Zes weken terug heb ik mijn tweede vaccin gekregen, maar pas nu maak ik echt kennis met corona. Minder dan 72 uur voor aankomst in Rusland moest ik een coronatest ondergaan. Mijn allereerste. Normaal kan ik vannacht met mijn collega’s zonder problemen naar het vaderland terugkeren – we vertoefden minder dan 48 uur in het buitenland, maar vorige maand gerakte Filip Joos na de finale van de Europa League in Gdansk bijna niet op het vliegtuig omdat hij die dag geen test ondergaan had en we willen geen enkel risico nemen.
Sushi
Daarom word ik vanmorgen om 7 uur Belgische tijd opnieuw onderworpen aan een coronatest. Die verloopt heel anders dan bij ons. De verpakking van het testmateriaal doet denken aan de stokjes bij een sushi-maaltijd. De tester haalt er twee staafjes uit. Hij gaat toch niet in beide neusgaten boren? Het valt allemaal reuze mee. Met het eerste staafje schraapt hij wat wangvocht weg, net als bij een DNA-test op televisie. Met het tweede stokje peutert hij heel even in de neus, maar het gaat helemaal niet zo diep als bij ons. Ik wil nog alleen in Rusland op corona getest worden.
En er is nog meer vrolijk nieuws. Er wacht me een verrukkelijk ontbijt. Met werkelijk alles erop en eraan. Maar eerst moet nog de temperatuur gemeten worden. Alweer aan de pols. En dan aan het werk. Contact opnemen met Viktors Sorokin, de perschef in St.-Petersburg, en nadien met UEFA. Er zijn nog twee Belgische journalisten die geen toegangsbewijs hebben gekregen voor de match van vanavond. De plaatsen zijn immers beperkt in de perstribunes in coronatijden.
Gelukkig komt er nog voor de middag goed nieuws uit Zwitserland. Iedereen kan vanavond zijn werk doen. Bovendien is er niets te merken van de aangekondigde regenbuien. Het wondermooie St.-Petersburg ligt in de zon te blinken.
Terroristen of journalisten?
Op het laatste moment wordt beslist een uur vroeger naar het stadion te vertrekken. Wat een gelukkig idee. Vergeleken met de toegang tot de Gazprom Arena is de veiligheidscontrole op een luchthaven een grap. De persjongens (meisjes zijn er niet bij) en hun bagage moeten door de metaaldetectors. Iedereen wordt bovendien gefouilleerd en ook de bagage in de bus – bagage die de hele match in de bus blijft – moet door de controle.
Op Zaventem was er niemand die problemen maakte met mijn bagage, maar dat is hier even anders. ‘U hebt te veel geneesmiddelen bij’, verneem ik. ‘Vertel dat aan mijn dokter’, zeg ik nog goedgeluimd, maar ik besef snel dat wijsneuzen hier niet op prijs worden gesteld. ‘U moet de pillen hier achterlaten.’ Mijn humeur slaat plots om. Bijna tien minuten sta ik te pleiten dat ik een hartpatiënt ben en dat ik zonder deze medicatie de volgende dag misschien niet haal. Toevallig heeft de man achter mij, een Franstalige fotograaf, een gelijkaardig probleem: te veel pillen, godbetert.
We voelen ons behandeld als terroristen in plaats van journalisten. We zijn nochtans de voorbije weken al uitvoerig gescreend en hebben een visum gekregen. Dit is erger dan tijdens het WK 2018, toen de Duivels ook twee keer in St.-Petersburg speelden. Er wordt ‘een controleur’ bijgehaald. De man spreekt geen woord Engels en lijkt eerder op een slager dan op iemand met apothekerskennis. Na veel gepalaver en mijn steeds wanhopiger pleidooi voor mijn rotpillen wordt beslist dat ik, en mijn collega, ze mag houden. ‘Maar volgende week moet u een lijst van de dokter meebrengen’, krijg ik nog mee. Dat wordt document dertien. Wie had ooit gedacht dat het voetbal zou ten onder gaan aan bureaucratie.