Omdat enige duiding hier misschien wel op zijn plaats is, breng ik graag even verslag uit van de trip die ik in 2010 deed, toen Liverpool voor het eerst naar de camorrastad moest, in de groepsfase van de Europa League.
Als iemand graag wil weten hoe het dit (en vorig) jaar was toen de Roden en de lichtblauwen elkaar bekampten in de Champions League: min of meer same shit, different day , weet ik uit doorgaans goed ingelichte bronnen.
2010 — ontbijt
In een bar in Gatwick zitten we om 6 uur ‘s ochtends met een tiental vrienden rond een paar tafels te wachten op onze Easyjet-vlucht naar Napels. De eerste slokken Guinness hebben de laatste restanten van het ontbijt net weggespoeld, wanneer de berichten over de vorige avond in Napels beginnen binnen te sijpelen.
Spijtig genoeg niets nieuws onder de Italiaanse zon — al mag ik dit op basis van andere ervaringen (Internazionale, Fiorentina, Udinese) niet veralgemenen — maar op de vooravond van een Europese wedstrijd in de Laars zijn een aantal Liverpool-supporters in het ziekenhuis beland.
Dat er wat snij- en steekwonden in de anusstreek bij zijn, dat zijn we ondertussen al gewoon. Als uitsupporter nietsvermoedend op de hoek van een straat staan, een Vespa die voorbijrijdt, de bijrijder die even uithaalt met een mes. Par for the course in pakweg Rome of Napels.
Maar een brandende vuurpijl achteraan in iemands hemd steken… dat hebben we toch nog niet veel eerder vernomen. Er ligt dus ook iemand met ernstige brandwonden in een ziekenhuisbed. Veel gekker moet het niet meer worden.
Op het moment dat het nummer van onze gate verschijnt, krijgt iemand net nog een berichtje binnen: “Blijkbaar kijken de Napoli-Ultra’s die op jacht zijn naar het schoeisel van de bezoekers aan hun stad. Wie Adidas draagt, wordt verondersteld Liverpool-supporter te zijn.”
Tien paar ogen dwalen simultaan af naar de vloer onder de tafels waaraan we zitten, en we zien even veel paar schoenen met de bekende drie strepen aan onze supportersvoeten. Het schietgebedje voor we de vlieger opstappen, krijgt meteen een extra dimensie.
2010 —lunch
Met iedereen ingecheckt in het hotelletje in de buurt van het station, is opdracht nummer 1: iets vinden om te eten en drinken. Ons perte totale zuipen is niet meteen aan de orde, want we zullen er ons hoofd moeten bijhouden, maar een kleine verfrissing moet toch kunnen.
Noem het misschien: moed indrinken. Dat mag best in deze situatie. En trouwens, niemand maakt me wijs dat Daniël nuchter was toen hij de leeuwenkuil instapte. Al was dat dan in Rome, iets verder naar het noorden van het land.
“No alcohol, no alcohol. Polizia.”, zegt de uitbater van het restaurant naast ons hotel. Ach, zijn ze er weer met hun fameuze drooglegging, denk ik dan, en ik loop een eindje om, tot mijn oog in een achterafstraatje op een pizzeria valt.
Hier is de uitbater veel meer meegaand met onze hongerige en vooral dorstige zielen. Hij wil gerust alcohol serveren, maar wel op voorwaarde dat hij telkens maar 1 fles wijn op tafel mag zetten, we uit kleine glazen drinken en hij het bier meteen zelf mag inschenken. Geen hopen bierflessen op tafel. “Polizia”, weet u wel.
Het is een even geniale als logische zet van de pizzaman: hij is verzekerd van onze eeuwige liefde en doet ook financieel gouden zaken. Wanneer het een uur of vier later stilaan tijd wordt om ons naar het pick-up point te begeven, zijn de hongerigen gespijsd en de dorstigen gelaafd. Synoniem voor “happy days” is dit echter niet.
Want… wat een gedoe toch allemaal. Ongeveer drie uur voor aanvang van de match moeten de Liverpool-supporters verplicht verzamelen ergens in de haven, waar bussen ons onder escorte naar het stadion zullen brengen.
Omdat we nog altijd ongeveer met zijn tienen zijn en we weten dat Ultra’s traditie- en schijthuisgetrouw pas aanvallen als ze zelf minstens in een “3 tegen 1”-voordeel zijn, besluiten we te voet door de met afval overladen straten van Napels richting dokken te trekken.
We zitten op het terras van een café in de buurt — politie in burger heeft net onze halve-literbekers bier op straat gekieperd en de uitbater van de kroeg een uitbrander van jewelste gegeven omdat hij alcohol had geschonken — en een Belgische vriend sms’t me: “Ongelooflijke chaos hier aan de haven, amper bussen, verschrikkelijk lang wachten, flikken hebben geen flauw benul.”
Taxi dan maar? Dat kan toch niet zo moeilijk zijn? Een taxi tegenhouden valt nog mee, de chauffeur zover krijgen dat hij je afzet aan het stadion is een ander paar mouwen. “Pericoloso, pericoloso”. Te gevaarlijk.
Voor één Red die we kennen, was het inderdaad te gevaarlijk. Die zat alleen in een taxi en werd in de buurt van het stadion uit het vehikel getrokken en door een man of vijf in elkaar getimmerd. Weer een extra bezoeker voor het ziekenhuis.
Dat wisten we nog niet op het moment dat we uiteindelijk toch een cabbie konden overtuigen (wat een paar extra euro’s al niet kunnen doen) ons in de buurt van het stadion te droppen.
Daar zijn we dan toch al geraakt. Nu nog door die bloeddorstige meute geraken om onze curva te bereiken. Ik dank nog altijd onze lieve heer op mijn blote knieën voor mijn Zuiderse looks en de helderheid van geest van mijn enige overgebleven Scouse compagnon: “Let’s buy a Napoli scarf and walk to our end”.
2010 — diner
Vergeef me dat ik meteen een sprongetje maak naar ons wel en wee na de non-match die Napoli v Liverpool negen jaar geleden was. 2010 was Liverpool onder Roy Hodgson, toen iedere match pijn deed aan de ogen. Geen bezieling, geen dreiging, niks, niente.
Daar zit je dan, tussen het betonrot en de roestige spijlen van wat dan misschien ooit een indrukwekkend stadion is geweest. Nog amper wakker na 90 verschrikkelijk saaie minuten waarin spelers als David N’gog, Christian Poulsen en Paul Konchesky hun stinkende best gedaan hebben om je tot wanhoop te drijven.
Geen (zelfs niet alcoholvrij) pintje, flesje water, naar plastic smakend broodje of een zakje broodstengels om de tijd te verdrijven. En het wachten duurt lang, wreed lang, want de Carabinieri, Polizia en aanverwanten moeten eerst al het Ultra-schorremorrie uit de buurt van het stadion verjagen.
Pas dan mogen, nee, moeten we de aftandse bussen op. Geen ontsnappen aan. Een taxi is trouwens toch in geen velden of wegen te bekennen. Ach, de wegen zullen wel vrij zijn, denken we, en over een half uurtje zijn we terug in het centrum. Hopelijk is die ene pizzeria nog open…
Dik anderhalf uur en ettelijke rondjes op de ring van Napels later worden we gedropt in het midden van de haven. Ruwe schatting: een kilometer of vijf van het centrum. Taxi’s? Goed gelachen. Lijnbus of metro in de buurt? No, no, no.
Het enige dat in de buurt rondrijdt, zijn Vespa’s met telkens 2 passagiers: de ene houdt het stuur vast, de andere heeft een ijzeren staaf of een ketting in zijn handen. En maar uitdagen en cirkeltjes draaien rond de Liverpool-supporters die te voet op weg gaan, in de hoop dat er af en toe toch eens een paar zullen uitbreken.
We weten wel beter. Ga je met een man of tien zo’n scooter achterna, dan loop je na de eerste of tweede hoek gegarandeerd op een roedel van vijftig messentrekkers. Ons niet gezien: “stick together” roepen we tegen elkaar en in een colonne van om en bij de 200 man leggen we het hele eind langs de haven verder zwijgend af.
Wanneer we uiteindelijk, zo’n tien uur nadat we er vertrokken zijn, opnieuw aanbelanden in de pizzeria van die middag, worden we met open armen ontvangen. Dezelfde tafel wordt vrijgemaakt, het bier en de wijn vloeien rijkelijk en wanneer we een tafel van tien Carabinieri trakteren op een pint, beginnen ze voor ons te applaudisseren. Het moet zowat het hoogtepunt van de hele trip geweest zijn.