Franky Van der Elst speelde dik twintig seizoenen topvoetbal, waarvan vijf bij RWDM (1979-1984) en vijftien bij Club Brugge (1984-1999). Hij telde 86 interlands voor de Rode Duivels en nam deel aan de wereldbekers van Mexico 1986, Italië 1990, Verenigde Staten 1994 en Frankrijk 1998. In het boek ‘Franky Van der Elst – Een man voor alle seizoenen’ vertelde hij over het belang van het straatvoetbal voor hem.
“En je had er Café Sporthuis, in de Koning Albertstraat. Het café van Miel Van der Elst en Paula Bellemans. Het lokaal van Blauw Wit, de voetbalclub die speelde op het veld naast het Sporthuis. Niet verwonderlijk dat de zonen Van der Elst, Marc en Franky, alsmaar wilden voetballen. Op het voetbalveld, tussen de grote jongens, en vooral op straat.
Franky Van der Elst: ‘Kleine partijtjes, en als we maar met zijn tweeën waren, naar elkaar trappen, de bal mocht maar één keer botsen, of één of twee keer raken. Ik was helemaal bezeten van voetbal, had niet echt idolen maar was wel een groot supporter van Standard, in die periode drie keer landskampioen. Kostedde, Takac, Van Moer.
Tijdens de Tour de France was hij ook coureur: ‘Tien toeren, de hoek om, en maar demarreren. Elke dag. Ik koerste heel graag. Soms deden we ook tienkamp: verspringen, lopen, speerwerpen met een ijzeren staaf die we maar drie meter ver kregen.’
Maar voetballen kon hij toch wel heel goed. Alleen kon dat niet meteen bij Blauw Wit dat te weinig jeugdspelers telde voor een volwaardige kadettenploeg. En dus trok hij naar VC Hunsel, dat in het Katholiek Sportverbond speelde. Maar zijn vader en het Sporthuis waren Blauw Wit, en zodra er genoeg jongetjes waren om er een kadettenploegje te vormen, tekende Franky toch maar een aansluitingskaart bij die club, hij was net dertien geworden. Hij was niet eens echt enthousiast, hij moest zijn vriendjes op de Hunsel achterlaten. ‘Maar mijn vader hield er het lokaal open, normaal dus dat ik daar ging voetballen.’
Zijn moeder: ‘Van kindsbeen af was hij altijd met een bal bezig. Eerst met een tennisballetje. Als ik hem moest wassen, hield hij dat balletje gekneld tussen zijn beentjes. Hij ging er zelfs mee slapen.’
Zijn vader: ‘Voetbal was zijn leven. Elke dag weer, en dan kwam hij helemaal onder het slijk thuis. Soms opzettelijk.’ Einde citaat.”
Bron: Frank Buyse, ‘Franky van der Elst – Een Man voor Alle Seizoenen’, 1996, blz. 10-11, 32, 33