vrijdag, november 22

Straatvoetbal wereldwijd: Arsène Wenger (Frankrijk)

Pinterest LinkedIn Tumblr +

‘Ik ben een kind van een andere eeuw, een ander tijdperk. De straten waar ik voor het eerst heb gevoetbald, het voetbalveld waar we onze wedstrijden speelden, het is allemaal veranderd. Ik voetbalde altijd en overal, op straat, op de binnenplaats, in de tuin. Ik heb er veel geleerd. Iedereen voetbalde – de andere kinderen, mijn grote broer, de mannen van het dorp toen ze jong waren.

We voetbalden op straat zonder shirt, zonder trainer en zonder scheidsrechter. Dat we zonder shirt speelden had een groot voordeel, want daardoor moesten we scherp om ons heen kijken en een goed spelinzicht ontwikkelen. Dat we zonder trainer speelden had ook een voordeel, want daardoor namen we op het veld, jong als we waren, zelf het initiatief. Zijn we tegenwoordig te ver naar de andere kant doorgeschoten?

We stelden de elftallen samen zoals dat toevallig uitkwam of zoals de twee aanvoerders van dienst dat bedachten. Wie het best speelde, werd bijna automatisch aanvoerder. Ik voetbalde met jongens van mijn eigen leeftijd. We leken op elkaar, we zaten op dezelfde school, we hadden dezelfde codes. Maar ik voetbalde ook met oudere jongens, van de leeftijd van mijn broer of nog ouder. Als je met oudere jongens speelt, moet je dapper en slim zijn. En vooral niet bang. We speelden voor ons plezier en dat was net zo belangrijk als winnen. De wedstrijden eindigden vaak met scheld- of vechtpartijen. Als je geblesseerd raakte, was er geen invaller, dus dan werd je linksbuiten gezet. Je moest doorgaan. Tanden op  elkaar.

 

Mijn broer en ik “trainden” in de slaapkamer, op straat voor het huis, in de tuin – dag in, dag uit. Maar praten deden we niet. Ik was het kleine broertje. Hij wilde best met me omgaan, als ik maar met hem voetbalde. We gingen lopend naar het landje dat als voetbalveld dienst deed en als we uit speelden, tegen de club van een ander dorp, gingen we ook daar lopend naartoe. De wedstrijden werden soms verstoord omdat iemand het veld af liep: die moest huiswerk maken, eten of naar catechismus. Van dat voetbal heb ik veel geleerd: gewiekst zijn, nooit opgeven, met hart en ziel spelen, fysieke prestaties leveren. Als we aan het eind van het seizoen een toernooi tussen vier elftallen organiseerden, kwam de pastoor de ploegen zegenen. De spelers verkleedden zich in het café van mijn ouders en trokken daarna in optocht door het dorp.

Een Servische speler die ik erg bewonder, heeft me ooit een verhaal verteld. Als kind woonde hij in net zo’n klein dorpje als ik, maar nog veel armer, ver weg op het Joegoslavische platteland. Op een dag kreeg hij een voetbal van zijn oom:  splinternieuw, spierwit. Omdat ze bang waren dat hij vuil zou worden, besloten hij en zijn broer dat de bal nooit de grond mocht raken, dat ze alleen met hun hoofd zouden spelen. Ze hadden maar één bal en daar moesten ze zuinig op zijn. Tijdens een wedstrijd werd die speler gescout door een trainer van Rode Ster Belgrado. Hij was opgevallen omdat hij zo goed kon koppen en zo behendig met de bal was. Wat zou er van hem geworden zijn als hij als kind acht ballen had gehad? Zuinig zijn op je bal, altijd maar willen voetballen, je talent ontwikkelen door fanatiek te trainen – ik vond het een prachtig verhaal. Daar kom ik ook vandaan, uit dat voetbal. Als ik fanatieke ouders had gehad die me voortdurend pushten, als ik vanaf mijn vijfde een trainer had gehad die me voorschreef wat ik moest doen, als ik alle handboeken had gelezen, alle wedstrijden op tv had gezien, wat voor speler was ik dan geworden? En wat voor trainer?

Wanneer ik met spelers uit verre landen praat, vooral uit Afrika, zie en herken ik dat: de enorme invloed van hun kinderjaren en de plaats waar ze zijn opgegroeid, de manier waarop hun lichaam en persoonlijkheid daardoor zijn gevormd.

Om een goede voetballer te worden, moet je techniek hebben en daar wordt al jong de basis voor gelegd, tussen de zeven en twaalf jaar. Maar alleen techniek is niet genoeg: je moet initiatief kunnen nemen, uithoudingsvermogen hebben, constant, solidair en bloedfanatiek zijn, en vooral niet bang – en ook daar wordt al jong de basis voor gelegd.’ 

  Bron: Arsene Wenger, Mijn verhaal, 2020, blz. 17, 21, 26-28, 29-30

Arsene Wenger was tweeëntwintig jaar manager van Arsenal, en was als zodanig de tegenhanger van Alex Ferguson bij Manchester United (zesentwintigjarig dienstverband bij een en dezelfde profclub). Wenger was de meest succesvolle coach aller tijden van Arsenal, met onder andere drie landstitels en zeven FA Cups.

Rob Siekmann

Share.

About Author

Regelmatig publiceren we artikels van eenmalige gastschrijvers. Ook zin om een artikeltje te plegen? Neem contact op met info@dewitteduivel.com en bezorg ons jouw tekst.

Leave A Reply