vrijdag, april 19

Asterix en de Scousers

Pinterest LinkedIn Tumblr +

De voorbije 28 jaar had zowat iedere voetbalploeg van enige allure al wel eens de Engelse Premier League gewonnen. Iedere voetbalploeg van enige allure? Nee, de supporters van één traditionele voetbal-nederzetting bleven lange tijd mistroostig verscholen in het struikgewas: die van Liverpool FC.

Of de Scouse-troepen nu aangevoerd werden door een ingehuurde leider uit Scotia, Albion, Francia, Hispania of Ulster, op het einde van iedere strooptocht klonk telkens weer de kreet: “Bij Toutatis, we zitten zonder toverdrank!”
En toen dook er plots een Aleman op…

De jaren in het struikgewas…

… begonnen in 1991 met de aanstelling van Graeme Souness als manager. De Schot, als speler hoogstwaarschijnlijk in de top 3 aller tijden van Liverpools beste middenvelders, bleek in zijn koppigheid om steengoede spelers — zeg maar echte goden als Houghton, Beardsley en McMahon — te verkopen en te vervangen door gewone stervelingen, even onverzettelijk als hij in zijn gloriejaren op de groene mat was. Als de namen Paul Stewart, Julian Dicks en Nigel Clough u weinig of niets zeggen, kunnen we u dat niet kwalijk nemen.

Onder Souness’ leiding eindigde Liverpool twee maal zesde en in 1994 zelfs pas achtste, al had hij dat jaar in januari al wel ontslag genomen na een thuisnederlaag in de FA Cup tegen Bristol City. Voor de overgrote meerderheid van de fans kwam dat ontslag trouwens omzeggens twee jaar te laat, want in 1992 had hij het verhaal van zijn hartoperatie verkocht aan rioolkrant The S*n. Dat excuus voor een gazet was sinds 19 april 1989, de dag waarop het schabouwelijke leugens en laster over Liverpool-supporters en het Hillsborough-drama op zijn voorpagina plaatste, “gazzetta non grata” in Liverpool.

The Nearly Men

Spice Boys (1994–1998)

De uiterst sympathieke Roy Evans had één groot nadeel: hij was te sympathiek. Onder Bill Shankly begonnen als coach, bleef hij de rol van hulp- of jeugdtrainer vervullen tot hij in 1994 de eindverantwoordelijke werd. Hulptrainers heb je in twee soorten: er is de onverbiddelijke, met de regelmaat van een klok snauwende bulldog die de spelers scherp houdt en er is de meer ingetogen brave nonkel bij wie de spelers altijd terecht kunnen als ze bij de trainer zelf geen gehoor vinden.

Hoewel Roy Evans blijkbaar wel van zich kon afbijten, staat hij toch geboekstaafd als de minzame goedzak, die de Reds opnieuw fantastisch deed voetballen — in zijn geliefkoosde 3–5–2 formatie was het pass-and-move van de bovenste plank — maar de discipline was vaak ook ver te zoeken. Sommige spelers waren meer bezig met hun uiterlijk of hun carrière als model op de catwalks van Milaan (David James); toen in 1996 de Cup Final verloren werd (tegen Man United dan nog) nadat de spelers voor de match het veld hadden geïnspecteerd in witte Armani-kostuums, werd Roy vriendelijk verzocht zich naar de uitgang te begeven.

Allez allez, Gérard Houllier (1998–2004)

Het is te zeggen: de clubleiding besloot om Roy Evans te laten bijstaan door een erudiete Fransman die ook oog had voor een ijzeren discipline en een mateloos respect voor de afgesproken tactiek. Entrez, Monsieur Houllier. Al snel bleek dat een duobaan niet meteen de beste optie was en Roy hield de eer aan zichzelf.

Eerste werk voor Houllier: Evans’ Emmentaler achterin vervangen door een kaas zonder gaten. Voor al bij al een habbekrats werden Sami Hyypiä (Willem II, £2,6 miljoen) en Stéphane Henchoz (Blackburn, £3,5 miljoen) naar Anfield gehaald, waar ze samen met Markus Babbel en eigen jeugdproduct Jamie Carragher een uiterst solide achterhoede vormden, die ervoor zorgde dat “de nul houden” opnieuw redelijk vanzelfsprekend werd.

De link tussen de verdediging en een aantal jonge talenten van eigen bodem (luisterend naar namen als Steven Gerrard, Michael Owen, Robbie Fowler, Emile Heskey en Danny Murphy) werd gelegd door een speler die sluwer was dan alle verpersoonlijkingen van Reynaert de Vos samen: Gary McAllister.

Houlliers team werd achtereenvolgens vierde, derde en tweede in de Premier League en vooral toen in 2001 een “treble of cups” werd gehaald (League en FA Cup + UEFA Cup, die onvergetelijke finale tegen Alavés in Dortmund), leefden de supporters opnieuw in een staat van ongebreideld optimisme dat de titel haalbaar was.

Helaas pindakaas. Door aankopen als El-Hadji Diouf en Salif Diao, gehaald op basis van twee goeie wedstrijden met Senegal op het WK 2002, ging niet alleen het spelpeil maar ook de interne sfeer er zienderogen op achteruit. Geen wonder dat ook de competitie een steeds groter obstakel werd. Liverpool werd opnieuw eens vijfde en vierde — en toen het in de Champions League tot twee maal toe voetballes kreeg van Valencia, ging de Board of Directors over tot actie. De architect van het Valenciaanse succes, Rafa Benítez, werd naar Anfield gehaald.

Don Rafa (2004–2010)

Ook al won Benítez met Liverpool nooit de titel, hij is voor altijd onsterfelijk en zo lang hij leeft, zal hij meer dan welkom zijn in ieder huishouden van de rode helft van de stad. Wie hiervoor een verklaring zoekt, mag even “Liverpool in Istanbul” googelen.

In zijn eerste seizoen als manager was het dus al prijs: ook al werd het hem niet makkelijk gemaakt door een zekere Michael Owen, die aan de start van het seizoen 2004–2005 Madrileense eieren voor zijn geld koos in plaats van de nieuwe manager een kans te geven. Rafa haalde echter meester-passeur Xabi Alonso en sangriaslurper Luis Garcia naar de oevers van de Mersey en de supporters zagen dat het goed was.

Naast eindwinst in de Champions League haalde Rafa het jaar nadien ook nog de FA Cup en de Europese Super Cup binnen; in 2007 bereikte zijn elftal opnieuw de finale van de Beker met de Grote Oren, maar die ging spijtig genoeg verloren (Milan 2–1 Liverpool).

Wat de Premier League betreft, kwamen de discipelen van Don Rafa in het seizoen 2008–2009 wel heel dichtbij de status van levende legenden. Van begin maart wonnen de Reds op één na iedere wedstrijd en speelde het ieder weekend haasje-over met ManU, maar op het einde van de rit bleken de bij de jaarwende verloren punten door te wegen in het nadeel van de echte Reds.

Had Rafa zijn troepen vanaf het begin laten spelen zoals in de tweede seizoenshelft, we hadden misschien, ik denk zelfs waarschijnlijk, een andere uitkomst gehad. Benítez hield de eerste maanden van dat seizoen de teugels echter net iets te strak — na een vroege 1–0 wilde hij de deur per se op slot doen en dan kan je als eens een late tegentreffer slikken.

Vanaf maart 2009 was het echter “all systems go” en vlogen de doelpunten bij de tegenstanders langs alle kanten binnen. Vooral de tandem “Gerrard achter Torres” deed supporters zo fel watertanden dat het niveau van de Mersey angstaanjagend begon te stijgen…

“Hodgson for England” (2010–2011)

… en bijna ging de club ook kopje onder, maar dan om twee geheel andere redenen. Enerzijds waren de nieuwe Amerikaanse eigenaars van toen, Hicks en Gillett, goed op weg om Liverpool FC naar het bankroet te leiden. Anderzijds was Liverpools nieuwe manager Roy Hodgson — de situatie tussen Benítez en de eigenaars was in het laatste seizoen van de manager gaandeweg onhoudbaar geworden — totaal onbekwaam om een club van een dergelijk kaliber te leiden.

Daar waar in de relatie tussen Rafa en de Kop de vonken er met de regelmaat van een klok afspatten, waren de verhoudingen tussen Hodgson en de supporters zo koel dat het wel een soort ice bucket challenge leek om nog de moeite te doen om naar de match te gaan.

2–0 verliezen op Everton en 19de (!) staan in de rangschikking? “Onze beste match dit seizoen”, zei Woy zonder blikken of blozen (zijn bijnaam maakte zonder enige schaamte allusie op zijn spraakgebrek). Toen eind december dan thuis ook nog eens verloren werd van het toen laatst geklasseerde Wolves en de Reds drie punten boven de degradatieplaatsen stonden, was de maat vol. De Kop scandeerde cynisch “Hodgson for England”. Lees: hoe rapper hij weg was uit Anfield, hoe liever.

Return of the King (2011–2012)

Tot grote vreugde van de fans werd Kenny Dalglish aangesteld als nieuwe patron. Zijn eerste taak: de kapseizende boot als de wiedeweerga naar rustiger wateren brengen. Om de job voor Kenny allemaal nog wat moeilijker te maken, koos Fernando Torres ervoor om als een rat het zinkende schip te verlaten en naar Chelsea te trekken. Gelukkig kon The King wel Luis Suarez aantrekken. Op het scheiden van de januari-transfermarkt kwam ook Andy Carroll nog over van Newcastle.

De ervaren hand van Dalglish loodste Liverpool naar een zesde plaats in de competitie. In het seizoen 2011–2012 won hij de League Cup, verloor de finale van de FA Cup — nadat we in de halve finale wel de maat hadden genomen van Everton — maar na een chtste plaats in de eindstand moest hij plaats maken voor een jongere coach die meer bij het imago en de politiek van Fenway Sports Group, de nieuwe Amerikaanse eigenaars, paste.

Ulster Fry — zwaar op de maag (2012–2015)

Toen Brendan Rodgers aan zijn managersloopbaan bij de Reds begon, werd hij gezien als een jonge coach met veel potentieel. Bij Swansea City had hij inderdaad veel indruk gemaakt. Hoewel het voetbal onder Rodgers opnieuw ontzettend entertainend was, bleek hij toch iets te naïef (te jong?) te zijn.

Het getoonde spel was bij momenten “death by football” — er moest en zou te allen tijde verzorgd gevoetbald worden. Een lange lel naar voren, een bal buitentrappen in een penibele situatie: het was uit den boze bij Brendan. Dat bracht spelers achteraan dan al eens in de problemen met alle gevolgen van dien. Maar ja, het motto was dan ook: “You score four? We score more.”

Met een aanvalslinie gevormd door Luis Suárez (die in zijn laatste seizoen bij de club zijn allerbeste vorm toonde) en Daniel Sturridge (die wonderwel ook niet gekwetst kon zijn) piekten de Reds in het seizoen 2013–2014. Maar net zoals onder Houllier in 2002 en Rafa in 2009 struikelde de ploeg over de laatste horden. Wie niet meer precies weet hoe dat in zijn werk ging, moet er maar een “End of season”-video op naslaan, voor mij is dat verleden tijd.

Aleman is allemansvriend (2015 — …).

“Geef me vier seizoenen en ik win een prijs”, zei Jürgen Norbert Klopp bij zijn aanstelling als Liverpoolmanager.

Wie zijn palmares tot nu toe bekijkt, beseft dat de Duitser een man van zijn woord is:

2015–2016: 8ste in competitie, League Cup-finale verloren na penalty’s (Man. City), Europa League-finale verloren tegen Sevilla (1–3)

2016–2017: 4de in competitie

2017–2018: 4de in competitie, Champions League-finale verloren tegen Real Madrid (1–3)

2018–2019: Champions of Europe

2019–2020: Europese Super Cup, Wereldkampioen + Champions of England

We Can Work It Out.

Het is vrijdagochtend 24 juli 2020, 6u03 en wanneer ik de auto in gang zet richting Calais, weerklinken de Beatles op Radio 1. “We Can Work It Out” zingen ze in koor en ik neurie vrolijk mee. Eindelijk, EIN-DE-LIJK, kan ik nog eens de plas over.

Toen begin juli bekend werd dat vanaf 10 juli in Groot-Brittannië de verplichte zelf-isolatie van 14 dagen voor reizigers uit het buitenland werd opgeheven, zat ik sneller online om een overzet te boeken dan een dyslecticus ‘Dnipro Dnipropetrovsk’ kan schrijven.

Niet dat het me zoveel boeide om de laatste match van het seizoen, Newcastle v Liverpool, in een pub in Liverpool te zien. Ik moest en zou gewoon “as soon as possible” afzakken naar Liverpool, waar Jürgen Klopp het toch maar mooi voor elkaar heeft gekregen: LIVERPOOL FC, CHAMPIONS OF EVERYTHING!

Ik moest en zou de sfeer rond Anfield opsnuiven, een respectabele groet uitbrengen aan ‘the 96’, mijn favoriete pub met een bezoek vereren, vrienden zien; en natuurlijk als een echte gloryhunter gaan poseren met (nog maar eens, dixit mijn wederhelft) een nieuwe T-shirt.

(*) Zeg niet zomaar asterisk tegen Asterix

Share.

About Author

Nico Van Dyck Nico Van Dyck zag als kind in 1976 de UEFA Cup-finale tussen Liverpool en Club Brugge op tv en werd meteen verliefd op Kevin Keegan, Liverpool FC en The Kop. Als jongvolwassene trok hij begin jaren ’90 voor het eerst naar Anfield en kreeg toen ook een serieuze boon voor de stad Liverpool zelf. Als zelfverklaarde ‘fan van de oude stempel’ heeft hij het allemaal wel wat gehad met het moderne voetbal. Tegenwoordig volgt hij Liverpool FC vooral tijdens (bij voorkeur Europese) uitwedstrijden, omdat dat nu eenmaal “the best fun” is.

Comments are closed.