Om het interieur intact te houden, hebben zijn ouders wel kosten gehad. Zowel het huwelijksportret en andere kaders als een vitrinekast met kristallen glazen hebben de jeugd van de kinderen niet ongeschonden overleefd. De kinderen werd nochtans gevraagd om alleen buiten te voetballen. Dus vonden ze er iets op: voetballen met opgerolde sokken bijvoorbeeld. Urenlang voetbalden de kinderen in hun jeugd in de tuin, waarvan hun vader het grasperk onderhield. Geregeld sneuvelde een raam wanneer een harde bal het glas deed barsten. Tralies boden de oplossing. Op een muur van de flink uit de kluiten gewassen garage annex tuinhuis maakten de Hazards in het wit de omtrek van een doel en kon het scoren beginnen.
De speelplaats van de kleuterschool en lagere school, die één complex vormen, is van steen, maar er zijn wel bomen en een grasveld waar ijzeren voetbaldoelen staan. Eden heeft er zich de ziel uit het lijf gespeeld. Wanneer de bel voor de speeltijd luidde en de kinderen in de rij gingen staan, moest je hem als leerkracht afremmen. Hij zou de trap in tweeën gebroken hebben om zo snel mogelijk te kunnen voetballen.
Een der leerkrachten: ‘Op een dag zag ik hem achttien keer met een drankblikje jongleren. Ik kon hem straffen, maar deed het niet. Wat er op dat ogenblik gebeurde, kan ik moeilijk in woorden vatten. Dat moet je laten gebeuren, het was bijna een magisch moment, pure schoonheid. Soms gebeuren er nu eenmaal dingen waarvoor er geen uitleg bestaat. Daar moet je als leerkracht oog voor hebben.’
Eden wss nauwelijks de kleuterschool ontgroeid toen zijn voetbalkunsten al monden deden openvallen.
Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Zo herinnerde zijn moeder zich dat hij als achtjarige een arm had gebroken en dat die in het gips stak. Het had hem niet tegengehouden om de bal in de tuin eindeloos tegen de garagemuur te tikken die als doel diende. Een andere keer was Eden uitgegleden bij een waterspelletje en lag zijn knie open . Hij werd genaaid met twaalf hechtingen en vertrok de dag erna met het gezin op vakantie naar Spanje. Het was de gelegenheid bij uitstek om ook zijn linkervoet te oefenen.
Zijn balbeheersing was onovertroffen. Op zijn zevende en achtste maakte hij er een sport van om zijn record jongleren te verbeteren. ‘Terwijl hij vijfhonderd keer de bal hooghield, kwamen zijn ploeggenoten nauwelijks tot tien keer’, vertelde een van zijn clubtrainers. ‘Het was bijna een probleem om hem in de groep te hebben.’ De trainer verwijst naar het niveauverschil. Hazard meent dat zijn record 536 hooggehouden ballen is. Soms telden zijn vrienden trouwens mee. De reden waarom hij het op 536 keer hield, is eenvoudig: ‘Hed deed te veel pijn aan mijn benen. ‘ Naar verluidt had hij er om en nabij twintig minuten voor nodig. Na dat record vond hij het welletjes. Hij had er geen zin meer in.
Het waren de jaren dat Eden op school met een blikje voetbalde. Elk voorwerp dat min of meer rond was, kon als bal dienen om zijn passie te beleven Al nam hij van thuis een bal mee voor de speeltijden. ‘Ik voetbalde de hele tijd.’ In de ouderlijke tuin ook, of het nu regende of sneeuwde. En de woonkamer deed meer dan genoeg dienst als voetbalterrein. De broers duwden de meublen opzij en speelden alsof hun leven ervan afhing. Een stoel dat was voor Eden een tegenstander die hij moest omspelen. Tientallen dakpannen van de garage annex schuurtje sneuvelden. Eden: ‘Klopt, er gingen regelmatig dakpannen stuk. Mijn vader was dikwijls in alle staten.’
Hij staat op en gaat slapen met voetbal. ‘Als ik van school thuiskwam, maakte ik geen huiswerk,’ vertelde hij. ‘In mijn hoofd draaide het alleen om voetbal.’
Bron: Frank Van de Winkel, ‘Eden Hazard’, 2018, blz. 35-36, 38, 40, 47, 55-56, 57-58, 65, 66
‘Eden Hazard (1991) begon te voetballen in zijn tuin op de leeftijd van pakweg drie jaar, in de winter van 1994. Dat was eigenlijk het stokoude stadionnetje van de Royal Stade Brainois, gelegen naast het ouderlijk huis.
Tegen een muurtje schilderde vader Hazard met enige mislukte improvisatie twee doelpalen en een dwarsbalk. Een witte versleten voetbal ligt in het midden van het gazonnetje.
Het verhaal gaat dat de terreinverzorger een klein jongetje al koppend van het ene doel naar het andere zag lopen, op het moment dat hij het veld net had bij gezaaid. Daar legde hij de bal op de stip. De man voelde naar verluidt zijn boosheid verdwijnen, want hij geloofde zichzelf niet: een zesjarige knaap schilderde de strafschoppen met een krulletje onder de deklat. En hij trapte ze blootsvoets! Toen de terreinverzorger hem naderde en hem wilde aanspreken, verdween hij vliegensvlug tussen de struiken van de tuin.’
Bron: Raf Willems, ‘Op zoek naar Hazard’, 2023, blz. 6, 20, 22 ; ‘Een dag uit het leven van Eden Hazard’, 2019, blz. 12
Rob Siekmann