François kon amper op zijn dunne beentjes staan, toen hij met zijn opa thuis in de salon begon te voetballen. De bal fascineerde hem enorm en de aantrekkingskracht die het ronde ding op hem uitoefende zou in de loop der jaren alleen maar toenemen. Naargelang van zijn humeur ging hij in de tuin voetballen of trapte hij een balletje tegen de garagedeur. Maar om het voetbalvak te leren had hij een leermeester nodig en die vond hij in zijn opa. ‘François, ik kom uit mijn fauteuil maar op één voorwaarde: je mag alleen met je linkervoet trappen’, zei die steevast. En natuurlijk gehoorzaamde hij zonder morren. Hij volgde de instructies van zijn leermeester plichtsbewust op. Hij maakte zienderogen grote vorderingen en werd al snel lid van een voetbalclub. Hij sloot zich aan bij FC Loncin. François was toen amper vijf en een half jaar oud en kon zijn veters nauwelijks zelf strikken.
Bron: Marleen Boonen, ‘Mijn Sterchele – Nummer 23 voor altijd’, 2009, blz. 15
Rob Siekmann
Auteur van ‘Het straatvoetbalboek – Over de huidige betekenis van het straatvoetbal van vroeger’ (met een voorwoord van Richard Witschge), Willems Uitgevers, 2023