Stadio Comunale, Juventus Turijn, nu Stadio Olimpico AC Torino (27.800 plaatsen)
Modernistische tempel
De betonnen mastodont waar Juventus zijn eerste grote Europese successen behaalde,
werd voor de Olympische Winterspelen van 2006 gemoderniseerd en omgedoopt
tot Stadio Olimpico. Toen het kille Stadio Delle Alpi werd afgebroken om plaats te
maken voor het sfeervolle Juventus Stadium, deelde ‘De Oude Dame’ het Stadio
Olimpico met stadsgenoot AC Torino.
Het is voor die stadsderby dat ik in de vroege herfst van 2007 een collega commentator
vergezel naar deze heerlijke stad in Noord-Italië. Juventus maakt na zijn aandeel in het
Moggiopoli-schandaal opnieuw deel uit van de Serie A. Nadat aan het licht was gekomen
dat Luciano Moggi jarenlang een netwerk had opgebouwd van invloedrijke personen
waardoor hij in staat was elke Serie A wedstrijd te beïnvloeden, werd Juventus teruggezet
naar de Serie B. Het verblijf werd er tot slechts één seizoen beperkt.
Als de avond valt, rijden we in een taxi tot aan de vernieuwde arena in het zuiden van
de stad. Een fraai overdekt ovaal van glas en beton aan de via Filadefia, niet ver van
het oude Filadelfiastadion waar ’il grande Torino’ in de jaren veertig furore maakte. We
lopen de Corso Giovanni Agnelli af tot aan het plein dat naar de legendarische ploeg is
vernoemd, de Piazzale Grande Torino. Het mythische elftal dat in 1949 verongelukte bij
de vliegramp van de Superga-bergflank, net buiten de stad. Hier verzamelen de fans van
het Torino anno 2007 in grote getale. Er heerst een gezellige drukte op deze promenade
tussen het stadion en het Parco Cavalieri di Vittorio Veneto, een park met een ruim
aanbod aan sportinfrastructuur. De Piazzale kleurt bijna helemaal donkerrood en geurt
als een zuiderse zondagsmarkt. De Juve-fans worden angstvallig uit de buurt gehouden.
Zij zijn de bezoekers vanavond.
Toch was dit zeventig jaar lang hun territorium. Toen het stadion nog een open ovaal
met 70.000 plaatsen was, waar de ‘Bianconeri’ enkele mooie bladzijden uit hun rijke
geschiedenis schreven. Met sterren als Boniperti en Parola, Charles en Sivori, Bettega,
Causio en Platini, behaalde Juventus in het Stadio Comunale vijftien landstitels en
diverse nationale en Europese bekers.
Het Stadio Comunale stond destijds synoniem voor Juventus. Vaak zat het stadion
afgeladen vol. Juventus telt over heel het land niet minder dan veertien miljoen fans.
Aantrekkelijk kon je het stadion bezwaarlijk noemen. Met uitzonering van de plaatsing
van acht verlichtingspylonen in 1961, werd de betonnen kuip helemaal aan zijn lot
overgelaten.
Stadio Mussolini
Toen de successen met onder meer drie titels op een rij, elkaar in sneltreinvaart begonnen
op te volgen, besliste het Turijnse stadsbestuur om zelf een stadion voor zijn kampioenen
te bouwen: het Stadio Comunale. Daardoor nam Juve afscheid van zijn thuisbasis aan de
Cordo Marsiglia in het noorden van de stad.
Het werd een arena zoals er in de tijd van Benito Mussolini en in de aanloop naar het
WK van 1934 wel meer werden gebouwd. En allemaal werden ze naar ‘Il Duce’ genoemd.
Het stadion in Turijn werd in een recordtijd van 188 dagen opgetrokken en telde drie
ringen uit gewapend beton. Enkel de toeschouwers op de banaanvormige hoofdtribune
kregen een dak boven het hoofd. Voor de rest was alles open. En uiteraard mocht ook de
onvermijdelijke atletiekpiste niet ontbreken. De stadions uit die tijd hadden doorgaans
een multifunctioneel karakter. Maar de toeschouwers zaten wel ver van het veld.
Aan de buitenkant was het een modernistisch stadion met veel glas in lood. De
afgezonderde betonnen paal aan de noordoostelijke zijde van het stadion met daarop in
dikke letters ‘Stadio Mussolini’ maakte het fascistische karakter compleet.
De Italiaanse studentenspelen waren op 14 mei 1933 de hoofdattractie bij de officiële
inhuldiging van het stadion. Kort nadien nam Juventus er zijn intrek en op 11 februari
1934 waren 54.000 toeschouwers getuige van de eerste interland, Italië-Oostenrijk (2-4).
De zomer nadien werden er twee groepswedstrijden van het WK gespeeld.
Op nationaal vlak bleef Juventus de titels aan elkaar rijgen. Vijf op een rij van 1931 tot en
met 1935, tot het nadien de concurrentie met stadsgenoot AC Torino aan moest gaan.
Pas na de ramp van de Superga vond Juventus zijn vroegere trots terug en was ‘de Oude
Dame’ elk decennium goed voor minstens drie landstitels.
Vele fans blijven weg
In september 2007 is de club opnieuw toe aan eerherstel. En dat is ook voor de hoofdstad
van de regio Piëmont belangrijk. Turijn heeft na een jaar onderbreking opnieuw een
stadsderby in de Serie A. En toch loopt het vanavond niet echt storm. Juve speelt dan
ook niet thuis en dus blijven nogal wat plaatsen leeg. Bovendien hebben nog niet alle
fans het schandaal verteerd. Velen blijven nog weg uit protest. Het jaar in tweede klasse
kwamen er hier naar de thuismatchen amper 15.000 toeschouwers kijken en ook dit
seizoen krijgt Juve de 28.000 plaatsen in het Olympisch stadion niet allemaal gevuld. We
zijn met net geen 24.000 vanavond. De thuisaanhang is heer en meester. De thuisploeg
zelf ook, maar kan zijn overwicht niet verzilveren.
Juve-doelman Gigi Buffon moet enkele noodzakelijke reddingen verrichten om het
enthousiaste Torino het scoren te beletten. Maar in de staart van de match velt de
Fransman David Trézeguet een hard verdict en gaan de drie punten naar Juventus.
Het zou nog enige tijd vergen alvorens ‘La Vecchia Signora’ opnieuw de massa van weleer
op de been zou brengen.
Het herstel had zijn tijd nodig. Maar het vooruitzicht van een nieuw eigen stadion
zorgde voor een ommekeer. Op 11 september 2011 speelde Juventus tegen Parma zijn
gloednieuwe Juventus-stadion in. Zonder atletiekpiste en met de 41.000 fans dicht op
het veld. Het bleek een garantie op succes.