´Voetbal was in mijn jonge jaren al snel alles voor me. Op mijn vijfde stond ik al uren met een bal te trappen tegen de deuren van een aardappelboer. Eerst met links, dan weer met rechts. Ik zie het nog zo voor me: twee enorme grijze loodsdeuren, recht tegenover mijn ouderlijk huis.
Later verplaatste mijn voetballen zich naar het pleintje in de buurt. Ik gooide mijn schooltas in de gang en weg was ik. Stond ik daar tussen de grote jongens. Ik was nog echt klein. Echt een jochie. Om me staande te houden tussen die jongens heb ik moeten leren uitdelen en incasseren. Letterlijk vallen en opstaan. Dat heeft me gevormd. De bron van de voetballer die ik later ben geworden, ligt daar op dat pleintje.
Ik was een lief jongetje, geen boefje, maar op het veldje was ik bezeten. Ik maakte slidings, en als ik op doel stond, dook ik zonder aarzeling op de straatstenen. ´s Avonds als ik thuis kwam, lagen mijn knieën regelmatig open. Mijn moeder kon verwonderd en tegelijk bezorgd toekijken. Net als die andere jongens op het pleintje wilde ik echter hetzelfde: spelen in het mooiste stadion van Nederland, dat was het hoogst haalbare in onze wijk in Rotterdam-Zuid…´
Bron: Kevin Kraan, Ben Wijnstekers – Kop van Zuid, 2025, blz. 11-12
Dit citaat staat model voor het straatvoetbal. De bekende elementen duiken weer op. Achtereenvolgens: 1) de ´blinde´ muur, 2) tweebenigheid, 3) het voetbalpleintje, 4) schooltas wegdoen, 5) meedoen met de oudere jongens, en 6) knieën opengehaald.
Vleugelverdediger ´Bennie´ Wijnstekers was van 1975 tot 1988 een vaste waarde in het eerste elftal van Feyenoord. Hij speelde in totaal 419 wedstrijden voor de stadionclub. Hij beleefde zijn hoogtepunt met het winnen van de dubbel in 1984 met als ploeggenoten Johan Cruijff en Ruud Gullit. Als international had hij de pech om deel uit te maken van de tussengeneratie: Oranje liep in die jaren de WK´s van 1982 en 1986 en het EK van 1984 mis.
Toen Wijnstekers bij het eerste van Feyenoord kwam, werd hij keihard aangepakt door de grote jongens die daar de dienst uitmaakten. De drie Wimmen: Jansen, Rijsbergen en Van Hanegem. Dat ging met vallen en opstaan net als op straat.
Rob Siekmann
Share.