Wilfried Van Moers vader, ‘Mon’, baatte meer dan twintig jaar lang een drankhuis uit dat, ingevolge zijn ligging, ‘Nieuwe Wijk’ als uithangbord droeg. Leunend tegen de toonbank had men een panoramisch gezicht op een voetbalveld met te kleine afmetingen waarop de kadetten van de club mochten oefenen en dat, wellicht wegens zijn gele, zanderige oppervlakte, ‘Congo’ werd geheten.
‘Op weg naar school moest ik “Congo” door en ik vond er mijn lotsbestemming,’ zegt Van Moer thans. ‘In mijn familie werd men nooit voetballer na een smartelijke zielestrijd of na een conflict met de ouderlijke dwingelandij. In mijn wijk werd men geboren, ging men naar school, naar “Congo”, naar de club, naar de fabriek zonder dat hiervoor de familieraad werd bijeengeroepen. Mijn oudere broer, Roger, had me, zeventien jaar vroeger, trouwens alles voorgedaan.’
Bron: Ch. Baete en V. Vermeir, ‘Wilfried Van Moer – Nummer 8’, 1972, blz. 40
‘Niet ver van ons huis was een klein grasveldje, het Kongoke, zowat het verzamelpunt voor elk kind uit de buurt. Het was een complete mengelmoes van leeftijd en afkomst verzameld onder de laagbouw van Beveren. Er waren kleine kinderen van acht of negen jaar die in dezelfde ploeg zaten als oudere mannen van vijfentwintig die net van hun werk kwamen. Ongeacht leeftijd of stand, iedereen was er maar voor één ding: voetbal. We legden zakdoeken op de grond als doelpalen en speelden straat tegen straat. De ene week was het de Bijlstraat tegen de Klapperstraat en een week later de Kerkstraat tegen de Bijlstraat. Ook de legendarische voetballer Wilfried Van Moer draafde regelmatig het veld op, want die woonde ook in de buurt. Hij was voor mij een absolute held, ik keek naar hem op zoals negenjarige jongens naar topsporters kunnen opkijken. Hij was tien jaar ouder dan ik en kwam altijd naar het Kongoke met zijn lange witte broek en daaroverheen een korte witte broek. Ook al was hij goed op weg om een vaste waarde te worden in de Belgische nationale ploeg, dat betekende niet dat hij niet meer kwam meevoetballen met de kinderen uit de buurt. Doordeweeks zagen we hem minder, maar op zaterdagochtend wilde hij nog wel eens zijn trainingspak aantrekken. En reken maar dat ik er dan ook bij was. In die tijd was er nog school op zaterdagochtend maar wanneer ik wist dat Wilfried zou komen dan bleef ik stiekem weg van school en ging ik voetballen.’
Bron: Jean-Marie Pfaff, ‘Overleven’, 2007, blz. 23-24
Rob Siekmann