donderdag, mei 2

One Love: Gedachten uit mijn voetbalmuseum (3) Een keeperstraining bij Jean-Marie Pfaff of hoe El Sympathico tijdens Mexico 1986 wereldkeeper nummer 1 werd

Pinterest LinkedIn Tumblr +

 

In deze rubriek formuleert Raf Willems op ongeregelde tijdstippen enkele ongerijmde en onsamenhangende gedachten over heden, verleden en toekomst van het voetbal. Vanuit zijn voetbalmuseum als het ware…Want… When I’m 64, zo zongen The Beatles. One Love! Jawel, al was het maar om Infantilo te pesten…

 

Vandaag staan we stil bij de zeventigste verjaardag van Jean-Marie Pfaff. Eén van zijn grootste momenten beleefde hij in de onvergetelijke achtste finale tegen de Sovjet-Unie (4-3) op de Mexicaanse Mundial van 1986. Ik sprak er met hem over terwijl hij mij een training gaf in zijn keepersschool in Brasschaat, we schrijven de zomer van 1992.

Jean-Marie, Jean-Marie! Jean-Marie, Jean-Marie! Een combinatie van melodie, disco en schlager. Zingen in de Kempische bossen, tijdens een bierfeest in het midden én de hitte van de nacht. De dag nadat België de Sovjet-Unie had geklopt. Dat kon alleen hém overkomen: tijdens de wereldbeker 1986 had een type ‘Lange Jo Jo’ een hitje in elkaar getimmerd dat voornamelijk bestond uit het ritmisch na elkaar zingen van de woorden van zijn voornaam én dat volstond voor een verkoop van duizenden exemplaren.

‘Jé moet het maar doen,’ vertelde de immer rustige Jan Ceulemans over zijn doelman, die de mondiale media om de vingers draaide: ‘In Mexico in één enkele weken tijd uitgroeien van een relatief onbekende keeper tot El Sympathico.’

Praten met Jean-Marie. Ik deed het ooit in functie van een reportage voor een krant. Net na zijn loopbaan opende hij in Brasschaat een ‘keepersschool’.

Die ochtend knalde ik door de plaatselijke heide om mijn conditie nog wat op te vijzelen. Als ‘cafévoetbalkeeper’ zou ik een ‘cursusje ervaringsgerichte journalistiek’ ondergaan: ik mocht in de leer bij de meester. Hij ontving mij goedlachs en liet bij wijze van ‘stresswerende’ opwarming eerst een zoon van een circusartiest enkele kunststukjes op de éénwielige fiets opvoeren.

Daarna gooide hij enkele medicinballen op me af en mocht ik met een ‘zweetvest’ even in de zandbak ploffen. Dan begon het grote werk: hoge ballen, dieptepassen, dribbels één-op-één en schoten op doel. Jean-Marie gaf je de indruk dat je zelf bij Bayern keepte. Na afloop haalde hij als vanzelf herinneringen op aan de Belgische ‘All Time World Cup Classic’! Een klassieker op de erelijst van de wereldbeker. Het klapstuk van ruim honderd jaar Rode Duivels. Waarin hij, Jean-Marie, definitief de status overnam van ‘wereldkeeper nummer één’ van zijn rivaal Rinat Dassaev. Hij kon het niet laten, verklapte hij: ‘Ik riep inderdaad na de match in de kleedkamer: “Hoe heet die sukkel aan de overkant?”

Hij verwees ook naar het gevreesde systeem van coach Lobanovski, waardoor Sovjet-Unie na de groepsronde tot grote favoriet van de wereldbeker was uitgegroeid. Lobanovski stond bekend als ‘de man van ijs’, hoewel hij jongleerde met grote hoeveelheden wodka en cognac. Hij combineerde de beste elementen van ijshockey en basketbal met voetbal en baseerde zich op de wetenschap om het spel te ontleden. ‘Loba’ bande de blunders. De computer berekende dat een team met een foutenmarge van minder dan 18% altijd de wedstrijd zou winnen. Jean-Marie legde mij het systeem uit: ‘Zware pressing op de tegenstander in balbezit, snelle bal- en positiewissels. Korte combinaties, razende rushes en dodelijk doeltreffend.’ Als doelman zag hij alle patronen over het veld door elkaar vloeien. De 6-0 overwinning van de Sovjet-Unie tegen Hongarije in de eerste WK-wedstrijd grensde alvast aan de volmaaktheid. De Russen overrompelden de Mondial en de Belgen baarden hen allerminst zorgen. ‘Bij ons rommelde het in de selectie en bondscoach Guy Thys trok de kaart van de verjonging.’ De Belgen keken gewoontegetrouw de kat uit de boom. De Russen roffelden de aanvalstrom, de Rode Duivels construeerden een muur van vijf verdedigers om het verschroeiende tempo te breken. Jean-Marie Pfaff zette zijn kandidatuur kracht bij met enkele autoritaire reddingen. Door zijn hoofd speelde: ‘Ik ben beter dan Dassaev. Ik wil de beste van de wereld zijn.’ Hij getuigde over zijn geloof in de kwalificatie: ‘In tegenstelling tot veel andere Duivels, voelde ik toch dat er een stunt in zat. In voetbal is alles mogelijk. Toon nooit je twijfel en weer overtuigd van je eigen kwaliteiten.’ Die les had hij me geleerd tijdens de trainingssessie: hij stak zijn keepershandschoen onder mijn kin en duwde die omhoog en hij zette ook mijn inzakkende buik recht en trok mijn borst vooruit. ‘Dat straalt zelfverzekerdheid uit’, overtuigde hij mij. Zo stapte hij elke match het veld op. Met een air van: ‘Ik sta hier, niemand doet mij wat.’ En intussen enkele ‘sympathieke’ gestes verkopen aan het publiek om de tegenstander enigszins te intimideren: ‘Ik ben hier ook een beetje voor de show, ik voel me totaal ontspannen. Ik voetbal voor mijn plezier. Zelfs als zitten hier 100.000 joelende mensen in de tribune.’ Hij vroeg me of dat ik begreep. Ik knikte. In de 26 ste minuut baalde hij toen een sublieme trap van Belanov hem het nakijken gaf. De hele eerste helft hoefde Dassaev zelfs de handen niet uit de mouwen te steken.  Na de pauze schudden de Belgen het paniekdenken van zich af. Hij had gebluft in de kleedkamer: ‘Ze zijn te pakken, mannen.’ De Sovjets schroefden zelf het ritme terug en waren beducht voor de hitte en de vermoeidheid. Het vizier stond op de kwartfinale. Enzo Scifo omzeilde de buitenspelval – een welles-nietes-discussie ontspon zich maar hij voelde aan vanaf de ander kant van het veld dat de scheidsrechter wist wat hij deed – en prikte met technische bravoure de bal achter Dassaev. In de 70 ste minuut klaarde Belanov alsnog de klus. Niemand verwachtte nog een Belgisch antwoord, maar Jean-Marie bleef zijn team naar voor schreeuwen. Stéphane Demol lepelde zeven minuten later een lange bal in de rug van de ‘uitstappende’ Russische verdedigers en in de loop van Ceulemans. Weer rees de twijfel over de offside. ‘Neen,’ gebaarde hij vanuit zijn doel: 2-2! De Sovjets legden van dan af mentaal het loodje tegen Gerets, Ceulemans en vooral Pfaff. In de verlengingen beitelden de Duivels een vernietigende kloof in de psyche van de Sbornaja. Een hoekschop belandde bij Gerets. Jean-Marie schreeuwde hem vanuit zijn doel toe: ‘Voorzetten!’ De ‘leeuw’ volgde zijn advies en Demol hamerde met het hoofd diagonaal voorbij Dassaev. Toen de aalgladde en pijlsnelle Nico Claesen in de 110 de minuut het centrale duo Demjanenko-Kusnetzow in de wind zette wist Jean-Marie genoeg: het was gebeurd! Hij misleidde Dassaev voor de vierde keer. Eén minuut later boekte Belanov op strafschop zijn hattrick. Wie maalde erom? Pfaff niet: stond 4-3 als topspektakel niet beter in de statistieken dan 4-2? ‘Op het einde van de match begonnen de Mexicanen voor ons te supporteren,’ knipoogde hij. De match van El Sympathico. En hij klopte nog eens vriendschappelijk op mijn schouder: ‘Inderdaad, ik brulde tegen mijn uitzinnige ploegmaats: “Hoe heet die sukkel aan de overkant?” Ik voelde me van dan af de beste doelman van de wereldbeker. Ik was de beste van de wereld.’ En hij voegde er nog een leugentje om bestwil aan toe: ‘En jij hebt ook goed gepresteerd tijdens mijn keeperstraining.’ Ik vertelde hem over hoe we zongen in de Kempische bossen, in de hitte van de nacht na de wereldbekerklassieker Belgische – Sovjet-Unie: Jean-Marie, Jean-Marie! Jean-Marie, Jean-Marie! Hij stak zijn duim op en gaf me een gehandtekende foto mee.

 

 

 

 

 

 

 

 

Share.

About Author

Raf Willems (1960) noemt zichzelf voetbalschrijver met een boekenkast. Hij is uitgever en auteur van meer dan 40 boeken over ‘voetbal met een knipoog naar geschiedenis & samenleving’ en schreef voor het Nederlandse weekblad Voetbal International (1995-2000), de krant NRC Handelsblad (2001-2006) en de website Stichting meer dan Voetbal (2008-20014). Sinds 2014 Initiatiefnemer van voetbaldenktank & onlineplatform De Witte Duivel.

Leave A Reply