dinsdag, mei 21

Straatvoetbal wereldwijd: Jan Ceulemans

Pinterest LinkedIn Tumblr +

‘Een hele tijd zag het er ook naar uit dat ik basketballer zou worden. Ontelbare veldslagen heb ik onder de ring uitgevochten als piepjonge snaak. Heerlijke tijden waren dat. Als er geen school was, stonden we al om acht uur op de afspraak. En wie niet op tijd kwam, kon fluiten naar een plaatsje in één van de twee ploegen. Dat probleem kende ik zelf niet, want ik hoefde alleen maar de deur uit te stappen, want het Sionspleintje vormde onveranderd het decor. Daar werd van de vroege ochtend tot de late  avond gebasketbald.

 

Maar ik speelde ook al voetbal. En toen ik op een bepaalde dag door mijn vader voor de keuze werd gesteld, nam ik wellicht de gelukkigste beslissing van mijn hele leven. Ik maakte er alvast onze pa dolblij mee. Die is altijd een voetbalfan geweest, en bovendien kostte het gestoei op het Sionspleintje hem een flinke duit. Jarenlang heeft hij volgehouden eigenaar te zijn van alle ruiten van het hele plein, omdat ik ze stuk voor stuk aan diggelen zou geholpen hebben. Het is waar, elke dag lagen er glasscherven. Als ik dus bij Lierse zou trainen en spelen, zou dat alvast een goede zaak zijn voor de ouderlijke portemonnee. Ik was negen jaar toen mijn eerste aansluitingskaart bij ons thuis in het café getekend werd.’

 

Al gauw bleek dat Jan kon voetballen. ‘Er zat sport in, zag ik meteen’, vertelt zijn vader. Hij was op het pleintje niet alleen de beste in het voetbal, met zijn lengte kon hij ook erg goed basketballen.’ 

 

‘Ik heb zowat al de ruiten van het Sionsplein betaald’, bromt zijn vader. ‘Ik denk dat hij er niet één niet kapot geschoten heeft.’ ‘En soms de winkels erbij’, lacht zijn moeder.

 

Eén van zijn onderwijzers: ‘Jan zat steeds achteraan in de klas. Heel stil, heel rustig. Maar weinig geïnteresseerd in wat vooraan gezegd werd. Soms moest ik roepen: “Jan!”, dan schoot hij wakker. Heel passief dus, maar ook heel braaf. Eigenlijk werd hij pas wakker als er een bal in de omgeving kwam. Ik herinner me nog de wandelingen rond de Vesten in Lier. Aan ‘t Spui was er een opgespoten beemd, waar we dan een paar jassen als doelen legden. Dan werd Jan wel actief en levendig. Hij was toen al de beste voetballer natuurlijk. Hij had dat allemaal geleerd op het Sionspleintje, waar de kinderen met een klein balletje speelden.’

 

‘Nee, op school was hij geen kei’, lacht zijn moeder. ‘En altijd maar doorgaan, weet u wel. Voetballen, voetballen en nog eens voetballen, dat was alleen wat telde. Daarom gingen we op school ook aan de meester vragen of hij in de middagpauze  kon overblijven om er zijn boterhammen op te eten, dan maakte hij hier al tussen de middag geen ruiten kapot.’ 

 

Bron: Luc Verweirder en Frank Buyse, ‘Sterke Jan – Het levensverhaal van “Caje” Ceulemans’, 1988, blz. 14, 15, 19

 

Alles draaide bij mj om zelf voetballen. Als de school uit was, werd de boekentas in een hoek gegooid. Dan gingen alle kinderen spelen op de pleintjes, die vlak voor onze deur lagen. Als je de vraag stelt hoe goede voetballers goede voetballers zijn geworden, krijg je vaak hetzelfde verhaal: door van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat bezig te zijn met voetballen. Dat zie je nu nog: pleintjesvoetballers hebben iets aparts. In onze tijd was dat ook zo. 

 

Als je in de vakanties om acht uur ‘s morgens niet op die pleintjes was, dan mocht je niet meer meedoen. Want daar en dan werd alles geregeld. Er waren basketbaltoernooitjes, voetbaltoernooitjes en er werd ook elke dag een wielerwedstrijd georganiseerd, waarbij een parcours van een kilometer of zes tot zeven werd uitgestippeld. ‘s Morgens werden de ploegen voor die toernooien vastgelegd, daarna werd er de hele dag gespeeld. En ‘s avonds was ik daar nog steeds, want dan mocht ik als enige met de oudere mannen meedoen.

 

Tot mijn vijftiende, zestiende jaar heb ik dagelijks op die pleintjes gespeeld. Dat was een manier van leven en dat maakte het volgens mij iets gemakkeliijker om een goede voetballer te worden. Dat was niet van: “We moeten vier keer per week gaan trainen.” We stonden elke dag op die pleintjes, omdat we dat ongelooflijk graag deden. We waren daar allemaal heel graag, daarom waren we er ook iedere dag. Dat maakt toch een heel groot verschil. En ook: alle jongens die meespeelden, kwamen uit “het Looks”, de wijk waarin het Sionspleintje gelegen was. Ik was pas een jaar of acht, maar doordat we aan dat pleintje woonden, moest ik maar een meter of tien lopen om op het pleintje te staan, de anderen ook niet meer dan vijftig of honderd meter. Tegenwoordig moeten jongens vaak vijftien kilometer met de auto vervoerd worden om te gaan trainen.

 

Op het Sionspleintje lagen twee basketbalveldjes. Op het ene werd competitie gespeeld, het andere werd ‘s avonds gebruikt om te voetballen. Nu bestaat een basketbaldoel uit één paal met een bord en een ring, maar toen waren dat nog twee palen onder het bord en de ring. Zo hadden we onder die basketringen voetbaldoeltjes.’ 

 

Bron: Rudy Nuyens, ‘Jan Ceulemans – Recht in de ogen’, 2017, blz. 18-19

Rob Siekmann

Share.

About Author

Regelmatig publiceren we artikels van eenmalige gastschrijvers. Ook zin om een artikeltje te plegen? Neem contact op met info@dewitteduivel.com en bezorg ons jouw tekst.

Leave A Reply