Dertig jaar geleden, in het seizoen 1992-’93 startte de eerste editie van een nieuw businessmodel voor het voetbal: de Champions League. De eerste aflevering werd gewonnen door Olympique de Marseille. Met de jaren groeide het oorspronkelijke format uit tot de grootste competitie ter wereld. De televisierechten worden op alle continenten voor veel geld verkocht en de beste wedstrijden worden niet langer gespeeld op de internationale landentoernooien, maar in de Champions League. De eerste editie werd dus op 26 mei 1993 gewonnen door een Belg – coach Raymond ‘la science’ Goethals – en de voorlopig laatste ook. Heel Europa applaudisseerde op 29 mei 2022 voor de fenomenale prestatie van Thibaut ‘El Muro’ Courtois in het doel van Real Madrid. Tussendoor passeerden de beste spelers en coaches ter wereld langs de grote poort. De volgende maanden presenteren we u bij elke Champions Leaguespeeldag een aflevering – 10 in totaal – uit het boek ‘Helden van de Chalmpions League’.
Het boek is voor 20 euro (verzendingskosten inbegrepen) te bestellen bij auteur Raf Willems via raffe.willems@telenet.be
1993-’94: AC Milan en het einde van Cruijffs Dream Team
De Italiaanse ‘kunst van het verdedigen’ keerde terug, dankzij het roodzwarte duo Franco Baresi en Paolo Maldini. En de ‘Mozart van de Balkan’: Savicevic.
AC Milan stond voor een moeilijke tijd. Na twee uitstekende seizoenen, met naar Italiaanse normen, veel doelpunten werd naast de ultieme bekroning gegrepen. De favoriet beet tegen Olympique de Marseille onverwacht in het zand. Na zes seizoenen die tot wereldfaam hadden geleid, verdwenen de drie ‘Hollandse tenoren’ van het San Sirotoneel. Frank Rijkaard keerde in de zomer van 1993 terug naar Ajax. Ruud Gullit werd verhuurd aan Sampdoria en Marco van Basten sukkelde het hele seizoen met zijn blessures en speelde niet één wedstrijd. AC Milan ervoer een cultuurbreuk.
Als gevolg van de geruchtenmolen rond L’OM deed de UEFA de winnaar van de eerste editie van de Champions League in de ban. AC Milan scherpte de messen en zocht naar revanche. Coach Capello maakte het onmogelijke waar: hij stippelde een tactiek van defensieve zekerheid uit die toch vertrok vanuit het voetballend vermogen van de rijk aan ervaring zijnde sleutelspelers Franco Baresi en Paolo Maldini. Zij kregen ondersteuning van…Marcel Desailly, die uitblonk in de centrale as en pendelde tussen verdediging en middenveld en de positie van Frank Rijkaard opeiste én invulde. Desailly stond mei 1993 in het winnende kamp, maar verliet de woelige Zuid-Franse topclub na de uitbarsting van het omkoopschandaal. De voormalige Joegoslavische tandem Savicevic-Boban loste Gullit en Van Basten af.
Capello’s rosseneri sloegen de deur in het slot.
In opgeteld 54 officiële matchen van alle competities hielden ze liefst 35 keer de nul. Waarvan 22 maal in de nationale competitie en in tien van de twaalf Champions Leagueduels. Enkel Werder Bremer versloeg de roodzwarte muur twee keer in de groepsfase. Dat leverde slechts één punt op: 1-1 in het eigen Weserstadion, 2-1 verlies in Milaan. De beste aanvaller Savicevic, winnaar in 1991 van de Europa Cup der Landskampioenen met Rode Ster Belgrado, speelde zich tegen de sterkste tegenstander in de kijker. Hij scoorde zowel in Duitsland als in Italië.
Milan toonde zich in uitwedstrijden bijzonder behoudend. Geen sprankelende patronen meer, wel ouderwetse ‘catenaccio-controle’: 0-0, Porto en Anderlecht, 1-1 Bremen.
In San Siro struikelden de rood-zwarten bijna over de ‘paarse’ Brusselaars (0-0). Alleen tegen Porto was er even sprake van opwinding (3-0) dankzij onder meer Massaro en Panucci.
Pas op 27 april sloeg de aanvalsmotor echt aan in de halve finale van de Champions League. AC Milan had op 20 maart 1994 via Massaro in de laatste minuut de derby met Inter in het eigen voordeel beslecht. Dan volgden zeven wedstrijden zonder zege: twee in de Champions League en vijf in de competitie. Door toedoen van vier opeenvolgende draws strompelde Milan naar de derde opeenvolgende scudetto. Maar het was een titel zonder glans. Na 37 dagen van frustratie vond Capello eindelijk opnieuw vreugde: doelpunten van Desailly, Albertini en Massaro telden AS Monaco uit. De revanche op de Franse kampioen was een feit. In deze jaargang kreeg de winnaar van de ene groep het voordeel op de tweede van de andere met een thuiswedstrijd. In dat ene duel stond de finaleplaats op het spel. Tegenstander FC Barcelona van coach Johan Cruijff verkoos het offensieve machtsvertoon met een 20-2 doelpuntenverhouding in zes thuismatchen. Niemand verwachtte dat Milan het onstuitbare duo Romario-Stoitchkov – Braziliaanse dribbelkunst en Bulgaarse temperament/rendement – zou kunnen afstoppen.
Coach Capello deed meer dan dat. Zijn superieure counters straften de Catalaanse overmoed af: 4-0 binnen het uur. Met twee doelpunten van de relatief onbekende spits Massaro voor de pauze, waarvan een diep in de blessuretijd. Twee minuten na de rust toverde Savicevic de wondermooie, maar ‘onmogelijke’ lob over meer dan twintig meter van aan de zijlijn uit zijn voeten. In de 58 ste minuut knalde Desailly de vierde voorbij de verbouwereerde Zubizaretta.
19 mei 1994. Een historische dag voor Silvio Berlusconi. De Italiaanse kwaliteitskrant Corriere della Serra gebruikte twee cijfercombinaties: 4-0 en 159-153. Een verwijzing naar twee compleet onverwachte ‘overwinningen’. Die van AC Milan in de Champions League tegen het favoriete Barça. En die van Silvio Berlusconi in het parlement. De stemming bracht hem en zijn nieuwe politieke beweging Forza Italia onverwacht het eerste ministerschap.
Een opknapbeurt van een reclamebureau deed hem tien jaar jonger lijken dan hij in werkelijkheid was en met de populaire kreet ‘Forza Italia’ trok hij vanuit het niets naar de keizer. De schrijver Umberto Eco – van de bestseller In de naam van de roos – zocht een verklaring voor het succes in het feit dat Berlusconi’s meesterzet een unieke combinatie uittekende van business, media, marketing, politiek en sport. En een nieuwe levensstijl: het Berlusconisme. In mei 1994 stond zijn ster in het zenit: hij ontving zijn benoeming als Italiaanse minister-president en ‘zijn’ AC Milan won na 1989 en 1990 een derde ‘Beker met de Grote Oren’, de eerste volgens het nieuwe prestigieuze format van de Champions League.
DE COACH: FABIO CAPELLO
Een klassieke Italiaanse tacticus, met een opleiding als voetballer bij het Juventus van de jaren zeventig. Capello combineerde bij Milan een variant op het oude catenaccio met de offensieve denkbeelden van Sacchi. Met ruimte voor de spits-individualist. Hij liet eerst Marco van Basten anders functioneren. Hij keek anders naar het voetbal dan zijn voorganger Arrigo Sacchi die tussen 1988 en 1991 van AC Milan het beste clubelftal ter wereld had gemaakt. Hij gunde zijn spelers rust op en buiten het veld. Minder pressie, meer dosering. Minder collectief, meer vrijheid. Minder het systeem, meer de interpretatie van het moment. Dat leidde tot twee landstitels met respectievelijk 74 en 65 doelpunten in 1992 en 1993, waarvan 25 en 38 van Marco van Basten. In de tweede helft van 1993 verdween die uit het elftal door blessures en van dan verloor zijn spelwijze alle glans.
DE VEDETTE: PAOLO MALDINI
Libero Franco Baresi hield reeds het hele seizoen het elftal van AC Milan in balans. Uitgerekend de man die niet gemist kon worden, zat tijdens de finale in de tribune met een blessure. Linksachter Paolo Maldini nam zijn positie over alsof het niets was. Hij dirigeerde, zette zijn defensie neer en gleed ook een paar keer op de hem kenmerkende artistieke wijze door het middenveld van Barcelona. De linksachter hield niet van het hardvochtige catenaccio en baalde van brutale overtredingen en geniepige agressie. Maldini had ‘présence aan de bal’: de behendigheid van het onderscheppen, de bedrevenheid van de opbouw. En vooral: de richtinggevende visie tijdens de 4-0 zege tegen Barça.
DE TACTIEK: ONTREGELEN BALCIRCULATIE BARCA
AC Milan – FC Barcelona 4-0. Het blijft het tactische meesterwerk van Fabio Capello. In de aanloop naar de finale benoemden de internationale media het Dream Team van Johan Cruijff tot het attractiefste van Europa. Capello’s Milan moest het stellen met een denigrerende omschrijving: ‘minimalisten’. Cruijff deed er nog een schep bovenop: ‘een vulgair elftal’. De instructies van Capello vanuit zijn 4-4-2? Hij bestudeerde de zwakheden in het elftal. Desailly ontregelde de balcirculatie op het middenveld van Guardiola, Boban sloot iets dieper bij de spitsen aan dan verwacht, Massaro zette druk op libero Ronald Koeman en Dejan Savicevic kreeg alle vrijheid om te soleren. Hij schotelde Massaro op de 22 ste minuut de 1-0 voor; opende de viermanscombinatie die leidde tot de 2-0 en buitte al zijn zelfvertrouwen uit met de lob net na de pauze. Johan Cruijff staarde wezenloos voor zich uit.