Zijn juffrouw op de kleuterschool: ‘Voetballen deed hij toen niet op school, omdat het in die tijd niet mocht op de speelplaats.’ Dat deed hij dan maar op straat of op het grasveld. Vader en moeder Gerets hadden geen voorkeur voor het laatste. ‘Want daar vergat hij altijd zijn fiets’, zegt zijn vader. ‘Ontelbare keren kwam hij terug zonder zijn fiets, die wij dan moesten gaan zoeken.’
Voetballen op straat kon toen nog wel, maar dan kreeg hij weer te maken met dat vervelende nichtje die aan de overkant van de straat woonde. Zijn oudere nichtje vond het namelijk een leuk spelletje om er in het midden van zo’n spannende voetbalmatch met de bal van de jongens vandoor te gaan. En Eric maar woedend achter haar aan rennen, terwijl hij net aan de winnende hand was. Maar telkens moest hij in haar de snellere erkennen, die hij dus nooit te pakken kreeg.
Voetballen, dat kon de kleine Gerets toen al. Reeds in de heroïsche buurtwedstrijden tussen ‘Beesje’ en ‘Kempke’ was hij de beste man van het veld. En dat dit al een serieuze aangelegenheid was, bewijst het feit dat zijn vader vooraf elf identieke bandjes voor ronde de kousen breide. Logisch, je moest je ploegmaten toch kunnen herkennen!
Bron: Frank Buyse, De Leeuw – Het levensverhaal van Eric Gerets, z.j., blz. 9
Rob Siekmann
Auteur van Het straatvoetbalboek – Over de huidige betekenis van het straatvoetbal van vroeger (met een voorwoord van Richard Witschge), Willems Uitgevers, 2023