Vier decennia na zijn actieve voetbalcarrière is Julien – ‘Jules’ – Verriest nog altijd (veruit) de populairste van alle Cerclisten. Elke thuismatch zit hij in de tribune, is hij makkelijk aanspreekbaar, vriendelijk en bescheiden, maar wel – en eigenlijk precies daardoor – ‘God in Brugge’. Want Juultje Verriest, dat ís Cercle. En omgekeerd. Bijna 500 officiële matchen speelt hij voor de groenzwarten, een absoluut record. Hij is de eerste voetballer die van de stad Brugge de Trofee voor Sportverdienste krijgt en in 2000 verkiezen de Cercle-supporters hem zelfs tot ‘Speler van de Eeuw’.
Wonderdoktoor Braems
Verriest wordt in 1965, op zijn negentiende, vanuit de Cercle-jeugd in de basis gedropt en zal daar zestien seizoenen lang zijn vaste stek hebben. Ook als de vereniging, een jaar na zijn debuut, door een vermeend omkoopschandaal, van eerste naar derde tuimelt. Elk jong talent dat van het hoogste niveau heeft geproefd, zou dan meteen elders onderdak zoeken. Maar niet Jules Verriest. Je bent lid van een team en je blijft daar. En zijn team, dat is Cercle.
Groen-zwart wil in vijf jaar tijd terug naar eerste klasse. Als ‘wonderdoktoor’ wordt Urbain Braems aangetrokken. De trainer bouwt aan een elftal dat verfrissend voetbal brengt en initiatief neemt, met snelle en technisch sterke verdedigers op beide flanken. Op rechts heeft hij al John Bogaert, middenvelder Verriest schoolt hij om tot linksachter, helemaal naar het voorbeeld van Terry Cooper, de legendarische speler van Leeds United die het systeem van oprukkende vleugelback introduceert. Verriest heeft werkkracht, doorzicht, lef en weegt op elke tegenstrever door alsmaar weer de flank af te dweilen en mee in de aanval te trekken. Hij zal uitgroeien tot één van de beste linksbacks van het land.
Working class hero
Als Cercle in 1971 weer naar de hoogste afdeling promoveert, staat Verriest dan ook bij veel ploegen op het verlanglijstje. Niet in het minst bij Anderlecht. Maar hoe hard de paarswitten jaar na jaar ook aandringen, ‘Juultje’ moet van geen transfer weten – ook al kan hij er tien keer méér verdienen. Liever dan in een onzeker avontuur te stappen, verkiest hij dicht bij huis te sjotten én een vaste job bij Ebes (nu Engie Electrabel). Zo wordt hij, in het ontluikende professionalisme van de jaren 1970, de laatste arbeider-voetballer of ‘working class hero’ van de Belgische eerste klasse.
Cercle doet het goed dat eerste jaar weer in eerste. Het eindigt vijfde, na thuiszeges tegen o.a. Anderlecht (2-0) en Club Brugge (1-0). Het daaropvolgende seizoen schenkt Han Grijzenhout, de nieuwe trainer, Verriest de aanvoerdersband. Hij is nu eenmaal hét boegbeeld van de ploeg geworden, het soort voetballer uit de oude doos die techniek en wilskracht koppelt aan een no-nonsensehouding en als onvoorwaardelijke toeverlaat optreedt voor zowel zijn ploeggenoten, supporters als bestuursleden.
De ziel van Cercle
Na Anderlecht komt ook Club Brugge bij Jules Verriest aanbellen, koortsachtig op zoek naar een linksachter, maar andermaal legt hij zonder verpinken een lucratieve aanbieding naast zich neer. Hij blijft Cercle, zijn Cercle trouw. Mede daardoor allicht zal hij nooit voor de Rode Duivels worden geselecteerd. Het zal Verriest een zorg wezen. “De ziel van Cercle, die kun je nooit bij een topclub aantreffen”, zo beweert hij nog altijd, ver weg van alle pronkzucht en patserigheid, precies zoals het bij het bescheiden en authentiek gebleven Cercle past. “Geloof me: Cercle is een levenswijze, een levensovertuiging.”