‘Fucking pussy’s’ zijn het volgens Noa Lang, zijn medespelers van Club Brugge. ‘Er zit geen winnaarsmentaliteit in het team, het is daar toxisch.’ De minachting spat er vanaf bij de hoofdrolspeler in de vierdelige docuserie Lastpak op streamingsdienst Prime Video. De opnamen dateren grotendeels uit het vorig seizoen, het laatste van zijn drie jaar in België. De hunkering naar een breuk met Club Brugge is voortdurend tastbaar.
Noa Lang speelt inmiddels bij PSV, althans als hij niet geblesseerd is. Sinds eind januari wordt Lang al voor de vierde keer dit seizoen geplaagd door een hamstringblessure. Daarom ontbreekt hij woensdag ook in de return in de Champions League tussen Borussia Dortmund en PSV.
In de Nederlandse Eredivisie doet de afwezigheid van Noa Lang PSV geen schade. Na een opwindende start wordt over hem nog nauwelijks gesproken. Wat hij allemaal uitkraamt in de docuserie, en wat dit binnen PSV losmaakt, is opmerkelijk genoeg geen thema in de Nederland. ‘Ik kan nu zeggen dat Luuk de Jong niet meer het meest verdient bij PSV’, zegt hij met een duivelse grijns als zijn transfer naar PSV dan toch een eind heeft gemaakt aan zijn Brugse jaren.
‘MIJN BALLETJES’
‘Één jaar PSV, max twee jaar, en dan weg, naar de Europese top, want daar gaan we eindigen’, kondigt Noa Lang aan. PSV kan zich alvast voorbereiden op een soortgelijke uitbarsting als in Brugge. ‘Ik word hier para (straattaal voor gek). Ze spelen met mijn balletjes. Ze willen me op een vieze Belgische manier testen. Brugge hoopt op grotere clubs, op een hoger bod’, klaagt Noa Lang als de besprekingen met PSV hem te lang duren.
Een grotere club, een hoger bod blijft uit. Noa Lang en Club Brugge moeten noodgedwongen dealen met PSV. Een moeizaam laatste jaar ligt achter de rug. Hij wordt uit het basiselftal gezet en moet zijn ego wegcijferen om zijn eigen glazen niet in te gooien. Zelf zegt hij het zo: ‘Ik ben toch iemand die z’n team twee jaar achter elkaar kampioen heeft gemaakt, die dan toch meer respect heeft verdiend. Ik moest m’n trots wel aan de kant zetten, want ik wilde met Nederland naar het WK in Qatar. Daarom móest ik spelen.’
‘Hij heeft Iedereen de mond gesnoerd, al die Belgische idioten. Noa voelt dat hem onrecht is aangedaan in de jaren dat hij in België heeft gezeten’, voegt zijn vader toe aan het beeld dat zich van Noa Lang in Lastpak voltrekt.
VOETVEEG
In de zomer wordt hij 25 jaar, Noa Lang, kind van een Surinaamse vader en een Hollandse moeder. Hij is een lieve vader voor zijn stiefdochtertje en maakt een ontroerende indruk bij de geboorte van zijn zoontje. Zijn vriendin is soms een voetveeg, bijvoorbeeld als zijn voetbalschoenen belangrijker zijn dan de aandacht die zij vraagt.
‘Ik wil geen honing van het huismerk van Albert Heijn, ’n huismerk smaakt naar armoe’, gilt hij tegen zijn vriendin. ‘Een profvoetballer die piepschuim moet opruimen, dat is toch niet serieus’, knort hij bij het opruimen van rootzooi op de inrit voor de bungalow in Knokke, in de plaats waar je volgens zijn vriendin ’nog niet dood wilt worden gevonden.’
‘YOUR HATE MAKES ME STRONGER’’
Noa Lang laat zich in de docuserie zien als de profvoetballer voor wie een leven lang alles opzij moet voor een carrière die miljoenen euro’s belooft. Vanaf zijn jeugd al, eerst bij Feyenoord, daarna bij Ajax. Op zijn zevende al toont zijn telefoonprofiel als levensmotto: Your hate makes me stronger. Als tienjarige roept hij met een tasje van Gucci en lopend op UGS bedenkingen op; in de kleedkamer, bij de ouders van zijn teamgenoten. Zo wil Noa Lang laten zien hoe anders hij is en zich daarom niets wil aantrekken van het oordeel van anderen. ‘Ik wil geen Harrie zijn met het shirt in de broek en sokken tot onder de knie.’
Wat zijn medespelers bij Club Brugge van deze collega vinden, komt niet aan bod. Of de waarschuwing van Joost Leenders, zijn mental coach, iets uithaalt, blijft eveneens verborgen. ‘Besef wat jouw houding doet met de jongens om je heen. Je bent niet de allerbeste als je je irriteert’, houdt Leenders hem voor. Het lijkt een advies dat wegwaait in de wind.
Noa Lang klampt zich liever vast aan het applaus dat hij oogst, aan de miljoenen die clubs voor hem betalen: ‘De meeste mensen hebben ’n bloedhekel aan mij, dat vind ik niet erg. De mensen komen naar het stadion voor persoonlijkheden als ik. Mensen als ik maken het voetbal aantrekkelijk.’