´Hé, geef die bal eens terug!´, roept een van de trainende AFC-spelers tegen terreinknecht Dirk van Buren van Ajax. ´Ik haal hem wel even´, roept Eddy en hij rent naar de Ajax-kleedkamers waar de bal is beland. ´Niet zo snel, belhamel´, roept Dirk tegen Eddy, die kennismaakt met zijn grote handen en het koude slootwater.
Eddy´s bijnaam was De Belhamel. Om de rivalen te pesten, schoten AFC-spelers regelmatig ballen tegen de kleedkamers van Ajax aan, waarna ze achterna werden gezeten door de buren. Volgens een anekdote was Hamel bij een van die acties niet snel genoeg met het ophalen van de bal, waarbij hij flink werd aangepakt door de Ajacieden, met name door terreinknecht Dirk. Hij belandde daarbij in de sloot. Dirk wist toen nog niet dat Eddy bij zijn club zou komen te spelen. Een artikel in het Ajax Clubnieuws van 21 juni 1928, waarin Eddy als speler werd voorgesteld, maakt melding van dit voor Eddy onfortuinlijke feit. Het zou goed kunnen dat zijn bijnaam, De Belhamel, daar zijn oorsprong vond.
Bron: Paul Beek, Van Ajax tot Auschwitz – Het tragische levensverhaal van de Joods-Amerikaanse Eddy Hamel, 2025, blz. 7, 69-70
Eddy Hamel wordt in de jaren twintig een belangrijke en geliefde speler van het eerste elftal van Ajax. Hij is Amerikaan van geboorte, maar speelt nooit in het nationale team van de VS, later ook niet in het Nederlands elftal. Hij komt via AFC naar Ajax en zal er acht seizoenen voetballen tot een knieblessure hem tot stoppen dwingt. Als coach gaat hij verder tot de bezetter ook daaraan een einde maakt. Met zijn vrouw en tweelingzoons komt hij in Auschwitz terecht, waar het hele gezin begin 1943 wordt vermoord.
Uit onderzoek van David Winner in zijn boek ´Brilliant Orange, the neurotic genius of Dutch soccer ´(2002) blijkt dat Eddy Hamel zijn eigen fanclub had. Die verzamelde zich in de eerste helft tussen middenlijn en cornervlag, waar hij als rechtsbuiten speelde, en zo ook weer in de tweede helft, maar dan aan de overkant van het veld.
Er is, vooral bij de fans, sprake van dat Ajax een Joodse club zou zijn. Dat is niet helemaal waar, de oprichters in 1900 waren niet van Joodse origine, wel had Ajax een grote en trouwe Joodse aanhang, Ajax speelde op zondag, dus niet op de sabbat, dus dat was al reden voor veel fans om te gaan kijken. Vooral uit de zogenaamde oude Jodenbuurt waren er velen die Eddy Hamel kwamen aanmoedigen. Een oud-speler uit die tijd herinnert zich dat er in de jaren dertig altijd Joodse jongens op de tribunes van Ajax rondliepen die repen verkochten. Dat kan ook bijgedragen hebben aan het beeld dat Ajax een Joodse club was. Ajax had in later tijd een paar bekende Joodse spelers of van Joodse afkomst (Sjaak Swart en Bennie Muller) en twee deels Joodse voorzitters uit de Van Praag-familie: vader Jaap en zoon Michael. De fysiotherapeut van Ajax, Salo Muller, was ook Joods. Tegenwoordig wordt de Joodse dimensie van de club door fans vooral uitgedragen als geuzennaam.
Naschrift.
Het A.I. Overview behorend bij ´De Belhamel´ leert ons aanvullend dat het een woordspeling is op zijn achternaam. Dat de bijnaam verwijst naar Eddy Hamels status als publiekslieveling. En dat de bijnaam verband houdt met zijn energieke en soms brutale, dappere en slimme manier van spelen op de rechterflank. Een ´belhamel´ is volgens Van Dale oorspronkelijk een ram die de bel draagt en door de schapenkudde wordt gevolgd. Daarvan is de betekenis van baldadige jongen, deugniet afgeleid. Het A.I. Overview vermeldt dus niet de mogelijke motivering die in Hamels biografie wordt opgevoerd, maar geeft redenen die verband houden met zijn speelstijl als vleugelaanvaller.
Rob Siekmann