donderdag, mei 2

Serie vijftig jaar Belgisch profvoetbal. Van Maurice Martens (RWDM 1974) tot Domenico Oliveiri (KRC Genk 1999), aflevering 12: Pier Denier over de stunt van de Vieze Winterslagmannen tegen Arsenal in 1981-’82.

Pinterest LinkedIn Tumblr +

 

Het Belgisch profvoetbal viert dit seizoen zijn vijftigste verjaardag. Auteur Raf Willems brengt wekelijks een serie van 25 portretten uit de eerste 25 seizoenen toen ons clubvoetbal zijn beste – met talrijke Europese successen – tijdperk beleefde. Hij voerde deze gesprekken de voorbije decennia en in functie van in 2020 verschenen boek O Belgisch Voetbal. Hoogtepunten en sterke verhalen van 1920 tot 2020. Vanuit het motto: de verhalen zijn belangrijker dan de resultaten. Met Pier Denier sprak hij over de stunt van Winterslag in de UEFA Cup 1981-’82 tegen het grote Arsenal FC.

 

 

Indruk maakte het zeker. De duizenden ‘Vieze Mannen’ die in mijnwerkersplunje en de gezichten in rode en zwarte tinten beschilderd hun favoriete club kwamen aanmoedigen. Bij elke aanval creëerden ze een hels kabaal want ze sloegen met hun ‘kompelhelmen’ tegen de balustrade. Die sfeer hing rondom Winterslag, de club met het stamnummer 322. Daar is Pierre Denier – Pier voor de vrienden – aan verknocht. Hij voetbalde er van 1974 tot 1988 liefst 635 wedstrijden voor het eerste elftal. Dan stapte hij mee in het verhaal van de nieuwe fusieclub KRC Genk. Eerst als speler tot 1992, vervolgens als assistent van de hoofdcoach tot 2017 en tot 2021 als teammanager. In de enige Europese campagne van Winterslag steeg hij, net als de rest van het team, boven zichzelf uit. Vooral in het dubbele duel met Arsenal op 20 oktober en 3 november 1981.

 

Vieze Mannen hielden van een veld zonder gras…

 

‘De Vieze Mannen. Zo werden we genoemd. Omdat sommige spelers rechtstreeks van de ‘put’, die op 500 meter van het stadion lag, naar het trainingsveld kwamen en hun gezicht dus nog ‘zwart’ was. Maar die naam paste ook wel bij onze ‘over-mijn-lijk’-mentaliteit. Het verwees ook wel naar de kwaliteit van onze grasmat. De nabije aanwezigheid van de mijn veroorzaakte moddervorming op het veld. Vanaf november vond je zelfs met een vergrootglas geen spriet gras meer. Als het in de winter gevroren had, dan lag de strook voor de staantribune keihard en de rest van het veld was één grote slijkpoel. Dus op Winterslag voetbalden we gedurende maanden op een half modderveld en halve ijsvlakte. De scheidsrechter liet ooit toe om de toss in de kleedkamer uit te voeren zodat de ene ploeg klassieke schoenen kon aantrekken en de andere die inruilde voor zolen met ‘rubbertjes’. Bij een bezoek aan de ‘Noordlaan’ bracht je inderdaad best twee paar voetbalschoenen mee. Voor de warming-up trokken we door het deurtje van de kleedkamer de straat over naar het B-veld. Ook daar stond geen sprietje gras. Meer zelfs: dat was vroeger een stort en als het regende, zag je de glasresten glinsteren. Daarom verbood onze coach Robert Waseige ons om in korte boek te trainen. Uit vrees voor verwondingen aan onze armen en benen. Johan Devrindt haalde er ooit een halve fietskader uit de grond.’

Luidruchtige arbeiders & mijnwerkers schreeuwden hun ploeg naar Europa…

‘Winterslag stond voor ‘arbeid’. Waterschei werd aanzien als de club van het geld, de sjiekere ploeg met het betere volk, die haar verleden meehad en door die traditie meer supporters lokte. Robert Waseige kwam in 1971 als speler-trainer en bracht ons in drie jaar van derde naar eerste klasse. Hij zette Winterslag op de kaart. Bij ons liep het niet altijd vol maar onze fans zorgden altijd voor een luidruchtige sfeer. Dat was arbeidersvolk, waaronder veel mijnwerkers. Ze kregen korting op de tickets.  Geen enkele topclub bezocht graag Winterslag. Dat had ook met het veld te maken. Ik dacht er nog aan bij het overlijden van Rob Rensenbrink. Die speelde hier echt niet graag. En toen Ernst Happel Standard trainde, liet hij zich ook laatdunkend uit: “Hier hebben de koeien nog staan grazen.” Dat was voor ons een bijkomende motivatie om ons dubbel te plooien. Winterslag koos voor de mentaliteit. Al hadden we ook sterke seizoenen. Het beste kenden we in 1980-’81 met een vijfde plaats. Goed voor Europees voetbal in de UEFA Cup. Dat was toch een sterke ploeg toen. Nico De Bree verdedigde op zijn 37 ste nog met heel veel motivatie ons doel. Dankzij hem wonnen we de laatste match op KV Kortrijk met 0-1. Hij haalde een vrije trap uit de bovenhoek en stopte een strafschop. Hij dirigeerde een ijzersterke defensie. Onze libero Erik Van Lessen moest bij wijze van spreken enkel de aftrap geven. Voor hem stond Paul Lambrichts, berucht voor zijn bikkelharde tackle, en op de flanken stroopten  Matty Billen en Patrick Houben de mouwen op. Ook zij hielden van schuivende slidings. In het middenveld brachten mijn broer Mathieu en Paul Theunis voetballend vermogen in de ploeg. Ik deed mijn duit in het zakje als linksbuiten naast de Nederlandse spits Wil van Woerkum en rechtsbuiten Johan Devrindt.’

 

Onze witte vervangshirts zagen helemaal zwart na ons moddergevecht…

 

‘En dan kwam de fameuze UEFA Cupcampagne. Via een 1-3 zege in het Noorse Bryne en een 1-2 nederlaag thuis toch geplaatst voor tweede ronde.

Volgende tegenstander: Arsenal, Europese grootheid. De loting stuurde ons eerst naar Londen, maar op aandringen van het ons bestuur werd dat omgekeerd. Men vreesde immers voor een korf vol op Highbury en een leeg stadion in Genk. Ik werkte toen bij onze sponsor, het voedingsbedrijf Yoko. We trokken pas na de middag op afzondering in Hengelhoef. Het regende drie dagen aan één stuk door. Het veld lag er vettiger bij dan ooit, wat voor ons geen slechte zaak was. Het publiek liet zich afschrikken door de weersomstandigheden. Er daagden slechts 10.000 roodzwarte fans op, terwijl er plaats was voor 15.000. De bezoekers schrokken zich rot bij het zien van onze kleedkamers: vier meter op drie, en met twee aan twee gaan douchen. Daar zet je vandaag zelfs geen kippen meer in. Op het einde schoof Karl Berger een bal die uit hoekschop voor zijn voet viel voorbije de beroemde doelman Pat Jennings. Nadien schudde Tarzan De Bruyne nog drie prachtreddingen uit de mouwen om de gelijkmaker te verhinderen.  Als hij voor de match van het trainingsveld aan de overkant van de straat naar het stadion stapte, trakteerde hij zichzelf nog vaak op een hotdog. Die speelde hij binnen in de spelerstunnel. Arsenal had haar klassieke tenue bij: rode shirts met witte mouwen. Daarom trokken wij onze witte reservekleding aan. Op het einde van de match kleurden al onze truitjes zwart als gevolg van ons moddergevecht. De sfeer was grimmig want de Engelse supporters veroorzaakten in de winkelstraat veel schade. Ze liepen ook over de auto’s. De politie moest hen intomen.’

Sauna & jacuzzi op Highbury: Mathy scoorde en Tarzan stopte alles…

‘Twee weken later volgde dan de fameuze terugmatch in Londen. Ons bestuur beloofde een grote premie van 50.000 frank (1250 euro) voor de kwalificatie. Men dacht dat we een pandoering zouden krijgen. De avond voor de match mochten we trainen in het beroemde Highburystadion. We wisten niet wat we zagen: verwarmde vloer, jacuzzi en groot badruimte en nog eens een kuip voor elke speler apart. En verder: massagekamer, schoenpoetsruimte, sauna enz. Dat hadden we nog niet eerder gezien en we probeerden natuurlijk met plezier alle faciliteiten uit. Onze coach Bollen waarschuwde onze back Matty Billen dat hij hem niet voorbij de middenlijn wilde zien.  Wat gebeurde na zes minuten? Matty perste er een hele spurt uit. Albertson zette voor en hij kopte binnen 0-1. Van dan drukte Arsenal ons weg. In normale omstandigheden zouden we met 8-1 verliezen, maar Tarzan stopte alles, waaronder de  meest onmogelijke ballen. En ook lat en paal hielpen ons een stevige hand. Tot verbazing van de Europese media schakelden we Arsenal uit. We kregen lovende kritieken, men kende ons niet en men schreef over ‘Winterslag, een club uit Gent.’

Onder begeleiding van de bobby’s keerde ons bus terug naar het hotel. Het bestuur betaalde ons een bescheiden maaltijd.  In de bar was echter snel niets meer te krijgen en trainer Bollen verbood ons om de stad in te gaan. Aanvoerder Van Lessen nam ons mee naar zijn kamer en alle spelers haalden hun barretjes leeg. We bestelden ook de roomservice. Voorzitter Vandermeulen keek de volgende ochtend verbaasd op toen hij het ene bonnetje na het andere diende te ondertekenen. Zelfs enkele dagen na onze terugkeer vielen er nog onbetaalde rekeningen in de bus.’

Mijn beste match was in de derde ronde tegen Dundee United…

In de derde ronde botsten we op een zeer sterk Dundee United. Ik speelde in Winterslag mijn beste wedstrijd van mijn veertien seizoenen bij de Vieze Mannen. Het bleef 0-0. In Schotland vroor het dat het kraakte. Tijdens de opwarming zagen we die mannen niet. We dachten: “Waar zitten die? Oh, dat gaat hier misschien wel loslopen.” Die raasden over het veld. Na een dik halfuur stonden we 3-0 in het krijt. Ik zag geen bal vooraan, tenzij om af te trappen. Dundee United overrompelde ons: 5-0. Dat zette toch wel een domper op onze campagne. De uitschakeling van Arsenal werd natuurlijk het grote voetbalverhaal van de Vieze Mannen. Ik geniet nog altijd na als ik de band met de fans opdiep. Na de match eerste de kleine kantine induiken naast het veld, waar men niet binnen of buiten kon van het volk. En dan verder de cité intrekken naar de supporterscafés. We waren semiprofs die er wel alles voor deden en we voelden ons één met de supporters.’

 

 

 

 

Share.

About Author

Raf Willems (1960) noemt zichzelf voetbalschrijver met een boekenkast. Hij is uitgever en auteur van meer dan 40 boeken over ‘voetbal met een knipoog naar geschiedenis & samenleving’ en schreef voor het Nederlandse weekblad Voetbal International (1995-2000), de krant NRC Handelsblad (2001-2006) en de website Stichting meer dan Voetbal (2008-20014). Sinds 2014 Initiatiefnemer van voetbaldenktank & onlineplatform De Witte Duivel.

Leave A Reply