Wilfried Van Moer werd enkele maanden voor het einde van WO II geboren in Beveren. Het plaatselijke SK Beveren-Waes was destijds een bescheiden clubje dat in vierde klasse speelde, toen nog “bevordering” genoemd. Maar die nadagen van de oorlog hadden in Beveren blijkbaar gezorgd voor een explosie van voetbaltalent. Met plaatselijke spelers als Jean en Omer Janssens, Roger Rogiers en Freddy Buyl begon Beveren aan een indrukwekkende opmars
Koudwatervrees overwonnen
Tot dan toe ging het er in Beveren aan toe zoals Wilfried Van Moer het zelf omschreef. “Al mijn vrienden en familie waren op één of andere manier bij de club betrokken… Je ging naar school in Beveren, sloot je aan bij de club en je ging werken in de buurt of in de haven van Antwerpen.”
Zelfs tussen al dat ontluikende talent in het Waasland viel de kleine Wilfried snel op door zijn grote technische bagage en speldoorzicht. Hij haalde al op zijn zestien het eerste elftal en op zijn zeventien was hij een vaste waarde. In 1963 speelde Van Moer met zijn drieëntwintig doelpunten een belangrijke rol in de promotie van Beveren naar derde klasse. Van Moer bleef nog twee seizoenen bij Beveren spelen. Maar toen er een aanbod kwam van Antwerp om in eerste klasse te gaan voetballen, stapte Van Moer over zijn koudwatervrees en over de Schelde heen om zijn droom waar te maken en profvoetballer te worden.
Voor Wilfried zelf werd het een succes. Coach Harry Game, die acht jaar eerder met Antwerp kampioen was geworden, vormde Van Moer om van flankaanvaller tot middenvelder. Van Moer deed dat met zoveel kunde en flair dat hij op zijn eenentwintig al uitgeroepen werd tot Gouden Schoen. Dat ondanks het feit dat Antwerp als ploeg een heel teleurstellend seizoen speelde en pas tiende eindigde.
Het seizoen daarop draaide het heel wat beter. Antwerp sloot terug aan bij de subtop en eindigde verdienstelijk vijfde, zeker grotendeels dankzij het talent van Van Moer.
Meer dan zes miljoen frank
Stilaan begon de belangstelling van andere clubs in Van Moer concreet te worden. Constant Van den Stock, toen nog in dienst van Club Brugge, wilde Van Moer graag aantrekken. Het feit dat de rest van het bestuur dat plan niet zag zitten, zal er ongetwijfeld toe hebben bijgedragen dat Van den Stock bij Brugge vertrok en naar Anderlecht ging. Er kwam ook een bod van 1.FC Köln, maar Antwerp liet het “goudhaantje” onder geen beding vertrekken.
Toen Antwerp in het seizoen daarop, met een ontgoochelde Van Moer, weer helemaal kopje onder ging en degradeerde, was er geen houden meer aan. Van Moer zette Eddy Wauters, die net voorzitter was geworden, voor het blok. De voormalige Gouden Schoen die inmiddels ook al zeven “caps” voor de nationale ploeg had verzameld, weigerde pertinent in tweede klasse te gaan voetballen. Toen er dan ook nog een lucratief bod van meer dan zes miljoen frank van Standard kwam, koos Wauters eieren voor zijn geld en liet Van Moer naar Sclessin vertrekken.
Het bleek een gouden zet van Standard-voorzitter Roger Petit. Zijn Franse trainer René Hauss beschikte over een ijzeren verdediging met topkeeper Jean Nicolay en beren als Jeck, Beurlet, Thissen, Dewalque en Louis Pilot. Daarvoor dirigeerde “de Kleine Generaal” Van Moer een vinnige aanval met onder meer Léon Semmeling, Kostedde, Depireux en Nagy. Het was een gouden generatie, volgens velen nog altijd de beste ploeg die Standard ooit had. De club werd drie keer op rij kampioen en Van Moer won in 1969 en 1970 zijn tweede en derde Gouden Schoen.
Van het Groenewoud
Wilfried Van Moer bleef acht seizoenen bij Standard, maar toen hij in het EK van 1972 door een brutale aanslag van de Italiaanse verdediger Mario Bertini een gecompliceerde beenbreuk opliep, sukkelde hij van de ene blessure in de andere. In 1976, op zijn eenendertig, zette Van Moer sportief een serieuze stap terug om gedurende vier seizoenen met Beringen bijna voortdurend tegen degradatie te gaan vechten.
Desondanks bleef Van Moer met zijn geweldige talent indruk maken. Toen de spelmaker van de Rode Duivels Ludo Coeck in 1979 geblesseerd uitviel, schreeuwde heel het land als het ware om een comeback van Wilfried Van Moer in de nationale ploeg. BRT-journalist en entertainer Carl Huybrechts deed dat zelfs letterlijk door “Je veux l’amour” van Raymond van het Groenewoud te vertalen als “Je veux Van Moer!”
Bondscoach Guy Thys ging in op dat algemeen verzoek. Hij selecteerde Van Moer, België plaatste zich voor de eindronde van het EK in 1980 en haalde zowaar de finale, die de Rode Duivels nipt met 1-2 verloren tegen Duitsland. De speler van het bescheiden Beringen werd zowaar vierde in het referendum van Europees voetballer van het jaar.
Nog in 1980 keerde Van Moer terug naar Beveren, dat met Jean-Marie Pfaff, Heinz Schönberger, Erwin Albert en Paul Theunis opnieuw een eigen “gouden generatie” bijeen had. Van Moer speelde er nog twee seizoenen en sloot vervolgens zijn carrière af in tweede klasse bij STVV als speler-trainer. In 1982 ging hij ook nog mee naar het WK in Spanje, waar hij tegen Polen de laatste van zijn zevenenvijftig interlands speelde.
Cafébaas en supporter
Van Moer baatte toen al de succesvolle brasserie Wembley op de grote markt van Hasselt uit. Hij ging een tijdje als trainer aan de slag bij Assent, Beveren en Diest. Nadien ging hij werken als scout voor de Belgische voetbalbond. Midden jaren negentig waren de prestaties van de Rode Duivels met bondscoach Paul Van Himst niet meer te best, om het zacht uit te drukken. Van Moer werd in 1995 aangesteld als opvolger van Michel Sablon als assistent bondscoach naast Van Himst. In april 1996 werd Van Moer zelf bondscoach nadat de nationale ploeg de eindronde van het EK van 1996 in Engeland gemist had. Maar de soms wat nukkige Van Moer kreeg al gauw een verzuurde relatie met de pers en hij werd na minder dan acht maanden vervangen door de communicatief veel sterkere Georges Leekens.
Nadien werd Wilfried Van Moer voltijds cafébaas en supporter van Standard. Toch wordt hij door kenners die Van Moer meemaakten als voetballer nog altijd beschouwd als één van de grootste Belgische voetbaltalenten ooit.