In dit boek neemt de woordvoerder van de Rode Duivels en voormalig verslaggever Stefan Van Loock u mee op zijn reizen naar 66 mythische Europese voetbaltempels. Elke week 28leidt Stefan u rond door de catacomben en het verleden van een voetbalpaleis waar daags nadien een belangrijke wedstrijd gespeeld wordt.
Deel drie: Het Jan Breydelstadion vormt vanavond het decor voor de Brugse derby Cercle tegen Club. Karakterschets van een betonnen mastodont en zijn bespelers
Jan Breydelstadion, Club en Cercle Brugge (29.472 plaatsen)
Arena van uitersten
Terwijl het populaire Club Brugge er volk moet weigeren zijn de buren van Cercle al blij als het stadion voor een kwart is gevuld. Maar na 45 jaar dienst is de stijlloze betonnen mastodont ingehaald door de tijd.
Ik heb het zelf niet bijgehouden maar het Brugse Jan Breydelstadion is allicht het stadion waar ik tussen 1990 en 2010 beroepshalve het vaakst ben geweest. Uitverkocht en zinderend bij thuiswedstrijden van volksclub Club Brugge, vaak akelig leeg als middenstandsclub Cercle Brugge de gastheer is.
Van bij de afslag Brugge op de autoweg kan je al merken wie er thuis speelt. Vlot verkeer als het Cercle is, stapvoets verkeer als Club speelt. Het stadion is op z’n mooist op zondagmiddag als de zon pal op de Oosttribune schijnt. Al zitten ze daar dan wel een hele wedstrijd lang met de handen voor de ogen.
Ik herinner mij een wedstrijd waarbij ik zelf op deze tribune zat. Het was zelfs als mijn allereerste op Olympia, als ik het me goed herinner. Het was in de periode voor ik verslaggever werd en met een vriend geregeld een wedstrijd als neutrale fan bijwoonde. Het was een zonovergoten namiddag in september 1980.
Staande ovatie voor Simon Tahamata
Het Happel-tijdperk is afgesloten. Club is met Han Grijzenhout aan een nieuw tijdperk begonnen en had enkele maanden ervoor een nieuwe titel aan z’n palmares toegevoegd. De verwachtingen bij het Brugse publiek zijn hoog gespannen. Zeker wanneer op de derde speeldag Standard op bezoek komt met zijn nieuwe trainer … Ernst Happel. Het stadion is zo goed als uitverkocht. Alexis Ponnet, ’s lands nummer één, is de scheidsrechter. Op de lage staantribunes aan de korte zijde zitten de fans op elkaar gepakt. Die van Standard in de Zuidtribune, de thuisaanhang in de Noordtribune, de kant van Sint-Andries, de thuisparochie van Club.
Een speler trekt alle aandacht naar zich toe: Simon Tahamata van Standard. De kleine Amsterdamse Molukker speelt die middag een wereldpartij. Anderhalf uur lang is hij een gesel voor de ervaren Brugse verdediging. Hij strooit met assists en maakt zelf twee doelpunten. Standard vernedert Club met 1-7. Het thuispubliek, gefrustreerd vanwege het falen van zijn eigen ploeg, geeft Tahamata een staande ovatie. Het werd een zeldzame afgang voor Club Brugge op Olympia waar het sinds 1975 onder dak is.
Financiële problemen
Het was toenmalig burgemeester Michel Van Maele – op dat moment ook de sterke man bij Club Brugge – die de nieuwe voetbaltempel liet bouwen. Club Brugge verkeerde in financiële problemen nadat het te veel geld had gespendeerd aan de transfers van de Nederlanders Ruud Geels, Henk Houwaart, Rob Rensenbrink en Wietse Veenstra. Zelfs de behoorlijke recettes in het voormalige stadion ‘De Klokke’ wogen daar niet tegen op.
Daarbij was het stadion aan de Torhoutsesteenweg met zijn 18.000 plaatsen door de grote toeloop te klein zodat een verhuis zich opdrong en Club zijn vertrouwde stadion, waar het sinds 1912 actief was, ruilde voor een nieuwe thuishaven in de zuidelijke stadsrand.
De bouwplannen kwamen het ook al financieel noodlijdende Cercle niet ongelegen. De ‘vereniging’ vertrok uit zijn vertrouwde Edgard Desmetstadion en nam samen met Club zijn intrek in het nieuwe Olympiastadion. Een stijlloze mastodont van beton en staal met 32.000 plaatsen. Enkel de vier lichtmasten van de Klokke verhuisden mee.
Boudewijn en Fabiola
Cercle mocht het stadion op de eerste speeldag van het seizoen 1975-1976 inspelen, maar de kennismaking verliep niet zoals verwacht: 1-2 verlies tegen AS Oostende.
Het aartslelijke maar intimiderende stadion inspireerde aanvankelijk ook Club Brugge niet dat zijn eerste wedstrijd ook verloor (1-2 tegen RWDM) en er pas na negen speeldagen zijn draai vond. Blauwzwart nam de leiding en stond die koppositie nier meer af. Op 16 mei 1976 vierde Club er na een 4-2 zege tegen Beerschot zijn eerste landstitel onder het toeziend oog van het toenmalige Koningspaar Boudewijn en Fabiola.
Van dan af werd de nieuwe arena een onneembare vesting. Grote Europese clubs gingen er op magische Europese avonden ten onder. Zelfs wie thuis met ruim verschil had gewonnen, kwam berooid terug van een bezoek aan Olympia.
Derbyvernedering
De prestaties van Cercle waren bescheidener van aard, ook in de onderlinge confrontaties met zijn huisgenoot. Zo moest Cercle dertien jaar wachten op zijn eerste derbywinst op Olympia. Die kwam er pas op 20 november 1988 toen Cercle met 3-1 zegevierde na twee goals van Bwalya Kalusha en één van Josip Weber. Luc Beyens scoorde voor Club.
Twee jaar voordien speelden beide clubs er zelfs de bekerfinale. 28.000 toeschouwers zakten zaterdagavond 3 mei 1986 af naar Sint-Andries. Jean-Pierre Papin bracht Club al vroeg op voorsprong en zette diep in de tweede helft ook nog een strafschop om. Cercle was die avond geen maat voor zijn buur en kort vóór affluiten legde Willy Wellens de 3-0 eindstand vast.
De absolute derbyvernedering viel Cercle vier jaar later te beurt toen het op de koude zondagmiddag van 27 januari 1990 met maar liefst 10-0 de boot inging. “Nochtans werd Cercle niet weggespeeld”, herinnert ex-international Franky Van der Elst zich lang nadien nog. “Coach Georges Leekens, die aan z’n eerste seizoen als coach bij Club bezig was en een verleden als Cercle-trainer had, vond het vervelend dat we zo bleven doorgaan maar de goals vielen als vanzelf”, aldus Franky.
Koude tribunes, warme ontvangst
Hoe warm ik de ontvangst bij Cercle steeds mocht ervaren, toch leek het er altijd koud. De tribune aan de overzijde was doorgaans leeg en in de vaak halflege hoofdtribune had de koele zeewind vrij spel. Op een midweekavond putje winter, toen Cercle het in de beker tegen Standard opnam, was het er zelfs zo koud dat de collega’s van de schrijvende pers met hun computer naar binnen vluchtten om hun toestel tegen de vrieskou te beschermen. Het vroor acht graden maar de gevoelstemperatuur was min twaalf. Als TV-commentator was ik helaas verplicht om op mijn plaats te blijven zitten. De perszaal bevond zich toen nog vlak achter de persbanken. Handig om op koude matchdagen bij de rust snel aan een kop warme koffie en een broodje te komen.
Sinds de perszaal naar de Zuidtribune verhuisde, loonde het niet langer de moeite om tijdens de pauze een koffie te gaan drinken. Zodra je binnen was, was het al meteen tijd om weer terug te keren.