Tadej Pogacar moest niet eens tot het uiterste gaan om zijn vierde Tour te winnen. Hij beperkte zich tot vier ritoverwinningen.
Het was op de duur een beetje pijnlijk om horen: Jonas Vingegaard zei zelfs nog voor de laatste bergrit, vorige week vrijdag, dat de Ronde van Frankrijk nog niet gedaan was. Het leek een poging om de spanning er op een kunstmatige manier in te houden. Plannen genoeg had zijn Vismaploeg om de vesting Pogacar te bestoken en die probeerden ze in de mate van het mogelijk ook uit te voeren, maar al heel vroeg was het duidelijk dat de wereldkampioen boven iedereen zweefde. Iedere aanval beantwoordde hij fluitend. Met, als het moest, de steun van een ijzersterke ploeg. De manier waarop de 33-jarige Tim Wellens na zijn Belgische titel nog maar eens boven zichzelf uitsteeg, was daarin al even opmerkelijk als het kopwerk dat de Duitser Nils Polit na een lauwe aanhef deed. Bij UAE was heel het seizoen op de Tour afgestemd. Dat was bij Visma uiteraard niet anders. De ploeg bleek in de breedte zelfs sterker dan het team van Pogacar, hetgeen in alle voorbeschouwingen werd benadrukt. Maar dat zou uiteindelijk alleen in het door Visma gewonnen ploegenklassement blijken. Het was een schrale troost, de ritoverwinningen van Simon Yates en vooral Wout van Aert ten spijt.
Tadej Pogacar is een fenomeen. Een kampioen ook die zichzelf nooit ophemelt en respect toont voor zijn concurrenten. Renners van zijn niveau hebben doorgaans bij het publiek ook tegenstanders, bij de Sloveen is dat niet het geval. Vijanden in het peloton heeft hij ook niet. Pogacar verdeelt en heerst, maar dan wel op een manier die niet irritant overkomt.
Een van de opmerkelijkste momenten in deze Tour was de zege van de Nederlander Thymen Arensman in de laatste Pyreneeënrit naar Superbagnères. Hij bedankte na afloop Pogacar omdat die aan de voet van de slotklim niet meteen jacht op hem had gemaakt. De drager van de gele trui legde amicaal zijn hand op de schouder van Arensman. Deze overwinning, zei hij hem, had hij wel verdiend. Omdat hij voor de aanval had gekozen en op een attractief manier had gekoerst. Het leek wel een verwijzing naar Jonas Vingegaard die in de daaropvolgende Alpenritten Pogacar als een soort bagagedrager zou gebruiken om te proberen enkele seconden terug te pakken. In weerwil met wat hij telkens weer aankondigde, zorgde de Deen nooit voor vuurwerk. Omdat hij niet kon. Maar voor de buitenwereld wilde hij die inschatting niet maken
Allerhande analyses
Deze Tour groeide uit tot een spektakelstuk. Er werd met open vizier gekoerst. Op de zinderende slotrit naar Parijs na doofde de wedstrijd in de laatste week wel wat uit. Dat had te maken met de passiviteit van de twee hoofdrolspelers, Pogacar en Vingegaard. Toen de Sloveen op dag twaalf op Hautacam zijn vierde rit won leek dit de voorbode voor nog veel meer en dachten sommigen dat hij het record van acht ritzeges zou evenaren. Maar dat hoefde duidelijk niet voor Pogacar die zich ontpopte tot een milde heerser. In de Alpenritten zou hij gewoon volgen. Het was er Pogacar vooral om te doen Vingegaard te beletten een etappe te winnen. Het leidde tot twee saaie vertoningen in die etappes die vooraf cruciaal werden genoemd.
Dat zorgde dan weer voor allerhande analyses. Pogacar, zo heette het, was vermoeid of niet meer gemotiveerd, van alle meningen die in de loop van deze drie weken werden geventileerd werd je op de duur doodmoe. Vooral ook omdat die meningen wel eens veranderden. Het heeft te maken met de manier waarop de media zijn geëvolueerd. Iedere gezichtsuitdrukking van een renner, ieder uit zijn context getrokken uitspraak, was bij wijze van spreken voer om daar urenlang over door te drammen.
Met een uitzonderlijke kampioen als Tadej Pogacar lijkt er de komende jaren aan de waardeverhoudingen in de grote rondes weinig te veranderen. Jonge renners als Florian Lipowitz, Oscar Onley en Kévin Vauquelin zorgden voor wat frisheid en kunnen nog groeien, maar ze hebben niet het niveau om een grote ronde te winnen. De eindrangschikking van deze Tour toont trouwens dat er op twee en meer snelheden werd gekoerst: slechts negen renners eindigden binnen het uur, 24 renners binnen de twee uur. En de nummer vijf in het klassement, de Oostenrijker Felix Gall, finishte op meer dan zeventien minuten. En dat nadat Pogacar bij momenten de benen stilhield. Anders zou de ravage echt veel groter zijn geweest.
De juiste stappen
Naar de rol die Remco Evenepoel zonder zijn opgave zou hebben gespeeld, is het uiteraard gissen. Verrassend is wel dat hij een week na die aftocht vertelde dat hij na een val op het Belgisch kampioenschap met een gebroken rib aan de Tour begon. Daar viel in de eerste week in de tijdrit in Caen alvast niets van te zien. De vraag of Evenepoel de potentie heeft om ooit een Ronde van Frankrijk te winnen, is nog iets waarover volop wordt gediscussieerd. Natuurlijk was er nu de gebrekkige voorbereiding waardoor hij tijdens het voorjaar te weinig koerste, maar eigenlijk was dat ook al vorig jaar zo toen Evenepoel zijn sleutelbeen brak na een val in de Ronde van het Baskenland, veel later op het seizoen. Toen kende hij wel geen verstoorde winter.
Voor Evenepoel komt het er nu op aan voor de toekomst de juiste stappen te zetten, ook in de keuze van eventueel een nieuwe ploeg, nog een thema dat de komende weken tot vervelens toe de media zal beheersen. De Brabander lijkt steeds beter om te gaan met de druk die er op zijn schouders ligt. Hij is wat dat betreft volwassener geworden. Geen humeurige trekjes, tenzij die ene keer toen hij op de Tourmalet uit de wielen werd gereden en misbaar maakte tegen de cameraman die dat in beeld bracht. Maar op hetzelfde moment gaf hij wel een drinkbus aan een met hem meelopend jongetje. Om honderd meter verder van de fiets te stappen.
Veel valpartijen
Met zes ritoverwinningen hebben de Belgen een zeer goeie Tour gereden, met de spetterende zege van Wout van Aert op de Champs Elysées als hoogtepunt. Dat de Kempenaar, die weken achter zichzelf aanliep, maar nooit naar excuses zocht, op Montmartre zelfs Tadej Pogacar van zich afschudde, is haast historisch. Het was het enige mindere moment van de wereldkampioen die zijn vierde Tourzege nog meer grandeur gaf door in de slotetappe mee in de aanval te gaan.
Nog maar eens is gebleken dat de Tour met geen enkele andere wedstrijd valt te vergelijken. De uitstraling wordt elk jaar groter. Een debutant als Thibau Nys, die wel heel veel aandacht kreeg, wist aanvankelijk niet wat hij meemaakte. Dat gigantisch belang zorgt ook voor een zeer zenuwachtige manier van koersen. Dat leidt elk jaar opnieuw tot valpartijen die moeilijk te vermijden zijn.
Vaak zijn het de organisatoren die daar de schuld voor krijgen, maar heel veel kunnen ze daar niet aan veranderen, tenzij ze in de laatste kilometer voorzichtiger moeten zijn met het opzoeken van al te veel bochten. De vaak bekritiseerde rotondes horen anders bij het straatbeeld in Frankrijk. Het zijn de renners zelf die verantwoordelijk zijn voor de meeste valpartijen. Zij nemen steeds meer risico’s en remmen in de bochten steeds later. Alsof ze zich alleen in die drie weken moeten bewijzen. En ze gaan in de mate van het mogelijke door tot het bittere einde. Slecht dertien procent van de 184 gestart renners (24) gaven op. Een teken dat iedereen echt piekt naar deze koers.