Een man, zó legendarisch dat velen betwijfelen of hij echt heeft bestaan. Maar hij heeft wel degelijk bestaan – eerst als obscuur voetballer bij een obscuur clubje, later ontpopte hij zich als trainer en filosoof. Zo rond 1935 begon Neném Prancha het strand van Copacabana te bezoeken en, op de balustrade gezeten, het strandvoetbal van de jeugd gade te slaan. Na een tijdje won hij hun vertrouwen en werd hun trainer. Het strandvoetbal in Rio was, en is, niet zomaar een balletje trappen, maar kent competities en kampioenschappen. Het is een voetbal-leerschool. Veel jongetjes die hij daar ontdekte zijn naderhand craques [cracks, topspelers; RS] geworden. Later, tot in de jaren zeventig, was hij daarnaast jeugdtrainer bij Botafogo. Hij geloofde in de jeugd, in het straat- en strandvoetbal van de schoffies van Rio. Hij is de geschiedenis ingegaan als de ‘strandvoetbaltrainer’ en als de bron van vele geestige aforismen.
Zo zag hij op een dag een van zijn voetballertjes op het strand de hele tijd (vergeefs) bicicleta’s [‘vliegende’ omhaal; Duits: Fallrückzieher, Engels: scissors kick, bicycle kick; RS] proberen, totdat de jongen nogal hardhandig ten val kwam. Nemén Prancha ging naar hem toe en vroeg: ‘Heb je je bezeerd?’ ‘Een beetje, mijn schouder’, luidde het antwoord. ‘Doe dat dan ook niet, jongen. Voetbal is geen circus. Je speelt al niet zo geweldig met je hoofd omhoog, laat staan met je hoofd omlaag.’
Of, bij een training op het nemen van strafschoppen bij Botafogo: ‘Jullie schieten niet geconcentreerd genoeg. Denk eraan: een strafschop is zo belangrijk dat eigenlijk alleen de voorzitter hem zou mogen nemen.’
Of, ook tegen de aspirantjes van Botafogo, die thuis misschien niet meer dan één keer in de week een warme maaltijd kregen: ‘Je moet niet om de bal vechten jongens, je moet erop afgaan als op een bord eten.’
Bron: August Willemsen, De goddelijke kanarie – Over het Braziliaanse voetbal, 1994 / 2007, blz. 63-64
Rob Siekmann
Auteur van ‘Het straatvoetbalboek – Over de huidige betekenis van het straatvoetbal van vroeger’ (met een voorwoord van Richard Witschge), Willems Uitgevers, 2023