woensdag, april 24

WK-brief 14 van FC aan RW: is sportethiek nog van deze tijd?

Pinterest LinkedIn Tumblr +

Rostov aan-de-Don, 2 juli 2018

Beste Raf,

Blij weer wat van je te horen en de thema’s die je aanraakte, verbazen me niet. Laat me met Adnan Januzaj beginnen. Ik vind het vreselijk dat we naar Rostov moesten verhuizen en straks wellicht ook naar Kazan. Ik bedoel dan de Belgische pers, want voor de spelers stelt al dat vliegen weinig voor. Zij krijgen op de luchthaven en aan boord faciliteiten die normaal alleen voorbehouden zijn aan koningen en presidenten.

Toch ben ik blij dat Januzaj de Engelsen een lesje in sportiviteit heeft geleerd. Het voetbalreglement zegt dat je je kansen voluit moet verdedigen, anders moet de scheidsrechter ingrijpen. Januzaj heeft gedaan wat elke sporter moet doen. Hoe jammer de uitkomst ook is voor de ploeg ( straks Brazilië?) en voor mij persoonlijk.

Ik ben alleen verrast door je opmerking over de reacties in de Engelse pers. Ik vond die ronduit teleurstellend. Vooraf heeft inderdaad geen enkele krant uit wat vroeger Fleet Street was zelfs maar verdekt aangegeven dat The Three Lions beter konden verliezen. Maar na de bewuste non-prestatie van hun elftal heb ik daar geen negatieve commentaren over gelezen.

Voor mij als anglofiel was dat een diepe teleurstelling. Na Brexit en nu weer dit heeft mijn liefde voor de onderdanen van de Queen een serieuze deuk gekregen. Misschien blijven ze maar best op hun eiland wonen.

Ik kan me niet indenken dat Patrick Barclay, Hugh McIlvanney, Brian Glanville, Rob Hughes of David Miller, journalisten van mijn generatie, hier zo licht waren overgestapt. Hun opvolgers zijn al even pragmatisch – of beter gezegd opportunistisch – als onze jonge generatie.

Ik heb vaker het gevoel dat ik ‘de Laatste der Mohikanen’ ben en als Don Quichote tegen windmolens vecht. Maar liever met de botinnekes aan ten onder gaan op het slagveld dan mee te gaan heulen met de kudde.

Ik heb me de voorbije dagen meer dan eens afgevraagd of ik niet verkeerd ben en dat alle middelen goed mogen zijn om te winnen. Gelukkig reageerde mijn goede vriend Luc Uyttenhove, de vroegere chef-voetbal van Het Laatste Nieuws, vanuit mijn geliefde Zuid-Afrika op Facebook spontaan op één van mijn dagboekaantekeningen en meldde hij dat hij ‘de lectuur van de Belgische kranten ergerlijk vond’. Jacques Sys, hoofdredacteur van Sport/Voetbalmagazine, antwoordde mij dat Januzaj het enige juiste had gedaan.

Ik sta dus toch nog niet helemaal alleen, Raf, en daar klamp ik me aan vast. Sportethiek lijkt niet meer van deze tijd. Ik zou graag weten wat Ignaas Devisch, professor ethiek en een grote voetballiefhebber, hier over denkt. Als alles toegestaan is om te winnen, waarom zouden we dan doping verbieden?

Ik mag mijn opvolgers echter niet te veel van de roe geven. Zij hebben veel meer met hoofdredacteurs te maken dan mijn generatie. Hoofdredacteurs, vroeger en nu, begrijpen meestal bitter weinig van sport, maar lieten ons in ‘mijn tijd’ met rust. Dezer dagen worden ze wakker als er een groot sportevenement op het programma staat. Ook al hebben ze geen flauw vermoeden of er lucht in een bal zit. Voor hen is niet alleen voetbal maar ook voetbaljournalistiek entertainment en niets meer dan dat. Zij worden afgerekend op oplagecijfers en eisen dat de teksten breder en breder gaan, lees platter en platter: ‘Driesje, wat vindt je vrouw van je nieuwe kapsel?’.

Tot de jaren ’70 waren onze sportjournalisten ex-atleten die ook een beetje konden schrijven. Zij vonden dat het hun eerste opdracht was om hun sport te beschermen. Kortom, alle schandalen in de doofpot te stoppen.

Vooral de radio doorbrak dit. Eerst met Piet Theys, nadien nog nadrukkelijker met Jan Wauters. Op televisie probeerde Ivan Sonck hetzelfde te doen. In mijn jongere, zottere jaren zei ik altijd dat ik geen vier jaar naar de universiteit was gegaan om in de sportjournalistiek te stappen, ondanks het feit dat ik van jongs af aan voetbalde en verslingerd was aan sport.

Het toeval wilde dat ik tijdens mijn legerdienst op de persdienst van de luchtmacht een paar weken met Mark Vanlombeek samenzat. Ik zei hem dat ik Jan Wauters wel eens wilde bellen om te vragen of hij geen medewerkers zocht ( hoewel ik dat nooit zou gedurfd hebben). Een week later vertelde Mark mij dat Ivan Sonck een examen voor medewerkers televisie organiseerde en dat hij mij had ingeschreven. Ik durfde niet terugkrabbelen en heb mijn kans gewaagd. Samen met Carl Huybrechts ben ik uit dat examen gekomen.

Na mijn eerste opdracht – één of andere Bloso-organisatie – werd ik echter op het matje geroepen door chef-sport Wim De Gruyter. ‘Ik heb geen nieuwe Ivan Sonck nodig’, sneerde hij. Daniël Mortier en Herman Pauwels hebben mij de hand boven het hoofd gehouden, zodat ik toch nog ruim drie jaar voor televisie heb gewerkt. Toen Het Nieuwsblad een examen uitschreef voor sportjournalisten heb ik geen moment geaarzeld. Joris Jacobs stond immers bekend als iemand die de sport én de journalistiek ernstig nam.

In mijn generatie waren we, bewust of onbewust, aanhangers van Gerhard Vinnai, de befaamde Duitse socioloog, die de sportjournalistiek als ideale middel zag om de gewone man duidelijk te maken hoe het er in de maatschappij in werkelijkheid aan toe gaat. Net als de eerdere generatie probeerden we de sport te beschermen, maar niet door de problemen onder de mat te schuiven maar door de schandalen bloot te leggen.

Het probleem van de hedendaagse sportjournalistiek is in België groter dan elders, omdat onze kwaliteitskranten ( De Standaard en De Morgen) de sport nagenoeg compleet uitbesteed hebben aan de redacties van hun populaire zusterkranten. Op dit WK hebben ze allebei gelukkig een vertegenwoordiger, maar de stem van iemand die van het hele jaar niet in een stadion kon opgemerkt worden, weegt niet zwaar in de voetbalwereld.

In Nederland ( Volkskrant, NRC), Duitsland ( Franfürter Allgemeine, Süddeutsche Zeitung), Frankrijk ( Le Monde) en Engeland ( Guardian, Telegraph, Times) nemen de kwaliteitskranten de sport veel meer au sérieux en gaan op zoek naar andere, meer kritische verhalen en invalshoeken. Ze tellen bovendien meer sportpagina’s dan ooit. Bij ons leeft echter de achterlijke gedachte dat de kwaliteitskranten met meer sport de populaire zusterkranten zouden kannibaliseren. We kunnen alleen hopen dat onze kwaliteitskranten deze trend snel doorbreken.

Je zal begrijpen dat na deze lange brief de Iraanse vrouwen pech hebben. Ik schreef vorige maand echter een groot verhaal voor Sport/Voetbalmagazine over het Iraanse voetbal en kan je alleen gelijk geven: naar het voetbal gaan, is een elementair basisrecht, ook voor vrouwen.

Toch nog dit, Raf. Mijn jongere collega’s begrijpen ook niet dat ik me voor vrouwenvoetbal interesseer. Niet dat ik elke week naar een competitiematch voor meisjes ga, maar ik heb in 2007 wel van ter plaatse bericht over het WK voor vrouwen in Duitsland ( geen verrassing dat ik door Willem Vissers, de beste voetbaljournalist van de Lage Landen, tegen het lijf liep) en ik heb alle interlands van onze Flames op het EK van vorig jaar live meegemaakt. Vrouwenvoetbal is ook voetbal en moet elke voetbaljournalist er belangstelling voor koesteren.

Kortom, Raf, er is nog veel werk aan de winkel. Ook in de voetbaljournalistiek.

Laat snel weer iets van je horen,

françois

Share.

About Author

François Colin (1948) was achtereenvolgens rubriekleider voetbal en chef-sport van Het Nieuwsblad en senior writer van De Standaard. Na zijn pensioen in 2014 was hij tot 2021 columnist van SportVoetbalmagazine. Hij bracht verslag uit van twee Olympische Spelen, tien EK's en negen WK's voetbal en was aanwezig bij ruim driehonderd interlands van de Rode Duivels. Hij is auteur of co-auteur van een vijftiental boeken over de mooiste sport op aarde.

1 reactie

  1. Pingback: betflix888th ทางเข้าเว็บตรง สล็อต คาสิโน

Leave A Reply