Naam: René Vandereycken
Geboren: 22 juli 1953
Nationaliteit: Belg
Positie: verdedigende middenvelder
Clubs:
1971-1974: Sporting Hasselt
1974-1981: Club Brugge
1981-1983: Genoa
1983-1986: Anderlecht
1986-1987: Blau-Weiss Berlin
1987-1989: AA Gent
Als trainer:
1989-1993: AA Gent
1993-1994: Standard
1994-1997: RWDM
1997: Anderlecht
2000: FSV Mainz 05
2002-2004: FC Twente
2004-2005: Racing Genk
2006-2009: België (bondscoach)
Trofeeën:
Kampioen van België: 1976, 1977, 1978, 1980, 1985, 1986
Beker van België: 1977
EK: zilver 1980
Individuele trofeeën:
Als trainer:
Trainer van het Jaar: 1991
Interlands: 50 (3)
René Vandereycken was een meester in het ontregelen van de tegenstander en haalde deze op de koop geregeld het bloed van onder de nagels. Hij kon echter zelf ook bijzonder goed voetballen en werd meermaals vergeleken met Willem van Hanegem: ook linksvoetig, eerder aan de trage kant, gemeen als hij dat nodig achtte, de man die het tempo regelde en vaak ook doeltreffend.
Vandereycken begon te voetballen in zijn geboortedorp bij Sporting Spalbeek. Hij was al achttien toen hij opgemerkt werd door derdeklasser Hasselt. Thieu Bollen liet hem testen bij Club Brugge, maar hoofdcoach Leo Canjels vond hem te traag. Het seizoen nadien probeerde de T2 van blauw-zwart Ernst Happel, zijn nieuwe baas, te overtuigen. De Oostenrijker zei zonder veel enthousiasme ja.
De Limburger was timide en verlegen toen hij in Brugge terechtkwam, maar dat veranderde snel. Na drie speeldagen kreeg hij tegen SK Beveren een invalbeurt en drie weken later mocht hij op RWDM een eerste keer starten.
Hij leerde sneller denken en handelen dan de tegenstander. Vandereycken probeerde altijd in één tijd te spelen. Dribbelen deed hij zelden. Hij dacht na over het spelletje en was voor geen kleintje vervaard. ‘Bij Happel moest je agressief zijn om overeind te blijven, om niet verpletterd te worden door de concurrentie’, luidde zijn analyse. ‘Zo leer je van je af te bijten.’
Brein
Bij het Club Brugge van Happel was hij het brein van het elftal. Hij las het spel sneller dan vriend en tegenstander en had een fenomenaal positiespel. Vandereycken stond symbool voor de overgang van het voetbal van de jaren ‘70 naar dit van de jaren ’80. Hij was in ons land de eerste, echte verdedigende middenvelder. Hij veroverde in de eerste plaats ballen, maar kon ook meteen met één pass de aanval lanceren.
Hij werd drie jaar op rij kampioen met het Club van Happel en speelde twee Europese finales. Twee keer tegen FC Liverpool. In 1976 wonnen de Liverpudlians de finale van de Uefacup (3-2 en 1-1). In april 1978 dwong Vandereycken een herkansing af tegen FC Liverpool. Met een keiharde, diagonale schuiver klopte hij Dino Zoff en maakte zo van Club Brugge de eerste en voorlopig laatste Belgische finalist in de eerste Europese beker. Liverpool haalde het op Wembley echter opnieuw (1-0 Dalglish).
Vandereycken werd aan het einde van dat jaar tweede in de verkiezing voor de Gouden Schoen. Hij moest Jean-Marie Pfaff laten voorgaan en was daar niet blij mee. ‘Voor mij heeft de trofee veel waarde verloren’, stelde hij.
De Spalbekenaar was ook een leidersfiguur bij de Rode Duivels van Guy Thys. In het nationale tricot leek hij nog meer te intimideren, irriteren en provoceren. Op het EK 1980 schakelde hij de Italiaan Giancarlo Antognoni met een beenharde tackle uit en effende zo de weg naar de finale tegen West-Duitsland.
Hij had kort voordien zijn vierde en laatste titel gewonnen met Club Brugge en verruilde Olympia voor zijn favoriete (voetbal)land: Italië. Bij Genoa kwam hij door blessures te weinig aan voetballen toe. Hij moest op het allerlaatste moment ook afhaken voor het WK 1982 in Spanje.
Op het EK 1984 was hij er opnieuw bij en dat hebben vooral de Denen geweten. Het duel om een plaats in de halve finales was een strijd tussen ploegmaats bij Anderlecht. Zelfs de ijskoude Morten Olsen sprong uit zijn vel en duwde Vandereycken tegen de grond nadat deze tegen de zwakke knie van Frank Arnesen, zijn kamergenoot bij uitwedstrijden van Anderlecht, had geschopt.
Grijns
Vandereycken was een jaar eerder naar het Astridpark gehaald om het vertrek van Ludo Coeck op te vangen. Vlak voor het EK 1984 had hij met Sporting zijn derde Europese finale verloren: de Uefacup tegen Tottenham, dat het met de strafschoppen haalde.
Nadien voerde hij zijn aantal nationale titels op tot zes. In 1986 na barragewedstrijden tegen Club Brugge. In het Astridpark werd het 1-1 en in Brugge kwam Club op voorsprong na balverlies van Vandereycken aan jean-Pierre Papin. Club liep tot 2-0 uit, maar Vandereycken zorgde voor de aansluitingstreffer en Stéphane Demol legde de 2-2 eindstand vast. Vandereycken werd nog uitgesloten door scheidsrechter Frans Van de Wijngaert en maakte op weg naar de kleedkamer een gebaar dat aangaf dat de zaak omgekocht was. Uiteraard met een cynische, zeg maar sardonische grijns op het gelaat.
De titel loste de interne problemen van paars-wit niet op en de Rode Duivels werden ermee geconfronteerd op het WK. Twee dagen voor de openingsmatch tegen Mexico liet Guy Thys weten dat Vandereycken niet zou spelen: ‘Een goede Vandereycken kan ik net missen, maar René houdt zich niet aan de ploegdiscipline’. Een dag later bleek Clijsters ziek en speelde Vandereycken toch. Enkele dagen na de nederlaag (1-0) werd hij op vliegtuig naar Brussel gezet.
Na een seizoen bij het bescheiden Blau-Weiss Berlin, waarmee hij uit de eerste Bundesliga degradeerde, transfereerde hij naar AA Gent. Ook met de Buffalo’s werd hij laatste, maar een jaar later loodste hij hen terug naar de hoogste klasse.
De Limburger begon dan in het Jules Ottenstadion zijn trainerscarrière. Hij had zich meer verdiept in het spelletje dan welke ploegmaat ook, maar nam als coach soms vreemde beslissingen. In 1991 werd hij verkozen tot Trainer van het Jaar, maar hij won als coach geen enkele trofee. Bij meerdere clubs was hij bijna sneller weg dan hij gekomen was.
In 2006 werd hij bondscoach. Ook in die rol was hij niet echt succesvol. België kon zich noch voor Euro 2008 noch voor het WK 2010 plaatsen. Vandereycken had echter de verdienste dat hij een aantal spelers van de zogenaamde Gouden Generatie, zoals Thomas Vermaelen, Moussa Dembélé, Axel Witsel en Marouane Fellaini als eerste kansen gaf. Hij had dus toch wel een aandeel in de latere successen van de Rode Duivels.
Vandereycken was vaak ook buiten het veld vernieuwend. Als speler van Anderlecht voerde hij als eerste in dit land een persboycot door en als trainer van AA Gent verbood hij de pers de toegang tot de kleedkamer. Ook dat was een primeur voor dit land.