Straffe verhalen: basketbalspelers stoppen geld in het voetbal

Soccer is in Amerika nog steeds een kleine sport, onvergelijkbaar met american football, basketbal of ijshockey. Het WK van 2026 (een beperkt aantal wedstrijden worden in Canada en Mexico gespeeld) moet het voetbal in de United States een nieuwe boost geven. Dat verwacht in ieder geval ook basketbalidool James Harden van de Houston Rockets.

Harden was in 2018 de MVP (most valuable player) van de NBA. Hij ziet in de MLS (major league soccer, de opvolger van de NASL, de north american soccer league) een competitie die enorme progressie kan maken in de grootste sport ter wereld en werd aandeelhouder van de Houston Dynamo en de Houston Dash (het vrouwenteam uit de WNSL, women national soccer league).

De basketbalvedette heeft sinds kort vijf procent van de aandelen in handen van de clubs en van het soccerstadion in Houston (22.000 plaatsen). De waarde van de club wordt op 475 miljoen dollar geschat. De hele spelerskern heeft een jaarlijkse loonmassa van acht miljoen dollar. Ter vergelijking: Harden strijkt ieder jaar 38 miljoen euro op in de NBA.

James Harden, die afkomstig is uit Californië, wil op deze manier ook tonen dat hij ‘deel wil zijn van de stad’ waar hij speelt. Hij doet het ook uit liefde voor het voetbal die een echte passie werd. Iets wat bijna vijf jaar geleden ontstond toen hij het Fifa-videospelletje ontdekte. En er is nog een derde reden waarom hij geld in het voetbal stopt: hij wordt gesponsord door Adidas.

James Harden is niet de eerste Amerikaanse sporter die in het soccer investeert. LeBron James werd negen jaar geleden co-owner van FC Liverpool. Hij heeft twee procent van de aandelen in zijn bezit en die zijn volgens de Amerikaanse sportzender ESPN intussen vijf keer meer waard geworden. 

Ook Steve Nash, die twee keer MVP werd maar intussen is gestopt met basketballen. Hij is aandeelhouder van de Vancouver Whitecaps. En ook de ex-bokser Oscar De La Hoya heeft aandelen in een voetbalclub.