woensdag, april 24

Jef Mermans over Holland-België in de jaren ’50

Pinterest LinkedIn Tumblr +

‘Uit de ontmoetingen met Oranje ontstaan hechte vriendschappen’

Aan de vooravond van de derby der Lage Landen van 15 april 1951 heeft Mermans’ kamergenoot Rie Meert pijn in de nieren. In pyjama verlaat Jef de kamer en daalt de trap van het statige Scheveningse Kurhaus Hotel af . Op zoek naar een dokter duwt hij een willekeurige deur open. Maar in plaats van in een dokterskabinet staat hij plots in een balzaal, waar een vrolijk feest aan de gang is. Een man in rok, die vanwege overmatig jeneververbruik nog vrolijker is dan de rest van het bonte gezelschap, herkent Mermans en grijpt hem bij de arm. Opeens is hij omringd door een geëxciteerde menigte, die hem dwingt met een mooie blonde dame te dansen. In pyjama! Hij kan ternauwernood ontkomen en vindt uiteindelijk de dokter die hij zocht. Meteen troont hij de arts mee naar boven. Van op de trap al is te horen hoe Meert het op zijn bed uitschreeuwt van de pijn. Aangekomen in de kamer kan de dokter niets anders dan vaststellen dat Rie Meert onmogelijk kan spelen. François Daenen wordt zijn vervanger.

België verliest met 5-4. Onder indruk van de menigte mist Mermans twintig minuten voor tijd een penalty.

Zijn laatste wedstrijd voor de publicatie van ‘Mijn Voetbal en ik’ is wel de meest dramatische en werpt een donkere schaduw op al de voorgaande.

In een duel met de Nederlandse verdediger Henk Schijvenaar, met wie Mermans goed bevriend is, breekt de Nederlander zijn been. Zowel Schijvenaar zelf als de scheidsrechter verklaren dat Mermans geen schuld treft. Voor de volgende interland, wanneer Schijvenaar opnieuw van de partij is, vraagt Mermans de Belgische selectieheren om hem niet tegenover Schijvenaar op te stellen. Anders vreest hij dat zijn prestatie er zwaar onder zou kunnen lijden. Dichter dan twee meter zou hij niet op de verdediger willen naderen.

Er lijkt iets gebroken. Onherstelbaar. De wedstrijd waar hij telkens zo fel heeft naar uitgekeken, hoeft plots niet meer. Nochtans heeft hij van weinige confrontaties zo fel genoten als van deze bijzonder sfeervolle derby’s zoals hij in zijn boek beschrijft:

“De Nederlandse menigte heeft meer invloed op het spel dan om het even welk ander publiek ter wereld. De Italiaanse en Spaanse furie, de kwinkslagen van de Parijse fijnzinnigen, het perfect geoliede orkest van Wembley of zelfs de beruchte Hampden Roar in Glasgow vergaan in het niets bij de machtige golven die vanuit de Amsterdamse volksplaatsen of van de tribunes van de Rotterdamse Kuip komen gerold.”

Voor Mermans is Holland-België veel meer een derby van het volk dan België-Holland. “Het Hollandse publiek komt niet naar het stadion om zijn ploeg te zien winnen maar om ze te doen winnen. Vandaar die gigantische vocale energie. Zelfs wanneer het spel stilligt, gaat de zilveren vloot tekeer. Hun begeestering is een ware prikkel voor Oranje. In goede of in slechte vorm, knappe technisch onderlegde spelers of robuuste ballentrappers smelten plots samen tot een alles gevend legioen dat onder invloed van een uitzonderlijk morele doping wonderen van strijdlust verricht. Dit verklaart de vele uitslagen waarvoor vele nuchtere voetbalanalisten geen pasklare uitleg hadden ook al wezen ze op de tactische tekortkomingen van de Rode Duivels. De Hollandse menigte speelt als het ware zelf mee. Die onafgebroken aanmoedigingen stuwen de Oranjemannen niet alleen vooruit maar brengen door die storm van prikkels de tegenpartij ook van de wijs. Maar nooit verliezen ze daarbij de fairplay. Het is hen erom te doen de eigen ploeg aan te moedigen, niet de tegenstander te beledigen.”

“Net daarom is Holland-België de meest indrukwekkende affiche die de Rode Duivels betwisten. Ondanks de naam en de faam van vele andere tegenstanders.”

Uit deze ontmoetingen ontstaan hechte vriendschappen met Piet Kraak, Rinus Terlouw, Abe Lensta, de eerder genoemde Henk Schijvenaar en Faas Wilkes.

In die derby’s der Lage Landen kijken supporters en pers elke keer weer reikhalzend uit naar de duels die Mermans en Coppens uitvechten met de Nederlandse massieve stopper Rinus Terlouw. Elk op zijn eigen manier en in zijn eigen stijl.

Terwijl Mermans de directe confrontatie schuwt en vooral de vrije ruimte opzoekt om van Terlouw weg te komen, gaat Coppens die confrontatie net wél aan. Dan grapt hij naar z’n tegenstander met de woorden: “Ik ben helemaal niet bang van jou…”, al zal dat destijds veeleer geklonken hebben als “ik zen echt ni bang van aa”.

De derby wordt ook gekenmerkt door hoge scores. 6-3 voor Nederland in 1946, 7-2 en 6-7 voor België in 1950 en 1951. Het lijken wel tennisuitslagen.

België’s grootste handicap op de internationale scène is de professionele achterstand. Talent is er nochtans genoeg. In tegenstelling tot in de meeste Europese landen, waar het professionalisme al ingeburgerd is, verloopt het omschakelingsproces van amateurisme naar professionalisme in ons land bijzonder traag. Tegen de grote voetballanden staan de Rode Duivels vaak met de rug tegen de muur.

 

Share.

About Author

Leave A Reply