Jean-Paul Colonval kende een bewogen jeugd. Zijn familie werd zwaar op de proef gesteld door de Tweede Wereldoorlog omdat zijn vader als beroepsmilitair diende in het Belgisch Leger. Die verdween voor enkele jaren in een gevangenenkamp in Duitsland. Het noodlot kraakte het gezin – dat naar Brussel was verhuisd – net na de oorlog, toen zijn vliegtuig neerstortte. Jean-Paul sloot zich aan bij White Star en debuteerde op zijn achttiende in tweede klasse. De volgende vijf seizoenen scoorde hij bijna zestig doelpunten, waaronder vijf voor de fusieclub Racing White. Die ontstond in 1963 uit Racing Brussel en White Star. Colonval ruilde Brussel voor Luik en ging in op het aanbod van tweedeklassekampioen Tilleur. Op Bureaufosse werd ‘catenaccio’ in de puurste vorm gedoceerd. Colonval kreeg pas na zeven matchen zijn kans, stond eenzaam in de counterspitspositie en scoorde 25 doelpunten in 23 matchen. Daarmee deed hij beter dan Paul Van Himst en werd topschutter van eerste klasse. Op zijn 27 ste maakte hij zijn toptransfer…naar de overkant van de Maas, na een ommetje richting Daring Brussel. Hij legde de basis voor de landstitel van 1969. Met zijn kracht, zijn gestalte en tactische intelligentie scoorde hij op cruciale ogenblikken tien doelpunten. Waaronder het belangrijkste in de partij die het kampioenschap ten voordele van de Rouches besliste: de 1-0 tegen Sporting Charleroi, dat tweede eindigde.