zaterdag, april 20

Voetbalgedachten op vrijdag – RW

Pinterest LinkedIn Tumblr +

In deze nieuwe rubriek geef ik elke vrijdag enkele voetbalgedachten over de voorbije week mee. Ik opende met mijn basisprogramma: The Magnificent Seven van de Open Voetbalclub. Zeven uitgangspunten om het Belgisch voetbal een nieuw elan te geven. Met dank aan denktank De Witte Duivel. Deze vindt u dus terug in de eerste aflevering.

Op 4 mei kunnen we het enkel hebben over de herinnering aan ‘Il Grande Torino’.

 

4 MEI 1949: ZEVENTIG JAAR GELEDEN WAS DE DAG DAT HET ITALIAANSE VOETBAL STIERF

 

Il Grande Torino. Het sierlijkste elftal uit de geschiedenis van het Italiaanse voetbal. Vormde zelfs volledig de nationale ploeg. Het beste clubteam van zijn tijd. Op 4 mei 1949 stortte het vliegtuig dat de selectie van Torino naar huis vloog na een match in Lissabon te pletter op de basiliek van Superga boven Turijn. Niemand overleefde de crash. Tien jaar geleden bezocht ik Turijn, deed de tocht naar Superga, sprak met de hoogbejaarde ‘dansende’ dochter van de coach en dronk enkele glazen Mazzollawijn met enkele fans.

Grazie-Mille-Saluti. 4 mei 1949, 17u 05.

Dan blijft het stil aan de basiliek van Superga. De luchthaven van Turijn wacht tevergeefs op een nieuw bericht. Enkele dagen later rouwen meer dan 500000 mensen in een begrafenisstoet op Palazza Madamo. Ik zoek en vind aan de achterkant van de kerk, diep verborgen en strijdend tegen het onkruid het monument ter ere van de mooiste zonen van de stad. Het drama wordt verstopt. Schaamte voor de  dood? Ik lees 31 namen: 18 spelers, 3 trainers e 2 directeurs. Il Grande Torino, Gli Invincibili. De onklopbaren. Het gedenkteken herinnert aan de verlichte  maar verpulverde voetbaldroom van voorzitter Ferruchio Novo – die wegens ziekte niet op het vliegtuig zat -, coach Ernest Egri Erbstein en sterspeler Valentino Mazzola. Drie gelijkgestemde geesten, de voetbalvrijdenkers van Turijn. Il Grande Torino bevrijdde na de val van Benito Mussolini – tussen 1945 en 1949, met vier kampioenstitel op rij – het Italiaanse voetbal van zijn fascistische dictaat. De fascinerende stijl van Torino – genotsvol, individueel vernuft parend aan collectiviteit – brak ostentatief met het agressieve Italiaanse voetbalverleden van de jaren dertig, weerspiegelde ook een maatschappelijke toekomstvisie – voetbal als hoopvol sociaal contact – en vervulde de prille democratie met nieuwe trots. Op 4 mei 1949 was alles voorbij. De schaduw van Superga wakkert elke avond de droevige mijmering aan. Het verlangen naar verdriet en herinnering bij il disastro del grande Torino, de tragedie van het grote Torino.

 

Ik bel aan bij Susanna Egri (1926). Op het ogenblik van mijn bezoek – maart 2009 – is ze 82, maar ze oogt bijzonder vitaal. Achter de zware houten poort van het oude herenhuis verstrengelt het persoonlijke zich nog steeds met haar beroepsmissie: in haar Fondazione worden topdansers opgeleid. In haar woonkamer springen schilderijen, een collectie kunstboeken en affiches van opvoeringen in het oog. Ik spreek haar bij de zestigste verjaardag van Superga. Ze is de dochter van de beroemde trainer Ernest ‘Egri’ Erbstein, het brein achter het team. Als danser, choreografe en balletlerares bereikte ze de wereldtop. Ze danste van Florence tot Tokio, Milaan tot Praag, van Turijn tot New York, droeg de titel ‘artistiek directeur’ van diverse dansgezelschappen en was vicepresident van de ‘Conseil International de la Danse’ van Unesco. Ze vertelt in monoloogvorm over de man die zo brutaal uit haar leven werd gerukt: ‘Mijn vader was een humanist. Zeer ongewoon in de fascistische Italiaanse voetbalcultuur van de jaren dertig. Het menselijk lichaam fascineerde hem, maar evengoed de geest want hij schoolde zich ook bij in psychologie. Zijn belangrijkste invloed is Homo Ludens geweest, het in 1938 verschenen werk van de Nederlandse filosoof Johan Huizinga. Over de spelende mens, het spel als voorwaarde tot schepping van cultuur. Het recht op dwaasheid. Het spel zit in de mens en komt tot uiting in de liefde en de dans. Vader zag dat ook in het voetbal. Hij gold als vernieuwer: techniek, vrijheid, kunst. In het midden van de jaren twintig belandde vader vanuit Hongarije in Italië maar in 1938 voerde dictator Mussolini zijn antisemitische wetten door. Moeder was katholiek, vader had een zogenaamde joodse achtergrond. We genoten een humanistische opvoeding, morele principes in plaats van religieuze. We vertrokken als ballingen. Vader hoopte op een contract bij Feyenoord, via een Hongaarse connectie. We werden tegengehouden ter hoogte van de grens in Nijmegen. De douane weigerde het visum. De nazi’s wisten wie we waren. De vlucht naar onze familie in Boedapest bleek onze enige uitweg. Vader werd er na verloop van tijd opgesloten in een werkkamp. Mijn moeder, zus en ik werkten op een katholiek pensionaat. Zo bleven we uit de klauwen van de Gestapo. Op het einde van de oorlog werden we toch gearresteerd. We stonden al in rijen op weg naar de treinen van de dood. We ontsnapten door een gelukkig toeval aan de Holocaust. Na de Tweede Wereldoorlog vertrokken we onmiddellijk terug naar Italië. Vader profileerde zich als ‘herbronner’ en botste met de Italiaanse bondscoach Vittorio Pozzo, onder Mussolini twee keer wereldkampioen met zijn land. Het spel van de Squadra was agressief en intimiderend. Vader propageerde compleet het tegenovergestelde.

Zijn werkwijze oogstte ook applaus en achting. Voor de spelers gedroeg hij zich als een ‘vaderfiguur’. Hij begeleidde hen op een psychologische wijze en maakte van het team een familie. Ik ontmoette mijn vader voor het laatst in Milaan, op 30 april 1949, na afloop van de match tegen Internazionale. Hij wuifde me uit met ciao Susanna, zijn laatste woorden tegen mij. Hij proclameerde dat ‘niet de winst belangrijk is, maar wel de wijze waarop.’ Hij wilde entertainen. Hij zei tegen zijn spelers: “geniet van je spelplezier’. Met mijn dansinstituut trad ik in de voetsporen van mijn vader. Vrijheid is het hoogste goed! Teach them and be free! Your mind must be free! Ik veranderde de dans zoals mijn vader het voetbal en volgde zijn filosofie van homo ludens, spelende mens, in mijn I balleti di Susanna Egri. De geest van mijn vader is nog elke dag in mij.’ Ik staat enigszins beduusd in de kamer. Susanna Egri heeft, de stiltes inbegrepen, bijna 100 minuten gepraat.
Diezelfde avond bezoek ik de Pub Amore Mia, het huis van de Torinofans. De kroeg puilt het, het is ook Juventus-Chelsea in de achtste finale van de Champions League en er wordt gejuicht voor de Engelse goals. Ik bestel een Pizza Valentino Mazzola en trakteer op een fles wijn. De kroegbaas vertelt me in gebroken Engels: ‘We vergeten de vierde mei nooit. We dragen dat voor altijd in ons hart. We geven het van generatie op generatie door.’ Na de match klinken we met onze glazen wijn op de zege van…Chelsea. Voor de poorten van de ruïnes van het stadion Filadelfia, waar het elftal van Ernest Egri Erbstein vijf jaar ongeslagen bleef. Het is 23 uur in de avond, volle maan. Op de heuvel boven ons flikkeren de lichten van de …Supergabasiliek. Ik denk aan de laatste woorden van Susanna Egri: ‘The spirit of my father is always with me.’ Il Grande Torino leeft! Grazie-Mille-Saluti.

 

 

 

Share.

About Author

Raf Willems (1960) noemt zichzelf voetbalschrijver met een boekenkast. Hij is uitgever en auteur van meer dan 40 boeken over ‘voetbal met een knipoog naar geschiedenis & samenleving’ en schreef voor het Nederlandse weekblad Voetbal International (1995-2000), de krant NRC Handelsblad (2001-2006) en de website Stichting meer dan Voetbal (2008-20014). Sinds 2014 Initiatiefnemer van voetbaldenktank & onlineplatform De Witte Duivel.