Het Belgisch profvoetbal viert dit seizoen zijn vijftigste verjaardag. Auteur Raf Willems brengt wekelijks een serie van 25 portretten uit de eerste 25 seizoenen toen ons clubvoetbal zijn beste – met talrijke Europese successen – tijdperk beleefde. Hij voerde deze gesprekken de voorbije decennia en in functie van in 2020 verschenen boek O Belgisch Voetbal. Hoogtepunten en sterke verhalen van 1920 tot 2020. Vanuit het motto: de verhalen zijn belangrijker dan de resultaten. Met Eddy Snelders kijkt hij tijdens een gesprek op een winteravond in een bruine kroeg ergens in de Voorkempen in 2019 terug op het beste seizoen van Sporting Lokeren: tweede in de competitie, verliezend bekerfinalist en kwartfinale UEFA Cup in 1980-’81. Fantastische partij tegen SK Beveren in de kwartfinale van de Belgische Beker, persoonlijk drama de dag nadien.
Sporting Lokeren in 1980-’81 samengevat: tweede in de competitie na Anderlecht. Verliezend bekerfinalist tegen Standard. Kwartfinalist Uefa Cup. Heel mooi voetbal, combinatie van techniek en snelheid. Zeer doeltreffend. In vijftig officiële matchen een doelpuntengemiddelde van 101-51. Ongenaakbaar op Daknam. In 25 thuiswedstrijden 21 zeges, 3 draws en slechts 1 nederlaag: 73-16 voor en tegen. Gewonnen van SK Beveren (beker én competitie), Anderlecht, Club Brugge en Standard en van de latere Spaanse en Nederlandse landskampioen Real Sociedad en AZ. En op 11 maart 1981 werd het mooiste op de mat gelegd.
Eddy Snelders vertelt in een monoloog over het bewogen en beste seizoen van de geel-zwart-witte trots van Daknam.
Immense vreugde, euforie, intens verdriet in tijdspanne van 24 uur
‘11 maart 1981. Kwartfinale Sporting Lokeren – SK Beveren, terugmatch na 2-2 op Freethiel. Waaslandse derby, in die tijd telkens voor 15.000 kijkers. Beveren won in 1979 de titel en in 1978 de beker. Lokeren eindigde altijd rond de vijfde plaats. We voelden dat we voor de eerste keer in staat waren om over hen heen te gaan. Ik bevond me ‘in afzondering’ in een hotel aan de Antwerpse ring en kreeg plots een oproep om dringend naar de materniteit in Ekeren te rijden. Bij mijn vrouw was ‘het water gebroken’. Ons zoontje kwam ter wereld na 7,5 maanden zwangerschap. Ik miste de geboorte, maar hield mijn kind zielsgelukkig in mijn handen. Manager Aloïs Derycker vergezelde me en haalde een fles champagne boven. Die zouden we samen opdrinken na de bekermatch. Die avond bracht ik mijn beste prestatie van dat seizoen op het veld. Lokeren versloeg Beveren met 3-0. De volgende ochtend hoorde ik dat de longblaasjes van onze zoon niet levensvatbaar waren. Men deelde me mee dat ons kind Kristof was overleden. Mijn vrouw verbleef nog een hele week voor nazorg in het ziekenhuis, tussen de andere moeders met hun kinderen. Voor haar een traumatische ervaring. Ik ging elke dag naar de training, zoals altijd. Zonder meer. Van psychologische begeleiding had men destijds nog niets gehoord. Ik heb dat gegevens jaren verdrongen, maar vandaag denk ik steeds meer aan hem. Ik beleefde terugblikkend daar toch de meest dramatische 24 uur van mijn leven. Immense vreugde bij de geboorte, euforie na de zege tegen Beveren, intens verdriet bij de dood.’
Bressendichtende middenvelder in fantastische aanvalsmachine
‘In de zomer van 1980 verhuisde ik van Antwerp naar Lokeren. Coach Urbain Haesaert realiseerde een knappe vierde plaats met de tricolore fusieploeg en mocht van de schatrijke voorzitter Etienne Rogiers zijn kern versterken. Met de Poolse spits Gregorz Lato – derde plaats én topschutter WK 1974 – de Tsjecho-Slowaakse rechtsachter Karol Dobias – winnaar EK 1976 – investeerde Lokeren in ervaren Europese toppers. Haesaert haalde me op mijn 21 ste om zijn selectie te verbreden, maar schoolde me om van aanvallende tot verdedigende middenvelder. Ik dichtte de bressen – dankzij mijn interceptievermogen – achter spelmaker René Verheyen en de ‘lopende’ Raymond Mommens op de linkerflank. Aan de rechterkant brak de jonge Arnor Gudjohnson door. In het hart van de defensie voetbalde onze lichtvoetige libero Maurice De Schrijver naast ‘mannetjesputter’ Bob Dalving. En Dobias en Ronny Somers vulden de ‘backposities’ in. Met daarachter onze fantastische lijnkeeper Hoogenboom. Ons spitsenkoppel was het beste van de competitie: naast Lato opereerde de Deen Preben Larsen. Dan liep er ook nog Wlodek Lubanski rond. De beste Poolse voetballer aller tijden, die tegen het einde van zijn loopbaan aankeek. Haesaert gebruikte hem als ‘supersub’. Zeer technische, intelligente en complete voetballer. Van het niveau van Rob Rensenbrink. Lokeren kon hem betalen dankzij de contacten in Oost-Europa van het kunststofverwerkend bedrijf van voorzitter Rogiers.’
Gevloek en getier in de kleedkamer na formidabele Europese prestatie in Sociedad
‘Na een slechte start stond de coach na enkele matchen onder druk. In onze eerste Europese thuismatch tegen Dinamo Moskou in de Uefa Cup vermeden we op het nippertje de nederlaag toen Verheyen pas vijf minuten voor tijd de gelijkmaker lukte (1-1). In de Sovjet-Unie ontsnapten we op wonderbaarlijke wijze aan een afstraffing. We name alle risico’s om te winnen, maar Dinamo counterde zich vijf keer door onze afweer. Doelman Hoogenboom blufte hen in zijn eentje een paar keer af en hield de nul. In plaats van 3-0 trapte Verheyen met zijn fantastische linker twee minuten voor tijd een vrije trap voorbij de muur: 0-1. We gingen door op ons elan en elimineerden ook Dundee United, op dat moment een Schotse topclub. In de derde ronde overtroffen we onszelf tegen het ijzersterke Real Sociedad. Op Daknam scoorde Lato het enige doelpunt. In Baskenland demonstreerde Preben Larsen al zijn talent: 0-2 na vijftig minuten. Een kwartier voor tijd bracht de coach Lubanski – toen op zijn ‘retour’ – om de bal in de ploeg te houden. Tien minuten later stelde Sociedad gelijk. De coach verving Lubanski om erger te voorkomen. We doorstonden de Spaanse storm en voor het eerst in haar geschiedenis kwalificeerde Lokeren zich voor de kwartfinale van een Europacup. In plaats van een groot feest te vieren in de kleedkamer, ontaardde het in een ruzie. Voorzitter Rogiers beende van de eretribune naar beneden. Hij toonde zich na de match altijd een emotioneel type en donderde – ook wel enigszins onder invloed van de drank – boos binnen: ‘Godverdomme, miljaardedju Urbain, dat doet ge toch niet!’ Hij doelde op de vervanging van Wlodek, zijn lievelingsspeler. De voorzitter stelde dus de trainer openlijk in vraag, in het bijzijn van een volle kleedkamer, na de beste Europese prestatie uit het bestaan van Sporting. Want vergeet niet: Real Sociedad zou dat en ook het volgende seizoen kampioen van Spanje worden.’
Preben Larsen als beste voetballer: combinatie van ‘warrior’ en ‘genius’
‘Preben Larsen speelde zich in Sociedad dus in de kijker van Europa. Hij werd de verpersoonlijking van Danish Dynamite op het EK 1984 en WK 1986 en vierde in 1985 met het bescheiden Hellas Verona de Italiaanse landstitel. Een internationale topper, zonder meer. Zowel het type van de ‘warrior’ als van de ‘genius’. Met veel ups en downs. Soms hield hij zich meer met de scheidsrechter bezig dan met de ploeg. Als hij het ‘zitten’ had, dan scoorde hij drie keer in een wedstrijd. Dan duurde het weer enkele weken en dienden we hem wakker te schudden. Preben met voetbalschoenen en zonder, dat leken twee verschillende personen. Hij gedroeg zich soms als een ‘kapoen’, fratsen uithalen in de kleedkamer, je moest hem in het oog houden en op het veld zeer onstuimig. Voor de match stond hij met doelman Hoogenboom en spelmaker Verheyen te ‘smoren’ in de toiletten: drie spelers van onze ruggengraat. Je zag daar geen hand voor je ogen van de rook die er hing. Bij Verheyen liep het echt de spuigaten uit. Op weg van de bus naar het restaurant verstopte hij het stompje van zijn sigaret en dat raapte hij na het eten terug op om…verder te paffen!
Larsen gedroeg zich zeer irritant op het veld: de eerste die met ellenbogen begon te meppen en spuwde en duwde. Bovendien zeer wispelturig. Wij wisten niet welke beweging hij zou inzetten. Onvoorspelbaar. Was hij de tegenstander de baas, dan ging die man een trieste dag tegemoet. Toch was hij mentaal broos want hij trapte vaak in provocaties. Hij liet zich het liefst in de diepte aanspelen, maar bezat ook de gave van de wendbaarheid. Met uitstekende balaannames. Soms speelde hij ook zeer slecht en bevond hij zich in een mentaal dieptepunt en kon je met hem niets aanvangen. Dan probeerde hij vijf verdedigers te dribbelen, zag ons niet meer staan en verdedigde niet mee. Ook op de trainingen kon hij problemen veroorzaken. Zeer licht ontvlambaar en dan kreeg niemand hem onder controle. Anderzijds: de beste voetballer van onze ploeg en buiten het veld zeer aangenaam in de omgang.’
Uitschuiver op de Heizel zet domper op prachtseizoen
‘Dit seizoen was dus het mooiste uit de geschiedenis van Sporting Lokeren. Op de laatste speeldag versloegen we Standard met 2-0 in het rechtstreekse duel om de tweede plaats na het Anderlecht van Ivic. Vice-kampioen en vol vertrouwen en als grote favoriet naar de Heizel voor de bekerfinale tegen datzelfde Standard. We drukten hen weg, maar ze straften twee tegenaanvallen snel af. Dan namen we nog meer risico en incasseerden een derde doelpunt. Dat was dus een ongelooflijke uitschuiver, een vals slotakkoord na een prachtig seizoen. Met als vermoedelijk beste match onze kwartfinale tegen SK Beveren. Althans zeker voor mij. Die nacht eindigde voor mij wel op een persoonlijk drama, waar ik met het ouder worden steeds meer over pieker en bij stilsta.’