Het zal jouw kind maar zijn …
Vooreerst wil ik duidelijk stellen dat deze tekst er is gekomen door een algemeen gevoel van uiterste verbazing over hoe er in het jeugdvoetbal regelmatig foutief met het mentale welzijn van jonge jongens en meisjes wordt omgegaan. Het verhaal zoals hieronder beschreven is een weergave van waarnemingen, vaststellingen en verbazing over een tijdspanne van slechts enkele maanden. Ik heb het geschreven vanuit eigen perspectief, omdat mijn zoon en wijzelf aan den lijve hebben mogen ondervinden, wat een kind moet doorstaan en incasseren om een droom, die op deze leeftijd nog zo veraf ligt, te mogen nastreven. De invalshoek van onze zoon is bij momenten schrijnend te noemen. Het ergste in dit hele verhaal is weliswaar dat er ook andere kinderen in dezelfde situatie zitten, niet enkel in deze ploeg maar verspreid over het landschap van het jeugdvoetbal om ons heen. Kinderen kiezen hiervoor niet. Kinderen kiezen voor een verhaal waarin ze vertrouwen krijgen en waarin ze in hun zoektocht naar ontwikkeling zullen worden begeleid. Kinderen kiezen er niet voor om een speelbal te zijn in de handen van iemand die zich laat leiden door kortetermijnresultaten en te worden gebruikt in hun jacht naar de vervulling van persoonlijke ambities. Te vaak zie ik deze pijnlijke toestanden terugkomen in een jeugdopleiding, los van het niveau waarop ze actief zijn. Dit is een pleidooi om ervoor te helpen zorgen dat clubs, begeleiders en opleiders zich ervan bewust zijn – en blijven – dat ze een enorme verantwoordelijkheid dragen en dat ze nauwgezet oog moeten blijven hebben voor het langetermijnproject, waarvoor kinderen en hun familie zich engageren. Dit is een pleidooi om af te stappen van de notering in het klassement en ervoor te zorgen dat elk kind aan het eind van het seizoen kan zeggen dat hij of zij is meegenomen op een reis vol groeimomenten. Waarin elk kind zich gerespecteerd voelt. Dit is niet een omgeving waarin je een kind wil onderdompelen. Dit is niet een omstandigheid die als normaal mag worden beschouwd. Dit hoort een positief verhaal te zijn, waarvan de uitkomst onbekend hoort te zijn.
We schrijven april 1992. Het jeugdcomplex RFC Liège, scholieren nationale 1. Na een intens seizoen met vele hoogtepunten en één enkele blessure aan de knie besluit ik dat dit voetbalverhaal niet voor mij is weggelegd. Er komt gewoon te veel bij kijken, te veel opofferingen, te weinig tijd met de vrienden en te veel druk van buitenaf. Vrijgekocht van mijn opleidingsclub door mensen die kort bij de familie staan. Mensen die mijn voetbaltalent erkennen en besluiten dat ze mij maar beter kunnen vrijkopen om zo niet gebonden te zijn aan die kleine club bij het eventueel afsluiten van komende transfers in de toekomst. Heel veel druk voor een kind van 15 jaar, te veel druk blijkt achteraf. Dat was het moment dat ik besloot dat elitevoetbal te ver weg van mijn belevingswereld stond en dat ik andere doelen had in mijn leven. Een reis doorheen het provinciale voetbal en het nationale zaalvoetbal werd mijn deel tot ik op 27-jarige leeftijd besloot dat het met dit spelletje welletjes was geweest. Daar wist ik: hier wil ik verder niets meer mee te maken hebben.
Vijf jaar later werd mijn oudste zoon geboren. In april 2008 keek ik voor het eerst in de ogen van mijn blonde zoon, later de grote broer van nog twee jongens die hem, zo blijkt later, als hun voorbeeld zien en die voor hun grote broer door het vuur zouden gaan.
Toen hij vier jaar later de wens uitsprak om te mogen voetballen, moest ik eerst eens heel goed nadenken want ik wist dat deze sport niet altijd de beste keuze is om een jong kind in onder te dompelen. Dus om hem op een rustige manier zijn hobby te kunnen laten uitoefenen, besloot ik in te gaan op de vraag van de clubleiding om deze groep jonge voetballertjes onder mijn hoede te nemen. Rustig groeien onder de kerktoren, vrienden onder elkaar en samen stappen zetten in een richting die voor elk van hen nog alle kanten kon uitgaan.
Snel werd het duidelijk dat er in het jeugdvoetbal doorheen de jaren een evolutie aan de gang was. Een evolutie die betekende dat jonge voetballertjes steeds vroeger onder de aandacht van de grote clubs kwamen te staan. Daar lag ook de kiem van mijn overtuiging dat het voor de ontwikkeling van een kind niet altijd de beste keuze is om snel op dit soort vragen in te gaan. Dat het in mijn ogen beter is die druk bij kinderen weg te houden en hen rustig te laten groeien.
Even een sprong in de tijd naar 2023. Die kleine blonde jongen is ondertussen uitgegroeid tot een grote, sterke en mature kerel van 15 jaar. Hij heeft het rustig aan geschopt tot een hele goeie interprovinciale speler en heeft tussendoor de switch gemaakt van verdediger naar box-to-boxspeler op het middenveld. Hij draait een fantastisch goed seizoen, is belangrijk voor zijn team en geniet aanzien van zijn medespelers en van de tegenstanders. En natuurlijk zijn ze daar weer, de scouts van het eliteniveau. De interesse wordt uitgesproken, de jongen wordt geprikkeld en na enkele gesprekken met de sportieve verantwoordelijke van die club besluit vooral de jongen dat hij klaar is voor die stap. Wisten we veel wat er nog zou komen.
Plots zien zijn ouders een andere jongen. Zelfzeker, eindelijk overtuigd van zijn kwaliteiten, klaar om te ‘shinen’. Ikzelf was me ervan bewust dat er zoveel factoren kunnen meespelen en dat zijn ontwikkeling nog steeds afhankelijk zou zijn van de goodwill van anderen. Hij ging supergemotiveerd aan de slag en verpulverde de resultaten van anderen in de fysieke testen. Hij voelde zich goed en was klaar om onder impuls van zijn trainer de nodige stappen te zetten en om nog een betere voetballer te worden. Alles ging naar wens, hoewel het me vrij snel duidelijk werd dat er van de gemaakte afspraken tot dan weinig tot niets was terechtgekomen. Hij zag het als een kans om zich nog beter te vormen en om weer nieuwe vaardigheden op te pikken.
De aanpassing naar een hoger niveau lijkt vrij vlot te verlopen, de jongen voelt zich goed in de groep en hij heeft er nu nog meer zin in. Dankzij vier andere spelers waarmee hij de voorgaande jaren een ploeg vormde op interprovinciaal niveau verloopt de integratie gunstig, het vervoer heen en terug is goed geregeld en alles lijkt in orde om verder in te zetten op groei en ontwikkeling.
De ploeg weet de nieuwe spelers goed in te passen, de posities raken ingevuld en de sfeer is tot dan nog steeds optimaal. Tot de ploeg langzaamaan omhoog begint te klimmen in het klassement en de houding van de trainer enorm begint te veranderen. Plots ligt de nadruk op het resultaat en de ambities worden uitgesproken. De trainer wil vanaf dan vooral nog winnen en van ontwikkeling is plots geen sprake meer. De eerste tekenen van verval beginnen zich te manifesteren en de sfeer in de groep wordt negatief beïnvloed door zorgwekkende uitspraken van de trainer. De jongen begint het ook te dagen dat het niet zal worden wat hij ervan had verwacht. Maar de motivatie blijft optimaal, want hij zegt: “Ik moet daar voor niemand onderdoen, het komt wel weer in orde!” We zijn dan nog steeds maar oktober, dus nog een lang seizoen voor de boeg. En het voornaamste voor zijn ouders blijft de combo voetbal/school. Ook dat blijkt geen makkelijke opgave, wetende dat hij elke weekdag, met uitzondering van de vrijdagen, zes uur onderweg is om zijn hobby uit te oefenen.
De ambitieuze coach en zijn assistent schakelen een snelheid hoger. Uitspraken als “U16 is geen jeugdvoetbal, maar seniorenvoetbal”, “Sommige spelers hebben meer krediet dan anderen en kunnen zich meer fouten veroorloven”, “Ik zal die anderen ook maar eens wat laten spelen”, …, het kan volgens het trainersteam blijkbaar allemaal. Deze uitspraken en acties zorgen ervoor dat sommige jongens in een minderwaardige positie binnen de groep gingen terechtkomen en bij jongens van 15 jaar kan dit nefast zijn voor de groepssfeer, zo blijkt.
Bepaalde jongens genieten meer privileges dan anderen. Het blijft de jongen en zijn ouders door het hoofd spoken en die ongerustheid blijkt een voorbode van verder onheil dat er dan nog moet aankomen, want die jongens met meer privileges gaan zich anders gedragen, anderen komen in hun vizier en de eerste pestsignalen kunnen worden waargenomen. Die situatie begint vrij snel te escaleren en de acties worden steeds driester en harder. De kleedkamer beslist dat sommige jongens geen recht hebben op ontwikkeling en geen tijd meer krijgen om te groeien. De kleedkamer verplaatst zich naar het veld en de trainer kijkt rustig toe en laat gebeuren, want hij focust zich op de volgende wedstrijd die moet worden gewonnen. Een tiental speeldagen voor het eind van de reguliere competitie is de eerste plaats nog steeds een mogelijkheid.
‘Dat er in de kleedkamer dingen gebeuren die voor een eliteclub niet kunnen, interesseert de man niet en de ‘snus’ en ‘vapes’ blijven de ronde doen. De lampen sneuvelen na elke training, verwijten blijven rondvliegen en de groep met privileges wordt sterker en sterker. De jongen komt in een tot dan voor hem onbekende positie te staan. Hij wordt geviseerd, hij wordt het doelwit van pesterijen. Hij wordt uitgelachen en aangevallen. Op zeker moment wordt hem zelfs toegeroepen dat ze hem met een mes gaan steken.
Toch blijft hij in stilte ondergaan. Zijn ouders worden de signalen gewaar, maar de jongen zwijgt en blijft zich inzetten om in de gratie van zijn trainer te komen. De jongen kraakt en voor het eerst in een gesprek met zijn ouders komen de feiten boven. Die reageren onmiddellijk en de club wordt via hun meldingspunt op de hoogte gebracht. Elke reactie blijft echter uit, waardoor zowel de jongen als zijn ouders in het ongewisse blijven over het feit of de mail zijn bestemming wel heeft bereikt. De ouders blijven niet bij de pakken zitten en vragen aan de club van herkomst om de jongen zo snel mogelijk uit zijn situatie te halen, om weer in een gezond ontwikkelingsklimaat te kunnen vertoeven. Zij krijgen nul op het rekest, want hij had te laat de keuze gemaakt om te vertrekken. De jongen breekt. Hij is diep ontgoocheld en wou dat hij de klok kon terugdraaien.
‘Hij wil niet meer verder, hij kan niet meer. Hij wil de confrontatie niet meer aangaan met zijn trainer en diens bondgenoten. Hij wil stoppen en zich terugtrekken in zijn eigen wereld. Zijn eigen wereld waarin hij geen angst moet hebben om te worden aangevallen. Zijn eigen wereld waarin hij graag wordt gezien en wordt behandeld als een mens en niet als een beest.
Kijk, ik kan de reacties wel voorspellen! De reacties van hen die dit lezen in een comfortabele positie achter de smartphone, achter de pc of iPad. “Weer iemand die zijn eigen dromen bij zijn kind ziet uiteenspatten” of “Weer iemand die denkt dat zijn eigen kind zo goed kan voetballen”, en nog “Dat weet je toch als je op dat niveau gaan voetballen”. Ik hoor het één van de ouders nog zeggen – een voorbode voor wat men voor haar zoon nog allemaal in petto had?
Op het moment dat wij van onze zoon te horen kregen hoe hij werd behandeld en wat hij allemaal al had moeten incasseren, stond ik voor een kruispunt die me twee opties gaf. Gaan we capituleren en ons neerleggen bij deze situatie? Of gaan we de strijd aan, zodat de mensen beseffen dat er zich achter de schermen van die mooie sport ook een andere verschrikkelijke realiteit afspeelt? Wij hebben, samen met onze zoon, gekozen voor de tweede optie, omdat het om de kinderen moet gaan. Het moet gaan over opleiding geven en elk kind ondersteunen in het worden van de beste versie van zichzelf. Op elk vlak. De club in kwestie is netjes op de hoogte gebracht van deze situatie en pas drie weken later, na inschakeling van het centrum van ethiek in de sport, is er voor het eerst een reactie gekomen. Na een gesprek waarin werd besloten dat er effectief moest worden ingegrepen, werd het vanuit de club opnieuw stil. Tot op vandaag, vijf weken later, stilte …
Jarenlang heb ik gevochten om het kind weer centraal in een jeugdopleiding te zetten. Jarenlang heb ik me ingezet om op te komen voor de jeugd, om hen de kans te geven rustig te mogen ontwikkelen, weg van druk en weg van stress. Jarenlang ben ik het gesprek aangegaan met coaches en clubs die enkel aan winnen denken en die hun kinderen als speelbal gebruiken om deze doelstellingen te bereiken. Om dan na een jarenlang gevecht tegen het moeten nemen van de stap naar de elite net in zo’n club en bij zulke trainers te moeten terechtkomen. De vrees is werkelijkheid geworden en de vaststelling is dat deze omgeving nog steeds nefast is voor de ontwikkeling van de jongeren en dat clubs te veel jongeren laten schieten, omdat ze te hard op kortetermijnresultaten zijn gefocust.
Vanaf nu begint het gevecht voor erkenning en voor rechtzetting van de schade die onze zoon is aangedaan. Dit heeft hij niet verdiend. Dit was niet wat er was besproken, voordat hij de beslissing nam om deze stap te zetten. Dit is niet hoe we willen dat onze zoon op die jonge leeftijd wordt behandeld. Kort samengevat, dit is het ECHT niet! Dit hoort niet, dit mag geen enkele jeugdspeler meemaken. Dit moet zo snel mogelijk uit het jeugdvoetbal worden gefilterd, want er vallen nog te veel slachtoffers. Er zijn er te veel die fout worden behandeld. Het meest schrijnende is dat iedereen beseft dat ze geen glazen bol bezitten en dat ze over de toekomst geen voorspellingen kunnen maken. Dus één goeie raad, werk met de kinderen. Alles valt of staat bij één persoon, één persoon die opstaat en zegt: “Dit mag niet meer gebeuren!”
“But it only takes one tree, to make a thousand matches … only takes one match, to burn a thousand trees!”
Mijn advies aan alle jeugdopleiders daarbuiten: Be a tree for your players! Don’t be a match!
DIT MAG NOOIT MEER GEBEUREN!
Gastschrijver Christof Martens