zaterdag, november 23

OP ZOEK NAAR EDEN HAZARD (3) – RW

Pinterest LinkedIn Tumblr +

 

 

 

Jongleren in Tubeke, het opleidingscentrum van de KBVB!

 

‘Alleen maar jongleren, alleen maar jongleren. Dat had hij gedaan met zijn opwarming tijdens de pauze. Omdat er weinig variatie in ons spel zat, achtte ik het moment gekomen om Eden te brengen en hem te laten invallen. Wat gebeurde? Al zijn hakjes, overstapjes en trucjes: de mist in! Alles mislukte. Daar stond ik voor aap!’

Bob Browaeys moet er hartelijk om lachen. Vanuit zijn kantoor in Tubeke kijkt hij uit op de oefenvelden van het nationale jeugdcentrum van de Koninklijke Belgische Voetbalbond KBVB. De directeur van de Belgische voetbalopleidingen had hem nochtans uitvoerig gescout met het oog op het Europees Kampioenschap U17 in België in 2007. Eden Hazard was toen nog maar zestien en voetbalde een leeftijdscategorie lager. In normale omstandigheden maakte Browaeys geen uitzonderingen op deze regel. Dit was echter het EK U17 in België en vooral: dit was Eden Hazard.

Bob Browaeys: ‘Ik bereidde dus dat EK 2007 voor en mijn team had nood aan een type Hazard. Daarom week ik voor één keer af van mijn lijn en onderzocht de mogelijkheid om hem over te hevelen. Ik bekeek de U 16-interland België-Slowakije. Een sublieme match van Eden, hij overtuigde me meteen. Ik nam hem erbij voor het testtoernooi met de top drie van Europa: Engeland, Portugal, Spanje. Ik gooi nooit een nieuwe speler voor de leeuwen in zijn eerste interland. Ik liet hem de eerste helft tegen Portugal op de bank zitten met als bedoeling hem na de pauze in te brengen om het heft in handen te nemen. Met het bekende resultaat. Geen rendement. Die jongen had in zijn hele leven niet op de bank gezeten en wist niet hoe hij zich moest voorbereiden op een invalbeurt. Dus deed hij niets anders dan jongleren, want voor hem was voetbal een spelletje. Hij jaagde zich nooit op: als je hem een balletje gaf, amuseerde hij zich.’

 

Het verschil in fysieke ontwikkeling kan tussen de U16 en U17 flink tegenvallen. Hij kwam tijdens het testtoernooi botsing met letterlijke zware jongens. In de tweede wedstrijd, tegen het bijzonder sterke Spanje, hield de coach hem achter de hand in de laatste twintig minute. Bob Browaeys: ‘We kregen een flink pak rammel: 6-1. Voor Eden: idem. Hij viel in op de nummer zeven, maar posteerde zichzelf ongevraagd op nummer elf of nummer tien. Zonder enige discipline. Passeerde verkeerd en bleef staan. Alles wat hij kon verkeerd doen, deed hij ook verkeerd. Ik concludeerde: die jongen is er niet klaar voor. Ik riep hem bij mij: Hakjes kunnen als ze efficiënt zijn: je geeft een slechte voorzet en vervolgens blijf je staan en je zoekt op eigen houtje de verkeerde positie op. Ik verwijderde hem uit de kern tegen Engeland en gaf hem de opdracht mee om in Rijsel twee maanden lang te werken aan zijn probleempunten, met het oog op de dubbele oefeninterland tegen Turkije. Hij keek me aan en knikte: Oui, oui chef. Hij gaf geen verdere commentaar en hield zich aan het schema. En tegen Turkije speelde hij de pannen van het dak. Ik nam hem zonder aarzeling mee naar het EK.’

België vertrok vanuit één agendapunt: kwalificatie voor het EK in Zuid-Korea, door het behalen van de laatste vier. Bob Browaeys nuanceert: ‘Opleidingsgericht had dit geen waarde, maar omdat we het EK zelf organiseerden, streefden we toch een resultaat na. Ik liet Eden op zijn eigen helft blijven om het verschil te maken met zijn individuele actie. We haalden de halve finale tegen datzelfde Spanje en hielden het op 1-1, vanuit een sterke organisatie. Bojan Krcic van Barça scoorde op enkele minuten van het einde. We verloren met de penalty’s. Tijdens het EK sprak met enkel over Krcic en…Hazard. Hij stak erboven uit, ook al was hij één jaar jonger dan de tegenstander.’

Hij paste wonderwel in de nieuwe opleidingsvisie van de KBVB. En inzake inborst zat het met hem echt snor. Bob Browaeys: ‘We konden met hem schuiven naar de U 19 en de U 17 en terug. Hij volgde dat met plezier. Andere jongens zouden daar hun neus voor ophalen, maar hij was blij dat hij kon terugkeren naar zijn generatie. Hij vond het leuk om weer met zijn kameraden te spelen, uit liefde voor het spel. Dat zijn toch aanwijzingen dat hij de juiste instelling heeft. Je moet hem wel weten aan te pakken en al eens durven ingrijpen: pak nu ook een keer de bal af. Het heeft geen zin om hem te laten terugzakken tot op de eigen helft. Ik constateerde zijn dominantie bij de trainingspartijtjes over het hele veld. Dan demarreerde hij, maar dat gebeurde minder over de halve lengte. Daarom bestempel ik hem als een counterspelmaker: in de omschakeling is hij zonder meer de beste. In de kleine ruimte is hij te statisch. Je hebt minder aan hem bij het dominante spel. De eerste vijf meter rond Eden moeten vrij zijn. Zodra dat is gebeurd, kan hij niet worden afgestopt. Dat is kernachtig gezegd het verhaal van Eden: een zeer specifieke speler, maar wel geniaal zodat hij, eens in de juiste omgeving, het verschil kan maken. Dat heeft hij kunnen aanleren van zijn opleiders. Zowel bij de KBVB als bij LOSC. We lieten hem met rust: geef hem de kans tot creativiteit en laat hem zijn spel spelen. Lille schreef een mooi scenario voor hem en dat is zijn grote geluk geweest: het eerste jaar vijftien keer invallen, het tweede jaar twintig keer starten en het derde jaar altijd spelen. We bouwden een project met hem op dat zijn weerstand versterkte. Voor hem was het goed om al eens tegen oudere jongens te voetballen, want als je de beste bent, leer je niets bij als het gemakkelijk gaat. We zochten een evenwichtig parcours voor hem.’

Bob Browaeys noemt Eden een geschenk voor de 21 ste-eeuwse opleidingsvisie van de KBVB: ‘Je zat daar met het uitzonderlijke genetische gegeven van vader en moeder. Hij werd geboren als een talentvolle sporter, met in zijn geval snelheid en explosiviteit als basismotorische eigenschappen. Met zijn lage zwaartepunt heeft hij het ideale lichaam om te doen wat hij doet. Als federatie zorgden we ervoor dat hij zijn talenten maximaal kon ontwikkelen. Bij ons vertrekt alles van de individuele actie en van de een-tegen-een. Van vijf tot zeven jaar doen we niets anders. Ze mogen hun bal niet afgeven tot op een bepaalde leeftijd. Pas dan kun je versnellen en vertragen. Als je altijd in één tijd speelt, heb je geen ritmeverandering. Die komt er pas nadat je alles kunt qua individuele actie. Dat is de basis van het Belgisch voetbal geworden: je geeft de pass om de man uit te schakelen. Lok hem uit de zone én passeer dan, volgens het principe van de Picquérun. Geef de voorzet volgens de gedachte achter de dribbel: om de man uit te schakelen. Speel in één tijd als het moet én dribbel als het nodig is. Xavi kwam soms zeven keer na elkaar aan de bal, soms slechts één keer. Hij nam altijd zelf de beslissing. Barça voetbalde voortdurend volgens een five-a-side. Dat zit intussen ook stevig in onze hoofden: we geven pas de lange bal als we daarmee het balbezit kunnen houden. We zoeken naar een vorm van honderd procent balbezit. Onze pressing begint onmiddellijk, we proberen te scoren maar in eerste instantie toch de bal te houden. Vinden we geen oplossing, dan draaien we en beginnen we opnieuw, want anders lijden we balverlies.’

 

‘Na de 6-1-pandoering tegen Spanje heb ik het concept van de twee verdedigende middenvelders voorgoed overboord gegooid. Dat is helemaal uit de tijd. Ik draaide mijn driehoek om, zodat we hoger druk kunnen zetten en meer balbezit hebben. Zorg ervoor dat je steeds drie tot vier spelers rond de bal hebt om iedereen te kunnen uittikken.’

Dat gegeven was op maat gesneden van Eden Hazard, die in staat is om zowel de bal in het elftal te houden als het spel snel te verleggen. Bob Browaeys analyseerde hem als een sterk karakter: ‘Hij laat alles van zich afglijden. Niets kan hem uit zijn lood slaan. Hij kan tegen een stootje van de trainer. Toch pleit ik ervoor om hem met rust te laten. Maak hem niet zot, overlaad hem niet met opdrachten. Geef hem enkele waarden mee, maar gun hem vooral vrijheid. Laat dat genie zichzelf losmaken. Als de ploeg rond hem op het hoogste toerental draait, dan zijn de Rode Duivels in staat om Brazilië, Duitsland of Spanje te verslaan. Verwacht van hem niet dat hij elke minuut aanwezig is, maar geef hem de kans om zijn flitsen te openbaren. En dan komt het vanzelf, want zoals gezegd: hij is geniaal.’

 

 

Share.

About Author

Raf Willems (1960) noemt zichzelf voetbalschrijver met een boekenkast. Hij is uitgever en auteur van meer dan 40 boeken over ‘voetbal met een knipoog naar geschiedenis & samenleving’ en schreef voor het Nederlandse weekblad Voetbal International (1995-2000), de krant NRC Handelsblad (2001-2006) en de website Stichting meer dan Voetbal (2008-20014). Sinds 2014 Initiatiefnemer van voetbaldenktank & onlineplatform De Witte Duivel.

Leave A Reply