111 Legendarische Voetbalhelden sinds 1920. Wie zijn ze, die honderd voetballers, tien keepers en dat uitzonderlijke fenomeen? Maak mee deze wandeling door het voetballandschap van de voorbije eeuw. In aflevering negen volgen we Ferenc Puskás (1 april 1927-17 november 2006). De linkspoot van de ‘Magical Magyars’. We volgen hem van Boedapest tot Bern en ontdek zijn dissidentie tegen de dictatuur.
FERENC PUSKÁS, MAGISCHE MAGYAAR
Hongarije – West-Duitsland 8-3, eerste ronde Weltmeisterschaft Zwitserland, 20 juni 1954
Ferenc Puskás. Tikte met zijn ‘Magische Hongaren’ West-Duitsland van de mat. Bij een 6-1 stand verbrijzelde mandekker Liebrich het fantasierijke linkerbeen van Puskás. De vernedering eindigde op 8-3 maar het kwaad was geschied. De briljantste voetballer ter wereld en strateeg van de Aranycsapat – het Gouden Team – leek uitgeschakeld voor de rest van de Wereldbeker Zwitserland 1954. Maar de ‘galopperende majoor’ eiste zijn plaats op in het elftal dat twee weken later de finale speelde tegen, opnieuw, West-Duitsland. Hij scoorde snel maar ontbeerde fitheid en zakte weg. Hij strompelde over het veld want vervangingen waren niet toegestaan. De Mannschaft boog de 0-2 om in 3-2. De gelijkmaker van…Puskás werd ten onrechte afgekeurd.
Papperig
In 1943 debuteerde een kleine, papperige jongen in het eerste elftal van Kispest, een club uit de armste volksbuurt van Boedapest. Niemand zag in het opschepperige dikkertje het toekomstige brein van het Gouden Team. Integendeel, hij werkte op de zenuwen van zijn ploegmaats omdat hij het vertikte de bal af te geven en voortdurend aanwijzingen liep te schreeuwen.
In 84 interlands zou de briljante linkspoot 83 keer scoren. In vijftig opeenvolgende wedstrijden tussen 1950 en 1956 verloor Hongarije enkel de wereldbekerfinale van 1954: 42 overwinningen, 216 goals voor en 50 tegen en goud op de Olympische Spelen van 1952.
Het Gouden Team veranderde het voetbal in technisch én tactisch opzicht. Puskás dicteerde het tempo en doceerde het spel. In de donkere dagen van het stalinisme – dat met behulp van de Sovjet-Unie in 1948 een tirannie installeerde met talrijke showprocessen en liquidaties van onschuldigen – gold Puskás als de machtigste man van het land omdat hij zich als ‘vrij van geest gedroeg’. De machteloze mensen noemden hem Ocsi, ‘het broertje van de kinderen’, met wie hij op straat bleef voetballen. Puskás stak de draak met de gezagsdragers.
Gouden team met jazz en blues
In 1953 stierf de Russische dictator Stalin. Aan de Donauboorden kwam de zachtaardige hervormer Imre Nagy aan de top. In de kroegen klonken opnieuw vrolijke jazzklanken en ritmische bluesakkoorden. De euforie van het nieuwe beleid deed ook de voetbalkoorts stijgen. Het Gouden Team presteerde bovenmaats met zeges in Italië (0-3), Zweden (2-4), Tsjecho-Slowakije (1-5) en Wenen (2-3) en Engeland (3-6).
Puskás scoorde de 1-3 op Wembley en noemde dat zijn favoriete doelpunt. Ontving de bal in volle snelheid ter hoogte van de hoek van het kleine strafschopgebied, draaide half om de as, legde hem zelf achteruit en trapte bij het derde hakje hard in de bovenhoek. In deze aangename smeltkroes van maatschappelijke en sportieve euforie waande Hongarije zich al wereldkampioen. De blessure van Puskás gooide roet in het eten en na het verlies in de finale sloeg de stemming in Boedapest om. Imre Nagy werd door het Kremlin opzijgezet. In 1956 kwamen de schrijvers als eersten tegen de dictatuur in opstand. Sovjettanks ratelden de Hongaarse hoop stuk.
Canoncito
Nagy werd vermoord, Puskás sloeg met enkele teamgenoten op de vlucht. Ze werden door de FIFA geschorst. Hij vreesde voor het einde van zijn loopbaan maar belandde in 1958 bij Real Madrid. In een partnership met Alfredo di Stefano leidde hij de Koninklijke naar de wereldtop met de 7-3 tegen Eintracht Frankfurt in de Europacup der Landskampioenen in 1960. De Spanjaarden doopten hem tot ‘Cañoncito’, het kleine kanon: vijf titels en meer dan 200 doelpunten. Voor Hongarije voetbalde hij nooit meer. Rond zijn ‘team van goud’ weefde zich een eeuwige rand van rouw. Ferenc Puskás.