In dit boek neemt de woordvoerder van de Rode Duivels en voormalig verslaggever Stefan Van Loock u mee op zijn reizen naar 66 mythische Europese voetbaltempels. Elke week 28leidt Stefan u rond door de catacomben en het verleden van een voetbalpaleis waar daags nadien een belangrijke wedstrijd gespeeld wordt.
Deel vier: het Vélodrome, de vuurtempel van Olympique Marseille. Zondag komt het gehate Paris Saint-Germain op bezoek. De bezoekers zullen zelden dankbaarder zijn voor de wedstrijden achter gesloten deuren.
Stade Vélodrome, Marseille (67000 plaatsen)
De mythe van de wielerbaan
Nooit was het Stade Vélodrome zo dominant en prominent aanwezig in het stadsbeeld als in de zomer van 2014, toen de verbouwingswerken achter de rug lagen. De immense golvende dakconstructie in hagelwitte kunststof geeft het stadion een futuristische aanblik en zuigt alle aandacht naar zich toe. Voor het eerst is ‘le Vélodrome’ ook helemaal overdekt. Het dak is als een open deksel op een tissuedoos. Ook de naar binnen leunende verlichtingspalen zijn mee overdekt. Daardoor licht het ‘state of the art’-bouwwerk bij avondwedstrijden helemaal op en krijgt de hele stad een feeërieke glans. Wie het stadion betreedt, kan niet anders dan deze pracht en praal met open mond aanschouwen. Van op de heuvel kijkt de basiliek Notre-Dame-de-la- Garde goedkeurend toe.
Op de ruïnes van een autofabriek
Sinds 1937 is dit de thuisbasis van het in 1898 opgerichte Olympique Marseille. In 1904, wanneer Marseille nog in het regionaal kampioenschap uitkomt (het nationaal kampioenschap wordt pas vanaf 1933 georganiseerd), verhuist de club van de hippodroom in het Parc Borély naar een eigen stadion dat genoemd wordt naar de rivier l’Huveaune.
Het is een klein stadionnetje met amper 5.000 plaatsen. Veel te weinig zo blijkt bij een interland tussen Frankrijk en Italië in 1922, waarna de capaciteit verdrievoudigd wordt. L’OM beleeft er alvast heuglijke jaren, want het wordt er vijf keer na elkaar kampioen van de zuidkust. Met het oog op de Wereldbeker van 1938 krijgt ook het zuiden van het land zijn deel van het prestige. Er worden wedstrijden gespeeld in Antibes en in Marseille, waar op de ruïnes van een autofabriek het Stade Vélodrome wordt opgetrokken.
Helden uit het verleden
Het wordt een erg compacte en multifunctionele arena met twee overdekte lange zijden en twee open staantribunes achter beide doelen, een wielerbaan en een atletiekpiste.
Elke tribune verwijst naar een plaatselijke held uit het verleden. De hoofdtribune naar de atleet Jean Bouin, die tijdens WOI sneuvelde. Tribune twee aan de overzijde, waar de middenstanders hun plaats hebben, is genoemd naar de gewezen wielrenner Gustave Ganay. Amateurbokser Ray Grassi was een tijdlang de patroonheilige van de Virage Nord, die later door de supporters wordt omgedoopt tot tribune ‘Patrice De Peretti’ als eerbetoon aan de leider van een supportersclub die in 2000 om het leven kwam. Hier zitten jongeren en arbeiders uit de noordelijke wijken van de stad.
De fans uit de zuidelijke kwartieren bezetten de Virage Sud, ook wel ‘le Chevalier Roze’ genoemd. In 1720 toen Marseille in de greep zat van de pest verwierf ridder Nicolas Roze een heldenstatus nadat hij 150 soldaten had opgetrommeld om de meer dan duizend dode lichamen die in stadscentrum opgestapeld lagen, te verwijderen.
Zitjes op de wielerbaan
Op 13 juni 1937 wordt het stadion ingehuldigd met een wedstrijd tegen Torino ‘à guichets fermés’ (met gesloten loketten). Ruim 30.000 toeschouwers zien Marseille met 2-1 winnen. Emile Zermani tekent die middag voor het allereerste doelpunt in ‘le Vélodrome’, dat in de pers geroemd wordt als beste stadion van het land. Geleidelijk aan wordt de capaciteit opgedreven tot 39.000 plaatsen, maar voor de toppers zoals tegen Lille zit er vaak 50.000 man op de tribunes.
L’OM blijft ook in de jaren zeventig een enorme aantrekkingspool en om aan de grote vraag te kunnen voldoen, worden op de in onbruik geraakte wielerbaan 6.000 zitjes gemonteerd. Op die manier komen de fans nog dichter op het veld te zitten en krijgt het stadion een bijzonder intimiderend karakter. De velodroom is dan wel uit beeld verdwenen, de naam blijft behouden en de mythe nog versterkt.
Een mythe die ontstond op 4 oktober 1942. Op de zesde speeldag van het Frans kampioenschap ‘Zone Sud’ neemt kampioen Marseille het op tegen Avignon. In die tijd trekken wel meer ploegen met een ei in de broek naar ‘le Vélodrome’, maar wat de spelers van Avignon die middag moeten doorstaan, tart werkelijk alle voetbalverbeelding. 20-2 wordt het. Manu Aznar maakt maar liefst acht doelpunten (sommige bronnen spreken zelfs van negen!). Sinds die dag trekt geen enkele tegenstander nog zonder vrees naar ‘le Vel’, zoals de arena door de plaatselijke bevolking gaandeweg wordt genoemd.