Berlijn, zondagmorgen. De jaarlijkse marathon, een van de grootste en meest genietbare ter wereld, had net het 25 kilometerpunt bereikt waar de laatste tempomaker was uitgestapt toen Kibiwott Kandie bruusk versnelde. Daar gaan we weer, dacht ik bij mezelf. Het lot van deze nochtans niet onervaren Keniaan liet zich raden: na een kilometer in een zo goed als waanzinnige 2.47 werd hij al snel door een tienkoppig groepje bijgebeend en vervolgens achtergelaten.
Waar komt deze geregeld weer opduikende beginnersfout vandaan? De zo’n vijf jaar geleden ten tonele verschenen superschoenen hebben weliswaar de lichamen meer weerbaarheid geschonken maar tegelijk de geesten overmoedig gemaakt. Sommige atleten wanen zich Kelvin Kiptum, een uitzonderlijk begaafde loper, landgenoot van Kandie, wereldrecordhouder en de enige die niet ineenstortte na een of zelfs meerdere kilometers in 2.47, tot hij afgelopen februari met zijn auto tegen een boom knalde.
Daar gaan we weer, dacht ik andermaal toen de Duitse tv-regisseur een recordlijstje de wereld instuurde: 58.000 deelnemers, 1700 vrijwilligers en, nadrukkelijk vermeld, 1 miljoen toeschouwers, even veel als wat ook Londen en New York elk jaar weer trots pretenderen. En geen mens die dat in twijfel trekt. Lang geleden al heb ik zonder veel moeite becijferd dat in dit verband 1 miljoen overeenkomt met 12 toeschouwers per strekkende meter, let wel: aan beide kanten van de weg. Het kan nog gekker: grasduinend in vakliteratuur ontdek ik dat Chicago, bijgenaamd the windy city, zich beroept op maar liefst 1,7 miljoen kijklustigen. Chicago: prachtige stad, betogen wereldreizigers, sportieve inwoners, maar 1,7 miljoen toeschouwers? Tv-beelden van recente edities wekken niet die indruk, integendeel. Waar zijn al die toeschouwers dan heen, vraag ik me af. Gone with the wind, allicht.
Nog dit: Ethiopië won zowel bij de mannen als bij de vrouwen, dank zij Milkesa Mengesha en Tigist Ketema. In uitstekende omstandigheden liepen ze 2.03.17 en 2.16.42, mooie eindtijden.