woensdag, november 20

Odilon Polleunis tachtig, Gouden Schoen en vicekampioen met Kanaries

Pinterest LinkedIn Tumblr +

Odilon – Lon – Polleunis  wordt vandaag tachtig jaar. Hij is de beste voetballer uit de geschiedenis van Sint-Truiden VV. Vicekampioen in 1965, Gouden Schoen in 1968 en 22 selecties voor de nationale ploeg. Twaalf seizoenen, van 1961 tot 1973, als spelbepalende middenvelder in het eerste elftal. In 1975 won hij, als spelmaker, met het RWDM van aanvoerder Johan Boskamp de landstitel van het eerste Belgische profkampioenschap. Hij is nog steeds een vaste klant in het Grand Café Stayen en volgt nog zoveel mogelijk wedstrijden. Toch denkt hij met weemoed terug aan zijn tijd. Toen er over de koppen kon worden gelopen als de topclubs naar Staaien afzakten: supporters die tot tegen het speelveld opeengeplakt stonden, het geroffel op de platen, tegenstanders die met knikkende knieën afzakten. ‘Voetbal, volk en vuur’. Dat is de historische slagzin van de Kanaries. De nostalgische foto’s sieren de muur van het Grand Café: met duizenden drumden ze in de tijd van Polleunis richting stadion. Eén veldwachter-champetter hield een oogje in het zeil. En de heroïsche duels met het Anderlecht van Paul Van Himst staan nog steeds in het collectieve geheugen gebeiteld. De Haspengouwse klei vroeg om geploegd te worden, ook op zondag bij het voetbal: kilometers malen, bikkelen voor elke centimeter, scherpe tackles, knokken tegen de dikken nekken, de scalpen van de topclubs sierden de muur. Welkom in de ‘Hel van Staaien’.  Sint-Truiden werd rond 1965 even het epicentrum van het Belgisch voetbal genoemd omwille van ‘het systeem Goethals’. De Spaanse voetbalbond nodigde de ‘Kanaries’ zelfs uit voor een vriendschappelijk treffen tegen haar nationale ploeg.

 

STVV ZAT DE FAMILIE POLLEUNIS IN HET BOED

 

‘Ik ben geboren en getogen in Sint-Truiden zoals dat heet. Voor mij was STVV aanwezig vanaf dag een van mijn leven. Want mijn vader Antoine voetbalde 21 seizoenen in het eerste elftal. Hij begon in de jaren dertig in de provinciale reeksen en eindige in 1956 eerste klasse. Daar heeft hij zelfs nog twee keer gescoord. Toen ik zestien was, heb we nog samen één wedstrijd bij de reserven gespeeld. Hij was een karakterspeler en dat bracht hij over op mij. Ook mijn oom Theo stond in de eerste ploeg, net als mijn neven Antoine en Lucien. Mijn broer voetbalde bij de reserven. Ik kan dus zonder overdrijven stellen dat STVV in ons bloed zat.’

STRAATVOETBALLEN IN INTERVALSPURTJES VAN LICHTPAAL TOT LICHTPAAL

‘Ik begon op straat te voetballen. Daar heb ik veel zelf ontdekt. Je leerde er ook tegenslagen te incasseren en hard te worden, want er was in dat soort wedstrijdjes geen scheidsrechter. En je moest als kind optornen tegen jongens die veel ouder waren. Cadeaus krijg je niet op straat. En dat was goed. We voetbalden elke dag tot het donker werd: jong tegen oud. Je werd verplicht om jezelf te ontwikkelen of je kon niet mee. Je probeerde de tegenstander te overbluffen en je verlegde zelf je grens. Voor mij blijft dat straatvoetbal de beste leerschool voor een kind. Op die wijze kreeg ik zelfvertrouwen aan de bal.

Mijn vader schaafde mijn traptechniek bij. Ons koertje thuis was afgebakend met platen over een afstand van tien meter. Daar leerde ik de bal op de juiste manier trappen. Keihard en doelgericht schieten. Zowel met links als met rechts. Perfecte ‘tweevoetigheid’ bestaat niet, maar ik heb later toch veel met links gescoord. En derde stap volgde dan met de conditietraining. Vader gaf me les in ‘interval’. Hij fietste, ik liep achter hem. Hij liet me eerste een paar kilometer en dan versnellen van lichtpaal tot lichtpaal. Vervolgens weer vier kilometer het veld in en dan weer spurtjes trekken. Zo kreeg ik het versnellen onder de knie en ontwikkelde ik mijn uithoudingsvermogen. Mijn vader gedroeg zich dus als mijn persoonlijke coach. STVV organiseerde elk seizoen een toernooi voor junioren. Ik behoorde tot de uitblinkers in matchen tegen Anderlecht, Club Luik en Beerschot.’

 

RAYMOND GOETHALS MOEST ZICH AANPASSEN: DE SPELERS VEEGDEN ZIJN BORD AF

 

‘Raymond Goethals kwam in 1959 als jonge trainer naar Sint-Truiden. Hij haalde me op mijn achttiende naar het eerste elftal. Ik werd ingepast in spelmakende en scorende middenvelder.

 

 

 

In de beginfase diende hij zich aan te passen. Men beschouwde hem als een Brusselaar met een dikke nek. Met zijn sappig taaltje nam hij veel vooroordelen weg. In Haspengouw gold een mentaliteit van hard werken: boeren en fruittelers zwoegden meer dan tien uur per dag. Hij paste zich goed aan. Hij probeerde de spelers in te palmen met theorielessen, maar de oude garde greep dat in. Boffin stapte naar voor en veegde het bord af: ‘Zo spelen we niet!’ Dan vroeg hij hoe we wel wilden spelen en hij paste zich aan. Een andere trainer zou dat niet pikken. Hij aanvaardde dat en werd daarom zelf aanvaard.’

‘HUUG SPEILE’ OP DE BUITENSPELVAL: HET SYSTEEM GOETHALS WERKTE

 

‘En langzaam maar zeker overtuigde hij ons toch van zijn systeem. Dat was nieuw. Hij liet ons ‘huug speile’ zoals hij zei. Met doelman Bosmans als libero. Onze verdedigers Claes en Lemoine stonden slechts enkele meters achter de middenlijn en van zodra de pass van de tegenpartij vertrok, stapten ze vooruit en openden de buitenspelval. Dat was het systeem Goethals, waar aanvankelijk geen enkele ploeg vat op kreeg. Hij legde de sterke en zwakke punten van de tegenstrevers bloot vanuit zijn tactische inzichten. Hij kende ook onze kwaliteiten. Hij overschatte ons niet maar gaf ons toch het duwtje in de rug dat we nodig hadden. Naar buiten uit voerde hij een theaterstukje op en plaatste hij ons steeds in de positie van de underdog. In ons beste seizoen leverde STVV liefst zes Rode Duivels in de A- of B-selectie: Bosmans, Lemoine, Leenders, Martens, Van de Boer en ikzelf.’

 

20.000 FANS TEGEN ANDERLECHT, OP 10.000 PLAATSEN

‘Hij gaf me veel vertrouwen. Ik moest van hem de tactische les niet bijwonen: “Als gij goed zijt, winnen we toch. Gij loopt waar ge wilt. Gij moet er niets van aantrekken.” Ik luisterde naar de oude garde. Ik wist als kind van de streek dat zeker op Staaien er gestreden werd voor elke morzel grond. Die mannen gaven niets weg. Ons spel stoelde op duelkracht: keihard maar correct.

Elk jaar schoven we enkele plaatsen op in het klassement. En in 1965-’66 stond STVV ineens op kop: 23 punten op 24, na elf speeldagen. We klopten landskampioen Anderlecht in het begin van het seizoen met 2-0. Voor meer dan 20.000 toeschouwers, terwijl er in het stadion eigenlijk maar plaats was voor iets meer dan 10.000. De rijen stonden dubbel bezet. De mensen zaten letterlijk tot op de zijlijn. Je kon niet langs de lijn lopen, want dan struikelde je over het publiek. Dat ging dan fanatiek te keer en er werd op de houten platen van de tribunes geklopt. Kabaal dat horen en zien verging. Ambiance, sfeer. En dan een heel zwaar veld met kleigrond.  Een echt patattenveld, zoals men zei. Dat speelde ook in ons voordeel, want wij kenden dat. En het gaf nog een scheut extra charme aan de stijl van STVV.

Niet alleen Anderlecht, ongeveer iedere ploeg kwam met een ei in de broek naar Staaien. Van zodra hun bus het plakkaatje Sint-Truiden passeerde, voelde niemand zich nog op zijn gemak. Dat seizoen stonden we liefst twintig zondagen op kop. Onze kern was echter te smal en enkele toppers – zoals Frits Van de Boer en Luc Martens – raakten geblesseerd. Ze waren onvervangbaar. We eindigden uiteindelijk tweede na Anderlecht. De matchen tegen Anderlecht waren ook altijd de duels tussen Polleunis en Van Himst. We streden voor dezelfde positie bij de Rode Duivels.’

 

ALLES GAAT VOORBIJ

 

‘Hoe anders is het vandaag met STVV gesteld Ik ben hier vanaf mijn zevende komen kijken. Sinds 1950, toen mijn vader dus in het eerste speelde. Dat is zeventig jaar geleden. STVV is voor mij meer dan een club. Het is ook mijn familie. STVV zit in mij. Die oude sfeer bestaat helaas niet meer. Komt die ooit nog terug? Vroeger had je veel spelers van de streek en van STVV zelf en nu is dat helemaal verdwenen. Bijzonder jammer. Voetbal, volk en vuur zeggen ze, maar dat zie of ik hoor ik vandaag toch niet meer. Ze hebben nochtans alles om het beter te doen dan wij in onze tijd. Alles gaat voorbij.’

Share.

About Author

Raf Willems (1960) noemt zichzelf voetbalschrijver met een boekenkast. Hij is uitgever en auteur van meer dan 40 boeken over ‘voetbal met een knipoog naar geschiedenis & samenleving’ en schreef voor het Nederlandse weekblad Voetbal International (1995-2000), de krant NRC Handelsblad (2001-2006) en de website Stichting meer dan Voetbal (2008-20014). Sinds 2014 Initiatiefnemer van voetbaldenktank & onlineplatform De Witte Duivel.

Leave A Reply