Precies zestig jaar geleden…Europacup der Landskampioenen. Antwerp lootte tegen tweevoudig winnaar Real Madrid. Nooit kwamen meer toeschouwers naar de Bosuil voor een wedstrijd van Antwerp als toen. De piepjonge doelman Wim Coremans (1938-2016) speelde een hoofdrol in deze wedstrijd. Hij vertelde me in de herfst van 2013 in het Bosuilcafé over deze historische match, het kampioenschap van 1957, de vriendschap met Vic Mees en de echte derbysfeer met Beerschot en Rik Coppens van die dagen.
WIM COREMANS (1938-2016): De Aai van Alfredo di Stefano, de conférence van Coppens en de vriendschap met Vic.
“De Bosuil? Die zit in mij. Weet u dat ik al sinds 1970 in een appartement woon aan de overkant van dit stadion? Ik kom hier nog altijd langs in het Antwerpcafé: een uur of twee koffiedrinken en wat kletsen, zo gaat mijn dag voorbij op een aangename wijze. Wat moet een mens anders doen op mijn leeftijd van 75?”
Wim Coremans zag er nog goed uit toen. De zwarte panter van destijds oogde scherper dan sommige eersteklassekeepers: 395 wedstrijden tussen 1956 en 1968; landskampioen in 1957 én één interland en 23 keer tweede doelman bij de Rode Duivels. Hij was in het bezit van een unieke foto van Antwerp-Real Madrid en toonde die vol trots.
De aai van Alfredo
“Die foto, dat is toch een echt uniek beeld? Ik deed er ooit één cadeau aan een fan die er bij wijze van spreken zijn arm wou voor afhakken. Verder bezit niemand hem. Mijn vrouw heeft hem goed verstopt, ik weet hem zelfs niet liggen en moet haar bellen om het te vragen. Hier is hij dus. Ik sta als negentienjarige vooraan in de rij, met naast mij de kampioenenploeg 1956-’57: een sterke verdediging rond Louis Lambert, een technisch middenveld met Bob Maertens en Eddy Bertels en een bombardiertype als midvoor, met name Jef Van Gool. Aanvoerder Vic Mees hield het de boel bij elkaar en had alles: balvaardigheid, loopvermogen en kopbalsterkte. Zelf was ik een lijnkeeper, een man mét reflexen én goed in de lucht dankzij mijn lengte. Naast ons elftal begint het pas echt: de vedetten van Real Madrid zoals Gento, Kopa en vooral Di Stefano. Alfredo di Stefano, de Argentijnse spelmaker van de Koninklijke en op dat ogenblik de beste voetballer ter wereld. We bekampten hen in het kader van de Europacup der Landskampioenen. Real Madrid won de eerste twee edities en zou ook de volgende drie op haar palmares schrijven. Wat die dag het meest kenschetste? De volle tribunes! Nooit meer volk op de Bosuil dan toen: meer dan 60.000, op die zonnige woensdagnamiddag in oktober van 1957. De fabrieken van Ford en Opel en de havenbedrijven gaven hun werknemers vrijaf om ons aan te moedigen tegen Di Stefano en co. Ik vond het wel indrukwekkend om hem de hand te drukken maar verder had ik geen last van de zenuwen: hoe meer volk, hoe beter. Plankenkoorts kende ik niet, een beetje ‘den track’, dat wel. Ik pareerde enkele ballen en plots was daar mijn moment: Di Stefano stormde alleen op mijn doel af maar ik ontfutselde hem de bal. Terwijl ik op de grond lag, streelde hij even over mijn hoofd. De grote Di Stefano die enkele seconden met zijn hand door mijn haar ging om zijn waardering te tonen, ik voel het als het ware opnieuw wanneer ik het vertel. Toen kon niets me nog gebeuren, ook al verloren we met 1-2, in Madrid werd het zelfs 6-0. Dat gebaar, die aai van Alfredo geeft deze unieke foto voor mij persoonlijke waarde.”
De conférence van Coppens
“Den derby! Beerschot op de Bosuil, hét hoogtepunt van het seizoen. In de jaren vijftig daagden steeds meer dan 40.000 kijkers op. Qua publieke belangstelling dé derby’s uit de geschiedenis, qua spektakel ook wel door de aanwezigheid van de legendarische Rik Coppens. De vraag hing dagen vooraf in de lucht: Spelt ’em of spelt’ em ni? Een klassieke derbydag? Net als altijd verzamelden we om 10 uur voor het stadion, we keken samen naar de jeugd en tegen twaalven bracht de bus ons naar het Breugelhof in Brecht voor het middagmaal. Nadien doodden we de tijd met kaarten en minigolf maar op derbydag was de spanning zo te snijden dat daar weinig van in huis kwam. Onze mandekker Jos Van Ginderen was technisch niet zo beslagen en Coppens daagde hem net zolang uit tot Jos hem ‘op zijn poten stampte’. Dan provoceerde Rik een relletje richting het publiek. Wij probeerden vooraf Jos te kalmeren: ‘Blijf ervoor, vlieg er niet op’. Hij was zo nerveus dat hij toch op Coppens’ knoesels trapte. Die gebaarde dan met zijn handen van ‘kom maar af manneke, kom maar af’ en dribbelde hem vervolgens voorbij, de kont achteruit. De strafste stoot van Coppens? Bij een vrije trap maakte hij er zo’n theater van tegen de scheidsrechter – de muur stond niet op zijn plaats volgens hem, hij veinsde dan dat hij de bal zou schieten maar hield zich in om vervolgens opnieuw te protesteren – dat die hele scéné liefst elf minuten duurde. Uiteindelijk ging hij misnoegd op de bal zitten met een air van ‘arbiter, komt er hier nog iets van?’ Dat was ook voor ons lachen geblazen, als comédiant was Coppens onevenaarbaar. Oh ja, ik haalde zijn bal overigens uit de hoek, ik liet me door hem niet uit mijn lood slaan. Na afloop trokken spelers van beide clubs samen de stad in. Dat was in die dagen de sfeer van den derby.”
De vriendschap met Vic
Vic Mees, een buitengewone mens. Toen ik op mijn achttiende bij het begin van het kampioenenjaar de geblesseerde doelman van het eerste elftal moest vervangen, ontfermde hij zich meteen over mij. Hij scoutte me bij de Uefa’s en dat was mijn geluk. De kleedkamers hadden destijds iets van een heiligdom met ‘kabine 1’ en ‘kabine 2’. Tot ‘kabine 1’ mocht je niet zomaar toetreden, dat gebeurde enkel op uitnodiging. Vic wees me mijn plaats: “Zet u maar op uw gemak vriend.” Bij zijn begrafenis op de Bosuil vertelde ik over de invloed van Vic op mijn loopbaan: hij tilde me voor dertig procent naar een hoger niveau, ik deed het voor zeventig procent op basis van mijn kwaliteit. Bij een mindere dag beschermde hij mij en de andere jongens keken naar hem op. Hij regelde alles in de ploeg, hij stuurde de plannen van trainer Harry Game bij achter diens rug als hij dat nodig achtte: “Seg mannen, wat de Game nu zegt, dat klopt niet. We doen het zo en zo.” Vic had een beter zicht op de zaak dan de coach. Hij was Mister Antwerp. Hij loste alles op ‘zijn Engels’ op, zonder ruzie en ‘gentlemansgewijs’. Na zijn loopbaan vestigde hij zich in de buurt van de Bosuil. Blijkbaar kon hij de omgeving niet missen. In het jubileumboek ‘Antwerp 125’ schreef hij voor mij als boodschap: ‘Een vriend voor het leven’. Tijdens zijn ziekte bleef ik hem bezoeken. Om de veertien dagen sprak ik bij hem thuis af en dan legde zijn vrouw foto’s van vroeger klaar. We riepen onze belevenissen van toen terug op want Vic was niet meer zo helder van geest. Ik bezocht Vic tot drie dagen voor zijn dood. In het ziekenhuis raadde men het mij af maar ik deed het toch omdat ik voelde dat het de laatste keer zou zijn. Twee dagen later overleed hij, dat werd de moeilijkste periode van mijn leven. Vic nam mij overal mee en leerde me veel dingen aan. Die vriendschap heeft een halve eeuw stand gehouden. Eigenlijk behoren zowel de afscheidsdienst als de herdenking door tienduizend supporters voor de match tegen Sint-Truiden in november 2012 voor mij ook tot de meest intense – en in dit geval ook intrieste – ogenblikken die ik op de Bosuil beleefde.
“Ik ben intussen 75 en ik verbleef zo’n 25 jaar van mijn leven hier: van het midden van de jaren vijftig tot begin zeventig – op twee seizoenen na – als speler en van 1998 tot 2008 als keeperstrainer. Ik kom hier nog elke dag. U hoort het: de Bosuil zit in mij.”
9 reacties
Mark Morgan
Pingback: packman cartridges for sale
Pingback: เรียนต่อออสเตรเลีย
Pingback: https://stealthex.io
Pingback: go88
Pingback: pg slot เว็บตรง
Pingback: ตรวจหวยย้อนหลัง เทคนิคการแทงหวย กับการดูสถิติหวยย้อนหลัง
Pingback: แผ่นปูทางเท้า
Pingback: wonka mushroom chocolate bars