Het Belgisch profvoetbal viert dit seizoen zijn vijftigste verjaardag. Auteur Raf Willems brengt wekelijks een serie van 25 portretten uit de eerste 25 seizoenen toen ons clubvoetbal zijn beste – met talrijke Europese successen – tijdperk beleefde. Hij voerde deze gesprekken de voorbije decennia en in functie van zijn in 2020 verschenen boek O Belgisch Voetbal. Hoogtepunten en sterke verhalen van 1920 tot 2020 (Lannoo). Vanuit het motto: de verhalen zijn belangrijker dan de resultaten.
Le Er Wee Dee Du Meulenbeik (op de tonen van Eviva Espagna)
Le RWD de Molenbeek,
Voilà notre équipe,
Le RWD de Molenbeek,
La plus dynamique,
Le RWD de Molenbeek,
Connait la musique,
Pratique le plus beau football,
Et nous marque des goals !
Et viva Molenbeek (3X)
Pratique le plus beau football,
Et nous marque des goals !
Et viva Molenbeek !
Met deze opzwepende song trok de Brusselse voetbalzanger Jean Narcy, gevolgd door de RWDM-fanfare door het hele land. De fans van de in 1973 uit Racing White en Daring Molenbeek opgerichte fusieclub zorgen overal voor een leuke ambiance, maar vooral in de straten van Molenbeek zelf: Wijle zijn van Meulenbeik, een ritmisch carnavalsliedje met accordeonmuziek dat de benen op en neer deed huppelen. De ‘Brusselse zwans’ was alomtegenwoordig rond RWDM. Het elftal leek daar in mee te gaan: elf voetballers met lange haren, naar de geest van de tijd. En voetballend vanuit een grote vrijpostigheid: zowel uit als thuis. Liefst 92 doelpunten, waarvan 42 ‘op verplaatsing’. Zes Belgen, drie Nederlanders, twee Denen. RWDM koos voor het spektakel en groef zich nergens in.
Het vernieuwde Edmond Machtensstadion – als eerste met verwarmde zitplaatsen, een kinderopvangplaats, een moderne perszaal en een scorebord met de volledige opstelling – bevond zich op wandelafstand van het Anderlechtse Astridpark. De paarswitte landskampioen startte als favoriet aan de competitie maar RWDM zou niet rusten tot het de grote concurrent een hak kon zetten. Dat gebeurde op 15 maart 1975. Jacques Teugels onttroonde op zeven minuten voor het einde het ‘mauve’ koningshuis. Was er een Brusselse machtswissel in de maak? De fanfare geloofde rotsvast van wel. Ze postte rouwbrieven in de Molenbeekse brievenbussen en trok met een ‘corbillard’ door de straten met daarop een witte kist met purperen letters: ‘RIP Anderlecht. Sporting Club der Penalties.’ Maurice Martens, die inzake fratsen met zijn ‘Ajuinenstadachtergrond’ zich niet snel uit het lood liet slaan, kan er vandaag nog steeds om lachen.
Hij kwam als winnaar van de Gouden Schoen 1973 vanuit Racing White vanuit Woluwe naar Molenbeek. Technisch fijnbesnaarde linksachter, die ook nog vijf jaar bij Anderlecht van ‘le football champagne’ had geproefd.
GOUDEN SCHOEN IN 1973 SIERT NOG STEEDS SPORTWINKEL
Hij ontvangt ons in ‘Martens Sport’ in het centrum van Aalst en wijst meteen naar zijn Gouden Schoen. ‘Ik won hem in 1973. Als verdediger deed ik de lijn als opbouwende linksachter. Dat kende men in België niet en de journalisten vergeleken me met Terry Cooper, een topspeler van Leeds United. Ik presteerde heel sterk met de nationale ploeg in 1972-’73: voor 60.000 kijkers tegen de Squadra Azzurri, Mannschaft en Oranje. Brons op het EK 1972. Ik opende toen ook mijn sportwinkel, die bestaat momenteel dus 47 jaar. Ik sta nog steeds achter de toonbank. We specialiseerden ons in tennisrackets en skischoenen. Ik leerde zelf de rackets besnaren en met de skislijpmachine werken. Zo ontdekte ik de troef om internet het hoofd te bieden. In een skischoen kan ik mijn vakmanschap tonen. Ik heb geleerd om de juiste maat te verkopen. Dat weten de klanten en ze aanvaarden dat van mij. Mijn stelregel: ze mogen geen pijn voelen. Als je de klant laat beslissen, dan koopt die altijd een maatje te groot. Ik begin met het heel secuur opmeten van de breedte van de voet. Deze bewerking vraagt tijd en er hangt een prijskaartje aan vast, maar de schoen gaat wel veel langer meer. Zelf ben ik rond mijn zeventigste gestopt met de skisport omdat mijn rechterknie de schokdemping niet langer kon verdragen.’
OP HET NIPPERTJE ONTSNAPT AAN BOKSENDE DOELMAN DE BREE
‘Kampioen met RWDM! Uitstekende keeper Nico de Bree. De Nederlander sprak veel tijdens de match en gaf ons de hele tijd aanwijzingen. Hij manifesteerde zich echt als de baas in de box. En dat mag je letterlijk nemen. Als hij kwam, dan maakte je je toch best uit de voeten! Standard gooide een voorzet vanop de flank. De Bree schreeuwde ‘los’ als teken dat hij zijn doel verliet. Dan wisten wij dat we ons uit de voeten moesten maken. Ik vocht een duel uit met Standardspits Svensson. De Bree gooide zich tussen ons om de bal weg te slaan, maar hij bokste uit alle kracht de Zweed volop in het gelaat: neus- en kaakbreuk en een lichte hersenschudding. Zoveel ‘fors’ bezat De Bree. Ik stel me soms nog de vraag: “Wat als hij mij had geraakt?” Ik mag er echt niet aan denken.’
NEGEN PUNTEN VOORSPRONG OP ANDERLECHT DANKZIJ MODDERGEVECHTEN OP TRAINING
‘In de verdediging regelde de Deen Kresten Bjerre de commando’s. Die stond daar als een rots. Je moest hem echt omver lopen om er voorbij te geraken. Hij was ook tactisch heel sterk. Voor hem opereerde Gerard Desanghere, die als ‘mandekker’ heel sober optrad. Op de rechtsachter stond Eric Dumon, een kleine maar vinnige verdediger. Hij speelde alsof zijn leven ervan afhing. Met zijn Leuvens accent prevelde hij voor elke match ’t Is naa of noojet’. Onverzettelijk, maar hij hield telkens Rob Rensenbrink in de Brusselse derby uit de match.
Op het middenveld veranderde nieuwkomer Johan Boskamp – toptransfer van Feyenoord – het wezen van onze ploeg: de motor, de baas. Top op alle gebied: technisch, duelkracht en qua lichaamskracht drie matchen na elkaar waard. De Deen Benny Nielsen gedroeg zich als een dartele speelvogel met een geweldig schot. Lon Polleunis was onze klassieke spelmaker met veel voetbalintelligentie. Hij leverde prestaties zonder krachten te verspillen en liet het elftal soepeler draaien.
In de spits zwierf Willy Wellens rond: targetman, goed kopspel, fysiek sterk en technisch onderlegd. Eddy Koens sneed over de rechterflank. Klein van gestalte met geweldige sprongkracht en scoorde veel met het hoofd. Jacques – dynamite – Teugels schoot ook de eerste tien meter als een schicht uit de startblokken en knalde doelpunten binnen en bracht uitstekende voorzetten aan met zijn linkervoet. Onze ploeg stak echt voor honderd procent goed in elkaar. We wonnen het kampioenschap met negen punten voorsprong op Anderlecht.
Vanuit de Hollandse invloed van Johan Boskamp voerden we ‘hoge pressing’ uit. We trokken volop in de aanval vanaf de eerste minuut, met tegelijk veel discipline en vrijheid. We trainden keihard. Onze conditie was uitstekend. Dankzij…het vettige veld van RWDM: modder in de winter en beton in de zomer. En dan ons trainingsterrein…niet om aan te zien. Elke oefensessie mondde uit in een moddergevecht, maar dat gaf ons wel een extra vriendschapsband. Gemiddeld bezochten 20.000 dolenthousiaste fans het stadion. Voor hen voelde die titel aan als een bevrijding van het juk van Anderlecht. Na de macht gingen we met hen in en rond het stadion een pintje drinken. Dat vonden zijn leuk. En wij ook.’
GAA PAAST ZEIKER DA GAA CRUIJFF ZAAT?
‘Ik mijmer nog wel eens over de Gouden Schoen van 1973. Ik dacht toen bij mezelf: laat ik even de voorzitter aanspreken. En bij hem polsen of hij niet eventueel een klein beetje een verhoging zou toestaan. Ik stelde de vraag bijna stamelend. Ons onderhoud was snel voorbij. Want voorzitter L’Ecluse sprak op zijn platste Brussels duidelijke taal: Gaa paast zeiker da gaa Cruijff zaat?
Boeken toe! Tegelijk hield hij ook mijn toptransfer tegen. In de zomer van 1973 deed Feyenoord een mooi bod. L’Ecluse weigerde opnieuw. Een seizoen later wonnen de Rotterdammers het Nederlandse kampioenschap en de Uefa Cup. Feyenoord zat in de tijd van Willem van Hanegem in de Europese top. Ik betreur dat nog steeds want ik bezat voldoende zelfvertrouwen om tussen die Nederlanders mijn weg te vinden. Nu bleef ik zeventien jaar in Brussel ‘hangen: ik kwam als junior naar Anderlecht en eindigde als veteraan op mijn 36 ste bij RWDM. Vandaag betaal ik daar toch een beetje de tol van met mijn heupprothese. En mijn knieën zijn naar de vaantjes. Ik noem ze ‘brokkelpakken’: dat is Aalsters dialect voor een tipzak met overschotten van koekjes. De kinderen kregen die vroeger van de kruidenier. Zo zien mijn knieën er vandaag ook uit. Ik klaag niet, het is goed geweest.’
2-5 ZEGE TEGEN AJAX IN AMSTERDAM TOURNAMENT VOOR 50.000 TOESCHOUWERS
‘En vooral dus dat ene seizoen in 1975: kampioen met RWDM. En hoe sterk we acht waren, openbaarden we drie maanden later. In augustus 1975 wonnen we het prestigieuze toernooi van Amsterdam. In de halve finale versloegen we Feyenoord. In de finale kegelden we Ajax voor eigen publiek van het veld met …5-2! In de absolute hoogdagen van het Nederlandse voetbal. Dat zegt echt alles over de sterkte van onze ploeg toen.’