‘Bij mij is het voetballen begonnen op straat, op speelplaatsen, de schoolvelden van Langley Park in het graafschap Durham, waarheen ons gezin verhuisde spoedig na mijn geboorte.
Het was zelfs zo dat we als jongens geen oorlogje speelden, zoals veel jongens in die tijd deden. Wij speelden vooral voetbal en cricket. Op de achtermuren van de buitentoiletten kalkten we de palen en de lat van de doelen, en er waren geen auto’s in de straat die onze bezigheden belemmerden. De kinderen van tegenwoordig missen veel doordat ze niet meer op straat kunnen spelen.
We voetbalden op het schoolplein voordat de bel ging, we voetbalden in de pauzes en we voetbalden na de lunch. Het was een reflex, een instinct. Later ging ik naar een school in een naburig dorp en benutte de tijd voordat de bus vertrok om half vijf ’s ochtends om spelletjes met een tennisbal te doen. Van mijn elfde tot mijn twaalfde voetbalde ik op zaterdagochtend bij Langley Park. Op mijn vijftiende was ik ver genoeg gevorderd om uit te komen voor de junioren tot achttien jaar.
De leraar die mijn mentor op school was, leerde ons cricket en voetbal en nam de moeite om wedstrijden voor ons te organiseren, ook al had de school geen officieel team. Ik heb nog steeds een foto van ons team uit die jaren, met in vier vlakken verdeelde shirts zonder kraag en dikke wollen sokken aan. Mijn mentor staat op de foto achteraan.
Mijn vader vond het goed dat we elke avond tot zeven uur op de achterplaats voetbalden, en ik benutte die tijd om koppen en andere vaardigheden te oefenen. Daarna riep hij ons naar binnen om huiswerk te maken en ons op te frissen. Tegen negenen lag ik in bed. Cricket speelden we op de achterplaats tegen een metalen vuilnisbak. ’s Zomers werden er in het dorp oefenavonden gehouden en ik zorgde ervoor dat ik er altijd bij was.’
Bron: Bobby Robson (met Paul Hayward), ‘Bobby Robson – Tot ziens en niet vaarwel: mijn autobiografie’, 2006, blz. 13, 14, 15
Rob Siekmann
Auteur van ‘Het straatvoetbalboek – Over de huidige betekenis van het straatvoetbal van vroeger’ (met een voorwoord van Richard Witschge), Willems UItgevers, 2023