1983-1984: LIVERPOOL, CITY OF MUSIC & FOOTBALL
Finale: Liverpool FC – AS Roma 1-1, penalty’s 4-2; 30 mei 1984, Stadio Olimpico Rome
De weg naar de finale in Rome…
Liverpool FC toonde zich oppermachtig in de weg naar de top. The Reds konden twee opeenvolgende Engelse titels niet verzilveren en lopen onverwacht averij op in de kwartfinale tegen de Bulgaarse en Poolse kampioenen CSKA Sofia en Widzew Lodz. De centrale as raakte echter steeds beter op elkaar ingespeeld en tijdens dit seizoen beheersten Grobbelaar-Hansen-Lawrenson-Souness-Dalglish-Rush als vanods de pass & move. Liverpool voetbalde steeds continentaler en beoefende de gave van het geduld. Europese teams groeven zich in op Anfield, maar The Reds weigerden te stormen. Athletic Bilbao kaapte een scoreloze draw weg. Benfica Lissabon en Dynamo Boekarest beperkten de schade tot 1-0. Tijdens de uitwedstrijden gooiden The Reds al hun ervaring en kennis in de weegschaal. Ook daarin deden ze alles met bijna wiskundige precisie. Ze verdedigden zich nauwkeurig uit het openingsoffensief en leidden vervolgens met passenspel de dans. In Bilbao, voor 50.000 kijkers, kopte Rush een voorzet van Alan Kennedy voorbij wereldkeeper Zubizarreta. Souness ontregelde op het middenveld de Spaanse tegenstoot. In Lissabon steeg Dalglish boven zichzelf uit. Benficakeeper Bento blunderde bij het eerste doelpunt, vervolgens verstomden de 70.000 Portugezen bij het rode voetbalcollege (1-4). Dynamo Boekarest toonde aanvankelijk zijn technische bedrevenheid op Anfield, maar plooide na de pauze terug voor het eigen doel. In Boekarest hoopten 60.000 Roemenen op een eerste finaleplaats. Prijsschutter Ian Rush nam na elf minuten veel twijfels weg met een bekoorlijk doelpunt. Aanvoerder Souness ging geregeld tot over de grens van zijn fysieke kunnen en liftte een dropvolley in de loop van Rush en die lobde de bal in het doel. Liverpool FC presteerde dus beter op vreemde bodem. En dat hielp hen duidelijk in de eindstrijd tegen AS Roma…in het Stadio Olimpico van Rome. De Italianen telden met Pruzzi en Conti twee Squadrawereldkampioenen van de Mundial 1982. En met Cerezo en Falcao twee Brazilianen van de uitmuntende Selecao. Roma liquideerde met gemak IFK Göteborg, CSKA Sofia en Dynamo Berlijn. De Schotse kampioen Dundee United dwong de geelrode Romeinen tot de ultieme inspanning. AS Roma genoot van het thuisvoordeel. Liverpool FC speelde al zijn ervaring uit en nam de eerste helft voor zijn rekening. Na de pauze verhoogde Roma de druk, maar het centrale-defensieduo Hans-Lawrenson gaf geen krimp. Tijdens de strafschoppensessie stal doelman Grobbelaar de show. Met zijn spastische dansbewegingen misleidde hij Graziani en die trapte over. Alan Kennedy hield het hoofd wél koel.
Zingende Liverpoolvoetballers in catacomben van Romeinse stadion: I don’t know what it is, but I love it…
Tussen 1977 en 1984 stonden Kenny Dalglish en zijn maats liefst veertien keer in een finale. Ze leerden om de nervositeit te bannen en deden dat vaak al … zingend. Zo stapten ze op 30 mei 1984 door de catacomben van het Stadio Olimpico en passeerden de kleedkamer van AS Roma terwijl ze uit volle borst Don’t know what it is but I love it van Chris Rea bulderden. De Italianen zaten met hun hoofd in handen van de stress en lieten zich nog verder uit hun hoofd slaan. Ze begrepen het gebrek aan concentratie van de Engelsen niet, die er nog een schepje bovenop deden met hun eigen versie van Beatlesklassiekers. Twee decennia ‘music culture’ van The Kop in Anfield Road had zijn effect op de spelers niet gemist.
Zoals reeds eerder beschreven staat de Kop van Liverpool FC sinds de jaren bekend om zijn emotionele voetbalpassie. In de pubs rond het stadion vertaalde men in de jaren zestig de hits van de Merseysound naar de voetbalactualiteit. You’ll never walk alone werd het rode lijflied. Liverpool profileerde zich als meest on-Engelse stad van het Verenigd Koninkrijk, zette zich af tegen Londen en voelde zich eerder – als havenstad met zicht op de Atlantische Oceaan – met Ierse en Amerikaanse invloeden. Vandaar de muzikale smeltkroes aan de Mersey: jazz, r&b, Celtic folk en Britse pop. Geen plaats ter wereld werd sinds 1960 meer in popdeuntjes bezongen.
Liverpool is a place why reasons happens…van The Beatles tot Elvis Costello
‘Liverpool is a more than a place where music happens. Liverpool is a reason why music happens.’ Dat schrijft rockjournalist Paul du Noyer in zijn boek Liverpool, wondrous place: music from Cavern to Cream.
Via een mailgesprek leerde ik van hem hoe The Beatles vanuit Merseyside de doos van de verbeelding openden voor de Engelse jeugd. Ze gaven de ruige rock’-n-roll een melodieuze lijn, die teruggaat op de Celticfolktraditie van de stad. Paul du Noyer: ‘De Ieren bepaalden veel van wat men vandaag het karakter van de Scousers noemt: subversief, humoristisch, verbaal. Hun belangrijkste bijdrage lag in de muziek. John Lennon en Elvis Costello gingen in deze omgeving graven naar hun muzikale roots. De Celtic music vermengde zich met de Amerikaanse blues, soul en country. Liverpool voelde zich graag een Amerikaanse stad en de elpees van Muddy Waters, Little Walter en Howlin’Wolf bereikten de Mersey via de scheepslijn met New York.’
Cathy Long bestudeerde in een verfrissend essay onder de titel: ‘The sound and the crowd’ de relatie tussen voetbal en muziek op Anfield Road. Ik ontmoette de sociologe in Matthew Street, de geboorteplaats van de Merseysound. We spreken af in The Grapes, de eerste stamkroeg van de jonge Beatles. Cathy Long had sinds haar jeugd in de jaren tachtig een vaste plaats op de Kopstand.
Cathy Long: ‘Ik deed onderzoek naar de jeugdjaren van Gerry Marsden. Zijn versie van You’ll Never Walk Alonegreep de voetbalfans bij de keel en werd synoniem voor de prettig gestoorde Liverpool Sound.’ De jaren zeventig kregen echter een duistere sfeer. Punk en New Wave gaven een koude klankkleur aan de tijd. ‘Hope is a desillusion’, zong Elvis Costello, maar toch bedacht hij een warme melodie voor het basale ritme van de punk, zoals The Beatles twee generaties eerder het met de rock deden. Costello leefde in Londen, maar zijn grootouders woonden in Liverpool. Hij verbleef er tijdens zijn vakanties en benoemde The Fab Four en The Reds tot zijn twee grootste jeugdpassies. Met Turning the Town Red, een tune voor een populaire televisieserie, uitte hij een aanklacht tegen de verloedering van de stand onder Margaret Thatcher en verraadde hij zijn voetbalvoorkeur.
Van John Peelsessions tot Echo and the Bunnyman…
De muzikale bedwelming van Anfield Road bleef zich ontwikkelen dankzij onder meer de befaamde BBC-rockradiostem van John Peel. Als geen ander symboliseerde hij de symbiose tussen popmuziek en voetbal in Liverpool. Hij was de ‘go between’ tussen de ‘duivelse spirit’ van Bill Shankly en The Beatles. Zijn naam is verbonden aan het programma Peel Sessions, waar hij experimentele muziekmakers een eerste radiopodium gunde: Velvet Underground, Grateful Dead, Pink Floyd, The Clash, The Smits en The Undertones. Hij keerde zich ook nadrukkelijk tegen de conservatieve politiek van regering Margaret Thatcher. Net als grote delen van de bevolking aan de Mersey, omdat de Iron Lady de stad tot armoede dwong. Hij gaf zijn kinderen als tweede naam respectievelijk Shankly, Anfield, Paisley en Dalglish mee. Zijn invloed overspande drie decennia en vier muzikale tijdperken.
Volgens Cathy Long bracht Ian McCulloch van Echo and the Bunnymen in de jaren tachtig voetbal en popmuziek opnieuw samen: ‘Hij kweekte de zogenaamde Scallygeneratie. Ze volgde die van Beatcity op. De Scally’s zochten overal muzikaal plezier: zowel op de dansvloer als in het stadion. McCulloch is een typisch luidruchtige Scouser, een oer-Liverpudlian met Ierse roots en een wilde haartooi. Hij schoffeerde het elitaire muziekmilieu met zijn uitspraak dat hij de eerste bastaard was die zowel van muziek als van voetbal hield.’
(wordt vervolgd)