woensdag, november 20

Straatvoetbal wereldwijd: Eusebio (Mozambique)

Pinterest LinkedIn Tumblr +

‘Jongens van mijn leeftijd maakten doelen van stenen en riet en speelden voetbal met een bal van papier, vodden en kousen. Op een dag bracht een geweldige trap zo’n bal vlak voor mijn voeten. Met intens plezier – de tanden op elkaar – trapte ik hem ver weg en holde er achter aan. Als ik  boodschappen moest doen voor mijn moeder en een groep jongens passeerde, dan hielden ze me aan om mee te doen. Op een keer kwam ik terug van boodschappen doen en zag dat de jongens zich in twee groepen verdeelden. “We komen een mannetje tekort”, riepen ze. Ze keken alle kanten op en onverwacht werd ik bij een van de teams ingedeeld. Ik legde de boodschappen neer en ging meevoetballen. Ik was acht jaar en het was mijn eerste voetbalpartijtje. Moe en door en door bezweet, maar blij ging ik terug naar huis, waar mijn moeder mij boos opwachtte. En niet zonder reden. Het avondeten had moeten wachten op de komst van de boodschappen die ik had gehaald.

Mijn beste vrienden waren Carlitos en mijn neefje Madala, van mijn leeftijd, en Orlando. Orlando en ik zouden later naar Sporting Clube de Lorenzo Marques gaan. Maar toen brak de schooltijd aan. Carlitos en Madala werden mijn klasgenoten. Er was minder tijd om te voetballen, maar omdat voetbal ons in het bloed zat, sloten we een verbond en kochten een rubberbal, voor 12 escudos.

Meneer Chico kwam in mijn leven toen ik elf jaar was. Hij was een goedige, eenvoudige man, die loterijbriefjes op straat verkocht. Hij was gek op voetbal en geloofde in ons talent. Hij sloeg geen wedstrijd van ons over. De goede man sprak met ons en bracht een idee naar voren: waarom zouden we geen voetbalclubje oprichten? Zo gezegd, zo gedaan. We waren niet meer te houden. Er werden nieuwe leden aangeworven, en een nieuw elftal was geboren, Os Brasileiras, waarbij iedereen een bijnaam kreeg van een van de beroemde Braziliaanse cracks. Faquir noemde zich Garrincha, Amaral was Dirceu, Carlitos Ademir, en de anderen kregen ook een bijnaam.  Ik herinner me nog dat Orlando Gilmar was, mijn neef Madala Didi en ik Nené.

Onze eerste wedstrijd was tegen de Angola-straat, een groep jongens van onze leeftijd. We wonnen met 7-1. Ik scoorde twee goals, Carlitos ook twee, Madala eveneens en Amaral maakte het zevende doelpunt. Elk team had 10 escudos ingelegd, die de overwinnaar zou incasseren. De rubberbal was bijna terugbetaald! De premie ging bij de volgende wedstrijd omhoog van 10 escudos naar 20, toen naar 50, 100, 200. We speelden tegen Fura-Redes, Chamanculo, Flamengo en tegen de elf van Missâo Suíca. We wonnen alle wedstrijden en de premies. Toen, op een middag, stuurde meneer Chico ons een  boodschap. Hij liet weten dat hij eens vertrouwelijk met ons wilde praten. Toen we allemaal bijeen waren, nam hij het woord. “OK, jullie hebben nu meer dan 400 escudos. Het wordt tijd om een echte voetbal te kopen.” Enkele ogenblikken konden we gewoon niet geloven wat we hoorden. Maar toen vielen we meneer Chico enthousiast bij.

Onze groep ging het voor de wind, zowel sportief als financieel. Geen enkele tegenstander was in staat om ons te verslaan. Wij waren de kampioenen. Maar er ontbrak nog heel wat om ons team te presenteren zoals we dat wilden. We hadden weliswaar een echte voetbal, maar we bleven blootsvoets spelen. Meneer Chico riep ons voor een volgende vergadering bijeen. Nu zagen we onze droom meer dan ooit verwezenlijkt. Er was reeds geld voor shirts! Dit bericht werd met veel enthousiasme ontvangen. Toen we voor de eerste keer onze shirtjes droegen, toen pas voelden we ons echte voetballers.’

Bron: Eusébio da Silva  Ferreira en Fernando F. Garcia, Mijn naam is Eusébio, 1966, blz. 11-13

Rob Siekmann* 

* Auteur van Het straatvoetbalboek – Over de huidige betekenis van het straatvoetbal van vroeger, Willems Uitgevers, 2023

Share.

About Author

Regelmatig publiceren we artikels van eenmalige gastschrijvers. Ook zin om een artikeltje te plegen? Neem contact op met info@dewitteduivel.com en bezorg ons jouw tekst.

Leave A Reply