zaterdag, april 20

Raf Willems sprak met Charles De Ketelaere (deel 1)

Pinterest LinkedIn Tumblr +

CHARLIE DE KETELAERE: ‘IK BEN ZOWEL EEN INTUITIEVE ALS EEN COLLECTIEVE VOETBALLER’

Charles-Charlie-De Ketelaere, CDK! Liefst 22 keer prijkte hij op de voorpagina van La Gazzetta dello Sport. Meestal in het shirt van AC Milan. Telkens werd verkondigd dat de transfer in kannen en kruiken was. Niets bleek minder waar, tot het eindelijk deze week wel lukte. Exact een jaar geleden – in de zomer van 2021 – sprak ik uitvoerig met de toen twintigjarige Charlie De Ketelaere. Het gesprek werd gevoerd in functie van het boek Bluv’n Goan dat ik schreef naar aanleiding van de 130 ste verjaardag van Club Brugge (Lannoo, november 2021). We brengen het hier in alle ‘exclusiviteit’ en garanderen u: alles wat erin staat, is waar!

 

Charles – Charlie – De Ketelaere. Matchwinnaar in Sint-Petersburg. Begonnen bij Varsenare. Een jongen met ‘echte Brugse roots’. Zou het van de ‘eeuwige blauwzwarte legende’ Raoul Lambert geleden zijn dat er nog zo’n talentvolle aanvaller uit Brugge zélf in het eerste elftal van Club zich meldde op het hoogste niveau? Al leunt zijn artistieke stijl meer aan bij die van Hans Vanaken. De amper twintigjarige kan vaardig uit de voeten als zowel aanvallende middenvelder en centrumspits. Hij functioneert op zijn best ergens tussen beide posities in. Dergelijke voetballers zijn vaak ongrijpbaar. Opvallend voor een jongen met zijn technisch vermogen is zijn lengte. Met 1,92 cm bijna een dubbele meter. En tegelijk toch bijzonder snel en vooral soepel. Met dankzij het ontwijken van de bikkelharde tackles…in de tuin tijdens de duels met zijn drie jaar oudere broer Louis.

 

MIJN HEROISCHE DUELS IN DE TUIN MET MIJN BROER LOUIS EINDIGDEN ALTIJD IN TRANEN

 

Zit sport bij ons in de genen. Aan de zijde van mama wel, zij speelde tot haar achttiende volleybal bij Rembert Torhout en toen scheurde zij haar kruisbanden. Mijn vader was geen sportliefhebber. Voetbal zat dus niet van in het DNA van onze familie, maar ik verlangde als kind onmiddellijk naar een bal. Net als mijn drie jaar oudere broer Louis. We sloten ons aan bij KFC Varsenare, op minder dan een kilometer van ons huis en we gingen daar ook naar de lagere school. In de zomer nam ik deel aan sportkampen en Joost Desender, de toenmalige physical coach van Club zag dat ik goed overweg kon met een bal en zo tekende ik bij de U7. Ook deze jeugdterreinen lagen op wandelafstand. Als we in de tuin stonden, hoorden we de supporters juichen bij een doelpunt. Van die tuin gesproken, dat was pas mijn écht voetbalveldje. Ik oefende er uren en uren met mijn broer en mijn vrienden. Soms werden er echte veldslagen uitgevochten, tot we niet meer konden. Sommigen worden straat- of pleintjesvoetballer genoemd, maar ik ben dus een tuinvoetballer.

Ik was eigenlijk niet het grote talent, geen klassieke pleintjesvoetballer, maar speelde wel veel tegen mijn oudere broer in de tuin. Louis schopte me in de één tegen één altijd omver. Er stond altijd wel één van onze vrienden in het doel en zo vochten we uren aan een stuk heroïsche duels uit. Echt op leven en dood eigenlijk, want niemand wilde verliezen. Omdat ik veel sneller was dan Louis liep ik hem altijd voorbij, hij haalde dan zijn mes boven. Hij tackelde echt om te raken. Ik liep vaak huilend van de pijn naar binnen. Soms na vijf minuten of soms na een uur, maar een ding wisten we vooraf: het zou slecht aflopen. Louis was bijzonder competitief en kon niet verdragen dat zijn ‘kleine broertje’ hem wegtikte. We eindigden dus altijd in ruzie, maar die legden we ook snel bij. Want zoals gezegd: de volgende dag wachtte ons al de nieuwe match. Louis herinnert me er nog vaak aan en zegt steeds: ‘Dank zij mij ben je gehard.’ Hij heeft een punt. Als ‘tuinvoetballer’ leerde ik via de één tegen één met hem om tackles te ontwijken. Mocht je vandaag de VAR loslaten om hem, dan zou het spel voortdurend stil moeten liggen. Daar komt dus mijn techniek vandaan. Als ik eraan terugdenk vandaag dan zeg ik: bijzonder leuke tijd.

 

 

 

IK WAS IN DE JEUGD VAN CLUB EEN 11, 8, 4 EN 10.

 

Bij de U 9 werd ik een linkerflankspeler, volgens de klassieke nummering een 11. Tot de coach van de U 13 een ander idee voor mij had en op mij beroep deed als middenvelder, op de 8. Hij wilde me prikkelen als middenvelder om mijn voetballende kwaliteiten te ontplooien. Hij verantwoordde dat als volgt: ‘Op de flank plak jij met je rug tegen de lijn en ik wil dat je leert voetballen met de rug naar je tegenstander.’  Ik behield die positie tot mijn zestiende. Op mijn dertiende, veertiende en vijftiende bleek ik één van de betere spelers, maar dat veranderde op mijn zestiende. Toen kreeg ik groeistoten en kampte ik met moeilijkheden. Van snelste van het team zakte ik terug tot traagste. Ik kon niet meer overweg met mijn lichaam, dat was veel minder gecoördineerd dan vroeger. De groeispurten bezorgden me ook blessures. Ik vertelde aan mijn moeder dat ik vooral wilde voetballen en overwoog zelfs uit te kijken naar een andere ploeg, op lager niveau. Gelukkig hield Clubcoördinator Stijn Claeys alles goed in het oog. Hij wilde me niet lossen, ondanks het feit dat ik ter plaatse trappelde en overtuigde me om toch te blijven.

En omdat de coach van de U17 in mijn ook een centrale verdediger met een sterke linkervoet ontdekte, plaats hij me ineens achteraan. Er waren inmiddels betere voetballers op het middenveld en ik vond het goed want ik dreigde mijn positie te verliezen. Mijn medespelers namen het voetbal ook veel ernstiger dan ik. Voor mij bleef het een hobby, ik was er op mijn zestiende echt niet professioneel mee bezig. Ik keek ook heel erg uit naar de jaarlijkse skireis, ook al beviel Club dat niet. Mijn familie hield ervan en ze legde de bezwaren van Club naast zich neer. Ik kan dus niet zeggen dat ik een lange termijnplan voor het voetbal had.

Een nieuwe positie dus bij de U 17: die van centrale verdediger. Dat was toch weer even wennen tijdens de eerste helft van het seizoen. Ik probeerde uit te voetballen en positioneel te verdedigen, want het ‘beenharde’ lag niet meteen in mijn stijl. Ik dacht nog altijd aanvallend, dat zit in mij sinds mijn kindertijd. In januari raakte mijn lichaam volgroeid en Club hevelde me over naar de beloften. Ik mocht zelfs de U 19 overslaan en coach Rik De Mil noemde mij een middenvelder. Hij zette me op de 10. Op dat moment had ik dus al zowel de 11, de 8, de 4 en de 10 gedaan. Ik pikte de draad op en daar begon mijn carrière. Beslissend én beter dan de middelmaat. Van dan af ging het pijlsnel. Op mijn achttiende zat ik bij de beloften van Club.

Share.

About Author

Raf Willems (1960) noemt zichzelf voetbalschrijver met een boekenkast. Hij is uitgever en auteur van meer dan 40 boeken over ‘voetbal met een knipoog naar geschiedenis & samenleving’ en schreef voor het Nederlandse weekblad Voetbal International (1995-2000), de krant NRC Handelsblad (2001-2006) en de website Stichting meer dan Voetbal (2008-20014). Sinds 2014 Initiatiefnemer van voetbaldenktank & onlineplatform De Witte Duivel.

Leave A Reply