HENK MEES STOPT ALS EINDREDACTEUR VAN DE WEBSITE/NIEUWSBRIEF VAN DE NSP, MAAR BLIJFT SCHRIJVEN VOOR DEWITTEDUIVEL.COM
‘Aan alles moet weleens een eind komen’
Zeven jaar lang was de inhoud van de website en nieuwsbrief van de NSP (de Nederlandse sportpersbond) in de vertrouwde handen van Henk Mees, gemoedelijke Bosschenaar met een kritische blik naar de sport en de sportverslaggeving. Deze zomer vond hij het moment gekomen om zijn taken over te dragen aan iemand uit een jongere generatie. Op de website van de NSP verscheen dit afscheidsinterview.
Henk, je hebt jarenlang het nieuws over media en sportverslaggeving gevolgd en duiding gegeven. Waarom stop je?
‘Aan alles moet weleens een eind komen. Ik ben dit jaar 75 geworden, een mooie leeftijd voor reflectie. Ik heb dit zeven jaar mógen doen, als een leuk tijdverdrijf voor een pensionado, want je blijft betrokken bij het vak en je houdt contact met collega’s. Ik wil nu het moment voor blijven dat ik er abrupt mee moet stoppen. Niet, dat daar aanwijzingen voor zijn, hoor. Wees gerust.’
Je hebt ruim 50 jaar in de sportjournalistiek gewerkt. Wat zijn voor jou vakmatig gezien de hoogtepunten geweest?
‘Als je naar evenementen kijkt, kom je al gauw uit op de WK’s voetbal, de EK’s, Olympische Spelen van 2000 en twee keer de Tour de France met de zege van Joop Zoetemelk in 1980. Puur journalistiek gezien blijft de Europa Cup-finale van 1985, de Heizelramp een hoogtepunt. Wat je dan ervaart aan emotie bij gewonden, wat je beroert als je tussen lijken doorloopt, de hulpeloosheid van bobo’s en politie, die beelden vervagen nooit. Ik ben die nacht in Brussel gebleven en dan kun je de dag erna nog duidelijker maken wat en waarom het allemaal mis is gegaan.’
De veranderingen in de sportjournalistiek zijn evident. Wat is de grootste winst van de technologische en digitale ontwikkeling?
‘De grootste winst, misschien wel de enige winst, is de snelheid, de actualiteit voor de schrijvende journalist. De hedendaagse apparatuur maakt veel meer mogelijk voor fotografen, zoveel zelfs dat nu vrijwel iedereen zich fotograaf kan noemen. Het fotograferen is ook heel anders geworden. Zo’n foto als Eric Verhoeven die maakte van de zweefduik van Jeroen Zoet in een wedstrijd tussen Ajax en PSV in 2016, de Sportfoto van het Jaar, was een uitzondering. Zulke foto’s zie je veel te weinig, daarvoor moet je dan naar boeken uit de vorige eeuw.’
En kun je ook je grootste ergernis benoemen over de hedendaagse sportjournalistiek?
‘De behoefte om zoveel mogelijk te scoren met clicks. Elk zogenaamd nieuwtje of nikszeggend quootje moet meteen de lucht in. Journalistiek wordt daardoor commercie. Uitvloeisel daarvan zijn de knip-en plaksites die met verkeerde interpretaties en misleidende koppen vervuiling veroorzaken, los van het jatwerk waarvan ze zich schaamteloos bedienen.’
Je hebt veel voetbalboeken geschreven, maar ook gewerkt aan een groot oeuvre op het gebied van Brabantse wielersport. Wat spreekt je daarin zo aan?
‘Wat Brabantse wielersport betreft, werk ik mee aan Helden, een wielerboekje à la De Muur, dat twee keer per jaar verschijnt, vanaf 2006 al. Langer dus dan het magazine van de familie Barend, dat voor dezelfde naam heeft gekozen. Helden besteedt, naast de actualiteit, veel aandacht aan de historie van het wielrennen, sporthistorie spreekt me aan en Brabant heeft een rijke historie in het wielrennen.’
Je levert veel bijdragen aan De Witte Duivel, een Nederlands/Vlaams ‘online platform voor volwassen voetbaljournalistiek’. Blijft dat voorlopig zo of laat je de pen rusten?
‘Op De Witte Duivel schrijf ik wekelijks beschouwingen over het Nederlands voetbal, vooral bedoeld voor het Vlaamse publiek, maar gezien de reacties kennelijk ook interessant voor Nederlandse lezers. Ja, daar ga ik nog wel mee door. Geldt ook voor mijn sportcolumn, elke zaterdag in het Brabants Dagblad. Er gebeurt nog elke week genoeg om daar met een eigen blik op in te haken. Zo blijf je vanzelf jong.’
Foto: Persconferentie met bondscoach Leo Beenhakker op het WK voetbal van 1990. Zo ging dat toen, aldus Henk Mees (met snor). > Vul de namen zelfs maar aan, geachte lezers