Als gelukkige grootouders gaan we wekelijks kijken naar één of meerdere wedstrijden van onze sportende kleinkinderen en … gelukkig hebben we een ruime keuze uit:
2 x voetbal: V. 8 jaar en M. 12 jaar;
2 x basket: N. 19 jaar en S. 12 jaar;
1 x volleybal: J. 16 jaar.
We hebben dus het geluk om vijf sportieve kleinkinderen te hebben en daarenboven drie verschillende ploegsporten te kunnen bekijken … Wat een luxe!
Maar wij zijn als grootouders bezorgd om wat we vaststellen op en rond het terrein.
Uiteraard stellen wij, zoals iedereen, een opvallend specifiek spelers- en supportersgedrag vast bij deze drie sporten. Dat is enerzijds het gevolg van de al dan niet competitieve instelling van de club, maar anderzijds en meer nog het gevolg van de graad van interactiviteit van de beoefende sport, meer bepaald de mate waarin er rechtstreeks onderling contact mogelijk is van de spelers van beide kampende partijen.
Contactsporten als voetbal en basketbal kunnen, vanzelfsprekend, veelal intenser verlopen omwille van de vele vaak in snel tempo op de speler afkomende emotionele triggermomenten. Deze emotionele triggers zijn op het terrein aanwezig, ze komen van ploegmaat, tegenstrever of scheidsrechter. Maar er is eveneens de ‘emotionele trigger input’ van buiten het terrein. Op de eerste plaats van de coach, de supporters, de ouders en … de grootouders, allen medebetrokkenen die met al hun door het spel opgepookte energie ‘werkloos’ naast het terrein moeten blijven kijken.
Bij volleybal is die interactiviteit op het terrein omwille van het net uiteraard veel kleiner, waardoor de contactgerelateerde emotionele triggerkansen uitgesloten zijn, tenzij mogelijk wat ‘oog- en lichaamstaal-conversatie’ met de tegenstrever aan de andere kant van het net. Uiteraard ook dat bestaat! Vanzelfsprekend is de ‘emotionele trigger input’ van buiten het terrein analoog met die van de contactsporten.
Tot zover een analyse van het spelgedrag in deze drie sporten. Niks nieuws! Wel nieuw is dat kinderen op steeds vroegere leeftijd op het speelveld verschijnen.
Ondertussen is geweten dat het spelgedrag van deze vaak zeer jonge kinderen wordt ‘gedirigeerd’ door ‘brains’ die, eens op het terrein, een weg zoeken in een onbeheersbare emotionele rollercoaster. Sporten doet bij hen niet alleen maar wat emotionele stof opwaaien, maar veroorzaakt een ware zandstorm in hun rijpende hoofdjes …
En hoewel wordt getracht, door opvoeding en opleiding, om de inherent aanwezige emoties (limbisch niveau) van kinderen gaandeweg onder controle te houden van een toenemende, nog premature ratio (prefrontale cortex) loopt dit natuurlijk al eens fout. Wat we bij kinderen in een groeiproces nog kunnen begrijpen en aanvaarden, waarbij we ons beroepen op de aanwezigheid van een eerder sportieve en de afwezigheid van een pedagogische context.
Emotie overweldigt vaak, meestal, de ratio, de logica, en erger … heeft het moeilijk met autoriteit.
Van daar de uitspraak van filosoof Blaise Pascal ‘Le cœur a ses raisons que la raison ne connaît pas‘.
Jongeren screenen op hun fysiek, maar ook op hun mentaal rijpingsproces: de stuurbaarheid van emoties door een sterker wordende ratio. Het is duidelijk dat ‘grote ploegen’ hier subtiel scoutingswerk verrichten om spelertjes te zoeken die uiteraard in eerste instantie puur fysiek en technisch (psychomotorisch) maar in tweede instantie ook mentaal rijp zijn.
Het is dus opdracht om met de steeds breder wordende stroom aan data, data die ons relevante fysieke en psychomotorische info verstrekken, ook inzicht te krijgen in de grinta en vista van de jongeren, zijnde hun emotionele psychomentale kwaliteiten … of gebreken. De huidige klassieke datamining dient of is nog in staat (?) om op dit vlak stappen zetten. Wat kunnen data ons zeggen over vista en grinta?
Dit lijkt mij, gegeven de steeds vroegtijdigere instap van kinderen en gegeven het potentiële verdienmodel van een toenemende spelershandel, een noodzakelijke oefening voor wie wil investeren in de sport…
Maar de sport, inzonderheid de voetbalsport, moet worden bewaard en vooral bewaakt.
Als we zien wat er gebeurt op en rond de velden, vooral de belaging van de eerste veiligheidsagent, de scheidsrechter, dan siert het de Witte Duivel hierover een stevige waarschuwing uit te sturen.
Natuurlijk wordt in onze maatschappij alles wat in een (eender welke) gezagsstructuur zit ‘als vanzelfsprekend’ in vraag gesteld en … zelfs een gesofisticeerd foutregistratiesysteem (o.a. de VAR) biedt geen garantie meer om een vlekkeloos verloop te garanderen in de hoogste afdelingen. Maar heel dramatisch wordt het pas vast te stellen dat er voor de jeugd vaak geen scheidsrechters opdagen.
Als we zien hoe die ‘veiligheidsagenten’ soms worden ‘aangepakt’ … Wie wil dat nog doen?
Gegeven de hoger aangegeven gedragsgenese en maatschappelijke evolutie waarin meer en meer de emotie de vrije hand krijgt en zuivere marktprincipes gehanteerd worden kan een Witte Duivel mee helpen het juiste spoor terug te vinden.
- Spelersgedrag: het invoeren van blauwe kaarten met een variabele afkoelingsperiode zoals in ijshockey is toe te juichen;
- Supportersgedrag: adequate identificatie en efficiënt en effectief stadionverbod als de door het spel opgepookte energie hen tot een onaanvaardbare spelbetrokkenheid ‘opstuwt’ gaande van ongezouten spreekkoren, pyrotechnisch vandalisme, bekogeling met al wat al dan niet vastzit. Supporters moeten kunnen worden aangesproken en desnoods verwijderd door scheidsrechters of clubverantwoordelijken.
- Omwille van het immanent kopieergedrag van jongeren kan/moet een aanpassing van het reglement voor een gedragsverandering zorgen: o.a. ’sliden is pas toegelaten vanaf’…’ koppen is verboden tot.’.
Want als wij als grootouders zien wat er gebeurt met het klimaat … en we zien wat er gebeurt met de sport … dan wordt het misschien stilaan tijd dat er ook GROOTOUDERS VOOR DE SPORT opstaan …
JVl (Grootouder)