormalige Clubspelers in februari 2008 verdedigde hij vol vuur het blauwzwarte aanvallende voetbal van de magische driehoek Thio-Carteus-Lambert uit de periode 1965-1974 op de Klokke. Vijf keer vice-kampioen, twee keer bekerwinnaar. Tegelijk lag het hem nog steeds zwaar op de maag dat hij slechts achttien keer het shirt van de Rode Duivels heeft mogen aantrekken. Het was zijn heilige overtuiging dat de toenmalige bondscoach Raymond Goethals hem barreerde, ten voordele van de minder getalenteerde Standardspeler Leon Semmeling. Johny had twee keer het gelijk aan zijn kant.
‘Laat me, laat me, laat me mijn eigen gang maar gaan’, zong Ramses Shaffy. Het lied werd zeer toepasselijk aan Johny opgedragen tijdens zijn uitvaartplechtigheid. Hij overleed op 4 augustus 2008 onverwacht aan een hartaderbreuk. Hij bewandelde zijn eigen bizarre pad naast het veld en ging heen met de hem kenmerkende onverwachte beweging.
Met hem verdween één van de authentiekste deeltjes blauw en zwart. Ironie van de geschiedenis. Johny was de individualist die als het aanvoerder het collectief ingestelde Club Brugge naar de landstitel van 1973 leidde. Met dank aan die magistrale hoekschop-in-één-tijd op Lierse, zijn handelsmerk. Laten we de song nooit vergeten en hem af en toe nog eens opnieuw inzetten: Johny Thio, Johny Thio, Johny, Johny, Johny Thio.
En zeker op elke 11 oktober, in de herinnering aan de magische 4-0 van 1970.
Raf Willems
6 reacties
Pingback: Microdose magic mushroom Michigan
Pingback: buy viagra online
Pingback: learn the facts here now
Pingback: cardetaling
Pingback: https://dongythaytoan.org
Pingback: over at this website