zondag, mei 19

KRC Genk: de valse start van een nieuwe club

Pinterest LinkedIn Tumblr +

Onze derde en laatste bijdrage uit het boek Racing Limburg van Geert Foutré. Het boek kan onder andere via deze site besteld worden.

Op acht juli 1988 gaat de allereerste training van KRC Genk niet door. Een voorteken van een rampzalig eerste seizoen.

Op vrijdag acht juli 1988 wordt in het André Dumontstadion van Thor Waterschei Belgische voetbalgeschiedenis geschreven. Daar begint om 16 uur de allereerste training ooit van de nieuwe fusieclub KRC Genk, maar behalve in de regionale krant Het Belang van Limburg is dat geen voorpaginanieuws.

Niet zo lang voor die eerste training, op tien september 1987 is de André Dumontmijn in Waterschei definitief dicht gegaan. Op 31 maart 1988, wanneer bekend wordt dat de voetbalfusie er komt, gaat ook de mijn van Winterslag dicht. Van de zeven Kempische steenkoolmijnen blijven bij de start van de fusieclub alleen nog Beringen en Zolder in gebruik, maar dat zal ook niet lang meer duren.

De eerste speler van de nieuwe fusieclub arriveert om kwart over drie. Gerard Plessers is de grote naam die KRC Genk heeft binnengehaald. De Limburger verliet zoals zoveel gouwgenoten zo’n tien jaar eerder Limburg om elders zijn brood te verdienen met voetballen. Eerst met Standard, en in 1984 via ex-Standardtrainer Ernst Happel die daar dan trainer is naar HSV, op dat moment een topclub in Europa. Hij speelt er de halve finale van de Champions League, wordt Duits vice-kampioen en wint de DFB-Pokal. In januari ’88 onderhandelt hij in de Hansestad over een nieuw contract. Manager Felix Magath wil dat hij blijft. Op de vraag of hij zichzelf ooit nog ziet voetballen in België, antwoordt hij: ‘Na Hamburg zou het dan toch al bij Anderlecht moeten zijn.’

Maar wanneer HSV slechts zesde wordt en naast Europees voetbal grijpt, snijdt de club in de dure contracten en mag Plessers weg. Zo belandt hij toch terug in België. Niet bij Anderlecht, maar in zijn eigen Limburg, waar hij op de vraag of hij er iemand kent eerlijk antwoordt: ‘Nee, ik ken helemaal niemand van de spelers maar ik sta rotsvast achter de idee dat een topclub in Limburg mogelijk moet zijn. Ik heb vrij snel getekend, hoewel ik ook naar een andere club in het buitenland kon.’ Plessers is aangetrokken als organisator in de verdediging, en wordt naar buiten toe het uithangbord. De fusieclub wil aantonen dat ook in Limburg een profclub mogelijk is waardoor spelers niet langer moeten uitwijken naar andere landsdelen om hun brood te verdienen met voetbal alleen. Plessers gelooft er in: ‘Een topclub in Limburg kan, want Limburgers zijn gewoon de beste voetballers in België.’

Stipt om vier uur ontbreken enkel Pierre Denier, die wat later arriveert, en keeper Ronny Gaspercic. Ronny Van Geneugden, spelmaker van Waterschei, heeft wel degelijk een profcontract aangeboden gekregen, verzekert Jan Vandermeulen nog in de nazomer van 2022 maar tekent niet aan aan de aangeboden voorwaarden en gaat dus ook niet mee op trainingskamp. Hij opteert voor een beter contract bij R. Antwerp FC.

Bestuursleden van beide clubs schuiven wat onwennig langs mekaar in de voormalige receptieruimte van Thor Waterschei. Dat stadion is uitgekozen als nieuwe locatie voor de fusieclub, maar moet nog verbouwd worden. Tijdens de verbouwingen kan hier wel getraind worden, maar de wedstrijden zullen tot de hoofdtribune af is plaatsvinden aan de Noordlaan in het oude stadion van FC Winterslag.

Er is alleen een probleem met de kledij. De uitrustingen van sponsor Diadora zijn nog niet klaar, het logo van hoofdsponsor Generale Bank ontbreekt. Dat betekent dat de fotoshoot niet doorgaat en dat de eerste training gewoon ter plekke afgelast wordt, tot ontgoocheling van de spelers en de vele nieuwsgierige supporters, talrijker opgekomen dan bij Waterschei’s laatste thuiswedstrijd in de kelder van tweede klasse. Een start in mineur, en een voorbode van wat sportief zal volgen.

Er wordt alleen een foto gemaakt waar de trainer poseert met de nieuwe spelers die het trainingsjack van Diadora over hun gewone kledij aantrekken. De trainer is Ernst Künnecke die het seizoen voordien bij Winterslag depanneerde toen de Vieze Mannen zich in een uitzichtloze situatie bevonden onderin eerste klasse, maar voordien ook Waterschei trainde. Naast hem op de foto staan de nieuwe spelmaker, de Hongaar Laszlo Gyimesi die van Honved Boedapest overkomt, Gerard Plessers en Bertho Bosch. Nog een Limburger die ooit uitweek om den brode, van SK Tongeren naar Lierse en later naar Charleroi, en die nu de omgekeerde beweging maakt, terug naar de heimat.

Voor de andere spelers is een profcontract nieuw. Sommigen aarzelen nog om daarvoor te kiezen. Het zijn niet de hoogste salarissen die de nieuwe fusieclub betaalt. Wie naast het voetbal nog een job heeft, moet zelfs inleveren wanneer hij een profcontract bij KRC vergelijkt met de verdiensten van een job en een semiprofverbintenis. Rudi Vossen, de vader van Jelle, twijfelt om opnieuw prof te worden. Hij werd dat indertijd toen hij van Tongeren naar Charleroi trok, maar keerde een jaar voor de fusie terug naar Limburg omdat Winterslag hem een job aanbood bij Ford. ‘Ik heb net een job, word straks dertig en moet aan de toekomst denken.’

De kern is nog niet compleet, geeft Künnecke aan. ‘We wisten pas op de slotdag dat we in eerste klasse zouden blijven. Die onduidelijke situatie speelde in ons nadeel bij de onderhandelingen. We zijn al sinds februari bezig met de toekomst van de nieuwe club, maar de meeste spelers die geïnteresseerd waren om te komen wilden absoluut niet in tweede klasse voetballen.’

Duitser of Belg?

KRC Genk zoekt nog een ervaren doelman naast Ronny Gaspercic die in de laatste maanden bij Winterslag de geblesseerde Jean-Paul Debruyne uitstekend verving toen de Vieze Mannen met één voet in tweede klasse stond maar nog maar negentien jaar is.

Even denkt men bij fusieclub aan Jean-Marie Pfaff die weg gaat bij het Turkse Trabzonspor maar men beseft dat die te duur is voor de nieuwe voetbaltrots van Limburg. Niet te duur voor SK Lierse, zo blijkt, waarna Jean-Marie een paar weken later zijn debuut maakt voor een vol Lisp. KRC Genk heeft ook nog een spits nodig. De Noorse international Arve Seland die met drie goals in de laatste vier wedstrijden een flink aandeel had in het behoud van Winterslag was eigendom van het Franse Mulhouse dat acht miljoen frank (200.000 euro) vroeg. Te veel voor KRC Genk.

Zo stappen een paar dagen later achttien spelers op de bus voor een trainingsstage naar het Zwarte Woud. Naast de drie nieuwkomers zijn het negen spelers van Winterslag en zes van Waterschei. Op de voormalige Waterscheikapitein Tony Bialousz na onbekende maar getalenteerde jongeren zoals Dirk Medved en Domenico Olivieri. In het Zwarte Woud vervoegen vier testspelers hen. Eén van hen, een spits, zal een contract krijgen. De Maltees Carmel Busuttil komt van de Italiaanse derdeklasser Verbania maar zal dat seizoen één van de schaarse lichtpunten en de eerste publiekslieveling van de nieuwe fusieclub worden.

Uiteindelijk begint het nieuwe KRC Genk met negentien spelers aan het seizoen waarin liefst 27 voetballers zullen opgesteld worden. Bij Willem II vindt men nog een spits. De Engelsman Mark Farrington zal met amper vijf treffers zelfs Genks topschutter worden dat seizoen. Het zegt veel over de aanvallende onmondigheid van de nieuwgeboren club. Farrington speelt slechts zeventien wedstrijden. Met Nieuwjaar stuurt Jef Vliers, die in november Künnecke als trainer vervangt, hem met een onvoldoende weg.

In de eerste spelerskern van KRC Genk bevinden zich acht buitenlanders, waaronder één Belg.

Ja, dat hebt u goed gelezen. Als concurrent voor Ronny Gaspercic haalt Jan Vandermeulen de Duitse Belg Bobby Dekeyser bij FC Nürnberg. Dekeyser, zoon van een Belgische zakenman uit Mol en een Oostenrijkse moeder volgt na de echtscheiding van zijn ouders zijn moeder die in Duitsland in het bedrijf van haar vader werkt. Robert ‘Bobby’ heeft maar één droom: profvoetballer worden. Hij wint een wedstrijd waarbij elf jonge spelers een voetbalstage winnen in New York met Pelé. Aan de voetbalgod vraagt hij wat je moet doen om top te worden. ‘Follow your dream’, is een raad die hij altijd zal indachtig blijven.

Dekeyser traint met FC Kaiserslautern wanneer zijn oproepingsbrief voor het leger in de brievenbus valt. Het Belgische leger, welteverstaan. Dus zoekt hij een club in België. Union Sint-Gillis dat in tweede klasse al drie doelmannen heeft maar in 1984 nog een maandloon van 250 euro kan vrijmaken voor een vierde doelman. Hij werkt zich op tot tweede doelman, speelt een aantal wedstrijden maar wordt na één mindere prestatie terug opzij gezet voor de titularis. Terug in Duitsland loopt hij na zijn legerdienst in een hotel in Frankfurt Jean-Marie Pfaff tegen het lijf en klampt hem in het Nederlands aan.

In zijn biografie ‘Unverkauflich’ uit 2012 vertelt hij hoe hij zelfverzekerd in de lobby tegen Pfaff zegt: ‘Ga met mij naar de garage en trap maar ballen, ik pak ze allemaal.’ Pfaff is zo verbaasd dat hij mee gaat en ziet hoe de jonge doelman uit zijn versleten auto een bal pakt, tegen de muur met krijt een goal tekent en op de betonnen grond ellebogen en knieën tot bloedens toe schaaft om alle onmogelijke ballen te pareren. Een paar maanden later belt Pfaff Dekeyser met de melding dat hij bij de telefoon moet blijven omdat Bayernmanager Uli Hoeness hem zal bellen. Bayern zoekt een nieuwe doublure omdat Raimond Aumann gekwetst is. ’s Avonds krijgt Dekeyser inderdaad telefoon, twee dagen later is hij na een geslaagde test na Pfaff tweede doelman bij Bayern. Een droom, tot hij na een paar jaar beseft dat hij maar niet van de bank afgeraakt. Hij wil spelen, vertelt hij tegen zijn beste Bayernvriend, op dat moment een jonge Duitse voetballer. Tot kort geleden was die vriend, Hansi Flick, Duits bondscoach.

FC Nürnberg biedt hem die kans, maar ‘al na vijf minuten wist ik al dat die andere veel beter was’, schrijft hij in zijn boek. Andreas Köpke is geen vliegenvanger, hij zal een aantal jaar het doel van Duitsland verdedigen. Het telefoontje van Jan Vandermeulen die nog op zoek is naar een extra doelman voor de nieuwe fusieclub kan op geen beter moment komen. Dekeyser keert terug naar het land van zijn vader en poseert fier op de ploegfoto die voor het seizoen verschijnt. Het is één van de zeldzame keren dat hij lacht, daar in Genk.

In zijn 206 pagina’s dikke biografie besteedt de vroegere doelman die intussen een zakenman van wereldniveau is geworden, pendelend tussen Duitsland en New York, welgeteld vijf lijnen aan zijn verblijf bij KRC Genk in dat seizoen 1988-89. ‘Ik had het niet goed ingeschat’, geeft hij toe op pagina 62. ‘Omdat Bayern me als Duitser had ingeschreven, werd ik in België beschouwd als buitenlander. Bovendien liep het in mijn nieuwe club niet zo goed. Het werd een verloren jaar. We keerden terug naar München, en ik tekende een contract bij 1860 München.’

Daar doet hij het goed in de tweede Bundeliga, tot hij een elleboog vol in het gezicht krijgt. Wanneer hij tijdens zijn lange revalidatie in het ziekenhuis in de krant leest dat zijn club een vervanger heeft aangetrokken zonder hem in te lichten of zelfs maar één keer te bezoeken, besluit hij te kappen met voetbal en in zaken te stappen. In 1990 richt hij met een familielid Dedon op, vandaag een wereldspeler in waterdichte buitenmeubelen van kunstvezel, met Brad Pitt, Julia Roberts en het Vaticaan als gasten. Neem maar eens een kijkje op de website, om een idee te krijgen waar Pelé’s raad toe geleid heeft.

Dekeysers voetbalverhaal kent nog een onverwachte epiloog. Terug thuis uit het ziekenhuis krijgt hij telefoon van 1860 München. Zijn vervanger is geblesseerd. Wil hij een contract voor één maand om de club te depanneren? Dekeyser noemt een zot bedrag, krijgt dat en speelt naar eigen zeggen de drie beste wedstrijden van zijn leven. Na het seizoen kan hij bij verschillende clubs tekenen, maar hij blijft bij zijn besluit. Hoe anders zou zijn leven gelopen zijn als hij met een Belgisch statuut in plaats van dat van vierde buitenlander bij KRC Genk voluit zijn kans had gekregen?

Kort na de competitiestart geeft Ronny Gaspercic in een interview aan hoe het liep. Ronny’s grootouders zakten vanuit Slovenië af naar Roermond waar ze zijn opa in de mijn werkte. Ook vader Jean werkte acht jaar in de mijn was tweede doelman van Winterslag. Gaspercic kreeg zijn kans toen Winterslag zeven op tien moest halen om in eerste te blijven en daar ook in slaagde. ‘Künnecke zei me in de voorbereiding: je bent geen eerste, maar ook geen tweede keeper, de beste speelt. Ze waren bezig met een Joegoslaaf maar het werd Bobby Dekeyser. Die had een fantastische techniek, maar de trainer koos voor mij.’

In een interview uit die tijd met Rudi Janssens staan lovende woorden voor de Duitse Belg: ‘Dekeyser deed het voortreffelijk op trainingskamp in het Zwarte Woud. Iedereen dacht dat hij Belg was, en hij werd aangeworven. Achteraf bleek dat niet te kloppen. Hij heeft toen zelf zijn contract verbroken.’

In een lang gesprek een maand voor zijn overlijden kwam Jan Vandermeulen nog terug op de transfer van Dekeyser, één van de vele blunders die KRC Genk in dat eerste jaar beging. ‘Bobby Dekeyser bleek plots geen Belg, maar een Duitser te zijn. Ik wist dat niet, hij zelf ook niet. Ik kende zijn Belgische vader en wist dat hij zijn Belgische legerdienst had gedaan in Brussel. Maar ik wist niet dat Bayern hem had laten naturaliseren tot Duitser, wat kon omdat hij bij zijn Duitse moeder in Duitsland was opgegroeid. Daardoor werd hij buitenlander op overschot. In de winterstop haalden we dan Ivkovic.’

Met de Joegoslaaf Tomislav Ivkovic van Wiener Sportclub  was in de zomer al gepraat, maar die vond KRC Genk op dat moment veel te duur. Nu bleek hij nog duurder geworden, maar men haalt hem toch, waardoor Gaspercic naar de bank verhuist. Bestuurslid Albert Bijnens is zo woedend dat hij al na een half jaar fusie opstapt. Hij zal pas na vier jaar terugkeren.

Jan Vandermeulen zucht nog eens wanneer hij daar aan terug denkt. ‘Dat was een drama, weggegooid geld. Want Ronny Gaspercic was een goeie keeper.’

Gevraagd naar het verschil met de nieuwe doelman antwoordt een Genkspeler na dat seizoen laconiek: ‘Met Ivkovic verloren we doorgaans maar met 3-0 in plaats van met 4-0.’

Luc Nilis

De eerste officiële wedstrijd van de nieuwe fusieclub op 18 augustus 1988 is een topaffiche, tegen RSC Anderlecht.

De allereerste basisopstelling, met de ex-club tussen haakjes, luidt: Gaspercic (Winterslag), Bialousz (Waterschei), Vossen (Winterslag), Bijnens (Winterslag) 40’ Denier (Winterslag), Plessers (HSV), Swinnen (Winterslag) 40’ Van Becelaere (Winterslag), Bosch (Charleroi), Janssens (Winterslag), Medved (Waterschei), Gyimesji (Honved), Torfason (Winterslag).

Pierre Denier heeft in de voorbereiding alles gespeeld maar in de aanloop naar de eerste wedstrijd zegt Künnecke hem: ‘Je bent moe, ik ga iemand anders zetten.’ Denier valt uiteindelijk in, net als René Van Becelare, ook al ex-Winterslag.

In het gammele oud-stadion van FC Winterslag aan de Noordlaan glijden obers in smoking met de champagne tussen de tafels. Het stadion beschikt over slechts 1000 zitplaatsen, de kleedkamer is vier meter op vier en heeft drie douchekoppen. De enige voldoening is dat er 13.400 toeschouwers opdagen op een warme zomeravond, maar de nieuwe club verliest kansloos met 0-3. Het eerste doelpunt wordt gescoord door ex-Winterslagspeler en Limburger Luc Nilis. Symbolischer kan niet.

Winterslag heeft Nilis twee jaar eerder verkocht voor 17 miljoen frank. Toenmalig voorzitter Constant Vanden Stock had aan Raymond Goethals gevraagd of die nog talent had opgemerkt in tweede klasse, waar Goethals op dat moment technisch directeur was van Racing Jet. ‘Luc Nilis’ had die geantwoord. Dus toog Vanden Stock naar Racing Jet-Winterslag, goed vermomd anoniem op de volksplaatsen, met zijn hoed, sjaal en dikke jas. Alleen was het die middag erg warm, zodat de andere toeschouwers op die tribune die helemaal verkeerd geklede figuur in het oog kregen en mekaar aanstootten: ‘Hé, is dat niet Constant Vanden Stock?’

Na vijf wedstrijden staat KRC Genk laatste met één punt. Dat pakt het dan nog tegen kersvers Europabekerwinnaar KV Mechelen dat in 1988-89 Belgisch kampioen zal worden met in zijn rangen de voormalige Waterscheispelers Lei Clijsters en Marc Emmers. Het allereerste doelpunt van KRC Genk ooit staat op naam van de Ijslander Gudmund Torfason die van Winterslag overkwam maar al na zes maanden aan het Oostenrijkse Rapid Wien verkocht zal worden. Zijn eerste zege behaalt de nieuwe club op de zesde speeldag tegen SK Beveren (1-0). De goal van Farrington is nog maar het tweede Genks doelpunt dat seizoen.

Begin november vervangt Jef Vliers als trainer Ernst Künnecke die in dertien wedstrijden maar acht punten haalde. Wat ziet Jef, op een zijspoor bij Standard, bij zijn komst? ‘Een puinhoop. Liefst 24 kernspelers waarvan zeven buitenlanders terwijl je er maar drie mag opstellen. Gyimesi? Wat stelt het Hongaars voetbal nog voor? Je vindt ze nergens meer. Dromen dat je dan van een speler fin de carrière, met een beperkte fysiek dan nog, de spelmaker gaat maken, is een bewijs van onkunde!’

De nieuwe trainer zorgt niet voor de kentering, enkel voor een paar straffe verhalen. Op een barkoude training roept Vliers tegen zijn spelers: trainen jullie maar even door, ik ga al naar binnen, en kruipt lekker in de warme sauna. Of die keer dat hij met keeper Ivkovic en een veldspeler een weddingschap afsluit met als inzet een fles champagne voor wie van de drie de meeste penalty’s binnentrapt. Na de douche zien de andere spelers het trio gezellig aan de champagne. Maar sportief doet de nieuwe trainer het niet beter dan zijn voorganger, met zeven punten uit 21 matchen.

Zo sluit KRC Genk zijn allereerste seizoen af als laatste, met amper vijftien punten, tien minder dan de voorlaatste, RWDM. De Limburgers winnen enkel van SK Beveren en RC Mechelen. De laatste thuiswedstrijd op 6 mei 1989 tegen uittredend landskampioen Club Brugge lokt nog 4000 kijkers.

De eerste voorzitter

Aan de toog van het Genkse Themacafé staan Dirk Medved en Jean-Paul Duyckaerts anno 2022 gezellig te babbelen. De voormalige international én KRC Genkspeler en de allereerste voorzitter van de fusieclub kennen mekaar nog. ‘Hij was mijn eerste uitgaande transfer’, glimlacht Duyckaerts die van zijn woonplaats in Herk-de-Stad naar Genk is afgezakt om terug te blikken op dat allereerste seizoen. Uiteindelijk bleef hij maar anderhalf jaar aan boord. Duyckaerts stapt er in november 1989 na de degradatie naar tweede zelf uit. ‘Het was niets voor mij. Ik kon het niet doen op de manier waarop ik het wilde invullen, dat voorzitterschap. Dan moet je er niet mee doorgaan.’

Voetbalvoorzitter worden van een eersteklasseclub stond niet op zijn to-do-lijstje. Duyckaerts die een eigen accountantkantoor met 35 werknemers leidde, kreeg begin 1988 opdrachten van Thyl Gheyselinck bij reconversieprojecten die verbonden waren aan het sluiten van de mijnen. ‘Er werden nogal wat nieuwe vennootschappen opgestart met de centen die vrij kwamen omdat de mijnen voortijdig sloten. Die vennootschapen hadden een speciaal statuut. Het was Gheyselinck die bepaalde welk project geld kreeg. Eens die beslissing genomen was het aan mij om het oprichten van die vennootschappen mee af te handelen. Daar zijn toen vrij veel mijnwerkers bij kleine bedrijfjes aan de slag gegaan, maar er waren ook bedrijven naar Limburg gekomen die zonder dat reconversieproject misschien voor een andere locatie hadden gekozen.

‘We zaten in die periode een paar keer per week op Gheyselincks bureau in Houthalen. Op een bepaald moment belde hij me voor een nieuwe opdracht en zei: ik ben hier iets dicht aan het doen, en tegenover iets negatiefs wil ik iets positief zetten: brood en spelen. Er was al een eerste kennismaking geweest met de mensen van de plaatselijke mijnclubs, maar zo maar centen geven wilde hij niet. Dus vroeg hij mij om eens te checken of de financiële situatie van de twee Genkse mijnclubs overeenstemden met het verhaal dat de voetbalbeheerders hem hadden verteld.

‘Ik heb die mensen gecontacteerd, ik kende ze niet. Zo kreeg ik inzage in wat ze konden voorleggen, want een echte boekhouding kon je dat niet noemen. Ik verzamelde zo veel mogelijk informatie om te kunnen bepalen hoeveel schulden ze hadden. Waar ik geen zicht op had, waren de afspraken die niet gedocumenteerd waren maar waar wel financiële verplichtingen aan vast hingen. De conclusie was dat ze sportief en financieel allebei aan de grond zaten. Er was maar één positief punt: ze waren alle twee eigenaar van hun terreinen. Dat was mijn boodschap aan Thyl Gheyselinck. Met die info ging hij aan de slag. Einde verhaal voor mij, dacht ik.

‘Op een dag zat ik weer op zijn bureau toen hij mijn mening vroeg over zijn plan om die twee voetbalclubs samen te brengen en daar een nieuwe dynamiek in te stoppen. Hoe kon dat gebeuren, met twee vzw’s? We zijn dat beginnen uittekenen, het aankopen van de twee terreinen door KS voor 38 miljoen frank, net geen één miljoen euro. Daarnaast werd er 30 miljoen verstrekt in de vorm van een lening van KS aan de nieuwe club, waarmee de oude schulden konden worden afbetaald en er iets kon geïnvesteerd worden. Bij het bindend akkoord tussen KS en de twee vzw’s dat daarop volgde, was ik helemaal niet betrokken. Kort nadien zit ik weer bij hem wanneer hij me plots uit het niets zegt: jij gaat mijn voorzitter worden van die nieuwe club.

‘Ik viel uit de lucht. Binnen de nieuwe constructie wilde hij van de oude twee clubs telkens twee bestuurders, plus nog eens vijf ongebonden mensen zonder band met één van die twee clubs, die zo een meerderheid hadden in dat bestuur. Zijn strategie was het grote recreatiepark dat in Genk zou komen. Voor de voorzittersfunctie had Thyl al met verschillende kandidaten gesproken, maar die waren of te rood of te geel. Ik moet een neutraal iemand hebben en jij wordt dat, was zijn conclusie. Ik heb dat aanvaard op een paar voorwaarden. Dat ik kon stoppen als ik het gevoel had dat ik politiek in een bepaalde richting werd geduwd, of wanneer mijn broodwinning in het gedrang kwam, want het was geen betaalde job, voorzitter zijn van KRC Genk.

‘De dag dat ik voorzitter van KRC Genk werd, had ik nog een abonnement bij STVV, wat bijna niemand wist. Ik ben van afkomst een Truienaar, en ik had bij STVV mijn jeugdopleiding doorgemaakt, tot en met de UEFA-juniores en een paar keer met de reserven. Ik heb bij STVV maar één trainer meegemaakt: de latere burgemeester, Jef Cleeren. Maar ik bleef na mijn spelersperiode daar terwijl ik voor andere clubs uitkwam wel supporter van STVV. Groot was de verbazing van mijn medebestuurders van Genk toen Cleeren voor de eerste derby tegen STVV enthousiast op me afkwam en me vastpakte: “Ha, de Jean-Paul.” Dat was even een ongemakkelijk moment’, lacht Duyckaerts.

‘Toen ik voorzitter werd was de spelerskern al quasi geselecteerd. Van meet af aan liep het anders dan ik het me had voorgesteld. Ik vond voorzitter van een raad van bestuur meer een job van op afstand, maar bij KRC was dat noodgedwongen niet het geval. We moesten snel erg operationeel werken, rekening houden met tegenstellingen tussen geel en zwart, waardoor we regelmatig met de raad van bestuur moesten beslissen over wat een raad van bestuur eigenlijk niet hoort te beslissen. De vier gewezen clubmensen maakten het dagelijks bestuur uit. Enkel Pol Baeten was als secretaris de enige voltijdse werknemer, naast de sportieve kern. Alle transfers, alle contractbesprekingen werden door de raad van bestuur geregeld.

‘Als een raad van bestuur ook functioneert als dagelijks bestuur, klopt er iets niet. Ik kon niet zo maar iedere dag ergens naartoe gaan om iets te regelen, de andere externen evenmin. Alleen de oude beheerders van Winterslag en Waterschei konden zich vrijmaken. Wanneer we dan op de raad van bestuur vroegen hoe dat verlopen was, bleek het vaak anders gegaan dan afgesproken was. Dat zorgde voor wrevel, ook al had men daar meestal wel een uitleg voor. Maar bij mij wrong dat. Plots bleek Bobby Dekeyser geen Belg, maar Duitser te zijn. Zo werd Ivkovic, die door Ernst Künnecke al gewild was maar die we eerder te duur vonden, toch gehaald. We hadden een onevenwichtig samengestelde kern. Bij gebrek aan gefundeerde meningen deden we transfers waarbij je je vragen kon stellen. Maar de voornaamste conclusie was simpel. Als ploeg kwamen we te kort.’

Geel versus rood

Langzaam beseft Duyckaerts dat hij dit niet het voorzitterschap is dat hij in gedachten had: ‘Het was een heel intense periode, met als opdracht de hele tijd geel en rood samen te houden, en met zaken bezig te zijn waar je als voorzitter niet had moeten mee bezig zijn. Een hele avond discussiëren over een logo vond ik niet constructief. Ons secretariaat in het centrum van Genk was het oude secretariaat van Winterslag. Daar lag nog rood en zwart tapijt. Dus weigerden Waterscheisupporters om daar een voet binnen te zetten. Daarbij kwam nog eens het contact met de buitenwereld waar ik niet aan gewend was, want het ging ook sportief niet goed. Dus moest ik vaak met jan en piet praten, goed oplettend wat ik tegen wie zei, omdat ik niet wist wie onder zijn kleren nog een rood of een geel truitje droeg.’

‘Wat ook een rol speelde, was dat we helemaal niet het Gouden Kalf hadden gekregen van KS. Al het geld dat naar de club ging, is terugbetaald. Clubs die moord en brand schreeuwden dat wij cadeau’s kregen, waren niet goed geïnformeerd. Wat via KS geïnvesteerd werd, was geld dat sowieso voorzien was voor de mijnsluitingen en de reconversie in Limburg. KRC Genk kreeg niet de 500 miljoen frank (12,5 miljoen euro) waarvan sprake was voor het hele ERC-project, dat vanuit politieke hoek getorpedeerd werd.’

Eind februari 1989 verschijnt een bericht in de krant: de directie van de Kempense Steenkoolmijnen ziet af van de bouw van een nieuw voetbalstadion in Genk.

Jean-Paul Duyckaerts: ‘Toen veranderde Gheyselinck het geweer van schouder en ging het ineens nog slechts om een lening van 150 miljoen BEF (3,75 miljoen euro) voor verbouwingen aan het stadion op gronden die aan KS toebehoorden, terug te behalen op tien jaar, met interest. Ook de 30 miljoen BEF (750.000 euro) die de club bij de opstart kreeg, moest terugbetaald worden, maar dan zonder rente. Dat heb ik allemaal nog mee onderhandeld, maar op dat moment had ik al beslist er mee te kappen. Ik heb ontslag genomen in het tweede seizoen van KRC Genk. Blijven deel uitmaken van de raad van bestuur wilde ik niet, maar ik ben wel tot een jaar of vijf geleden lid geweest van de vzw en ik heb nog altijd een abonnement. Vorig jaar heb ik ook bijna alle wedstrijden van de U19 gezien.’

‘Na de degradatie vond Thyl, die zich verder niet meer gemoeid had met de club, dat er een professioneel management moest komen, via een extern interimbureau. Zo werd Giel Kuypers de eerste manager van KRC Genk.’

Na dat eerste seizoen verkoopt KRC Genk, zoals Limburgse clubs altijd gedaan hadden, zijn betere spelers. Dirk Medved en Rudi Janssens zijn al gecontacteerd door KAA Gent voor René Vandereycken daar trainer wordt. Janssens had het jaar daarvoor al gesproken met Anderlecht, maar durfde toen nog niet de stap naar eerste te zetten. René Van Becelaere gaat naar SV Waregem dat twee jaar voordien al Patrick Teppers bij Winterslag haalde.

Gerard Plessers, die voor twee jaar had getekend, met de clausule dat hij bij degradatie vrij mag vertrekken, verhuist naar KV Kortrijk, maar niet zonder eerst een uitzonderlijk gebaar te stellen, biecht Jan Vandermeulen een weinig gekend verhaal op. ‘Gerard vond ik goed spelen, maar hij kon het niet in zijn eentje. Andere spelers wilden hem de bal niet toespelen. We hadden een contract voor twee jaar, vooraf uitbetaald. Nadat hij naar Kortrijk vertrok belde hij me op. Hij is ons de helft van dat geld komen terugbetalen. Nooit meer meegemaakt in het voetbal. Roger de Condé, de nonkel van Dimitri, die later in het bestuur van KRC kwam, vertelde dat hij dat bij Sporting Hasselt na dat fameuze seizoen in eerste klasse de Nederlandse spits Peter Ressel dat ook had gedaan.’

‘Dat is zo’, beaamt Jean-Paul Duyckaerts. ‘De precieze som herinner ik me niet, maar hij heeft inderdaad een flink deel terugbetaald. Fijne kerel, Gerard, en een hele goeie voetballer, vond ik.’

Waar is hij fier op, als hij terugblikt op die korte periode als voorzitter van de nieuwe club? ‘Dat ik mee geholpen heb om een moeilijk geboren kind in leven te houden.’ Wat hem het meest verbaast als hij KRC Genk bijna 35 jaar later ziet, is  ‘de sprong die de club gemaakt heeft onder Remi Fagard en Aimé Anthuenis. Dat lag vooral aan de figuur Fagard, die met iedereen door een deur kon en die de oude clubtegenstellingen die er nog waren heeft doen wegsmelten. Later is Jos Vaessen de man geweest die de club financieel naar een hoger niveau getrokken heeft, en zich heel onbaatzuchtig heeft opgesteld.’

 

 

 

 

 

 

Share.

About Author

Regelmatig publiceren we artikels van eenmalige gastschrijvers. Ook zin om een artikeltje te plegen? Neem contact op met info@dewitteduivel.com en bezorg ons jouw tekst.

Leave A Reply