Kevin De Bruyne speelt deze week – als alles goed gaat – in Brugge zijn vijfhonderdste wedstrijd als clubvoetballer. Auteur Raf Willems volgt al enkele jaren het fenomeen en vertelt hierover in zijn ‘Story van KDB’. Deze week te volgen op De Witte Duivel.
Tweespraakintermezzo in Londen: liefde voor muziek, voor de zin van het leven en voor het voetbal
Er klinkt een klassieke melodie op de achtergrond. ‘Ha, daar is de kleine.’ ‘Dag papi.’ Ze geven elkaar een knuffel. Zo verloopt de begroeting tussen grootvader en kleinzoon.
Bruno Callant (1930) is de vader van Kevins (1991) moeder Anne. Net voor de duisternis inviel, toonde hij me ‘de putten en de plekken’, in wat nochtans een English garden hoorde te zijn: ‘Een souvenir van de kleine Kevin en een blijvende herinnering aan zijn aanwezigheid en zijn balspel.’
Bruno leeft sinds 1972 in Ealing Common, een voorstad van Londen met 400.000 inwoners in de natuurlijke biotoop van Chelsea Football Club. Zijn straat met klassieke middenklassehuizen grenst aan de All Saints Church en een parkje – enkel voor ouderen, blinden en de zeldzame grijze eekhoorn – dat aan de steenrijke Rothschild Family toebehoorde. De geboren Evergemnaar zocht met zijn Lovendegemse Nelly in 1958 het Afrikaanse avontuur op – als boekhouder van een oliemaatschappij – in Burundi en Ivoorkust. In 1972 accepteerde hij een ‘Engels aanbod’ van zijn firma voor een ‘boekhouder die het Frans onder de knie had’ en verhuisde met zijn gezin van twee zonen en twee dochters naar Londen.
Aanvankelijk voor enkele jaren, intussen voor de eeuwigheid. De woonkamer ademde nog altijd ‘Afrika’ uit, met twee prachtige muurfoto’s van eigen makelij: de onmetelijke sterrenhemel van de Sahara en de veehouders die met een kudde koeien een afstand van achthonderd kilometer overbruggen. Het zegt onrechtstreeks iets over de zucht naar onafhankelijkheid van Bruno. Die ontkiemde ook in kleinzoon Kevin. Hij bepaalde op zijn zevende dat hij naar KAA Gent trok, koos op zijn veertiende met KRC Genk voor de andere kant van het land en zat op zijn 21ste in Bremen, het diepste noorden van Duitsland. Ik voerde die avond een gedachtewisseling over muziek, levensbeschouwing en voetbal tussen twee mensen die ogenschijnlijk grondig van elkaar verschilden en toch zo erg op elkaar leken.
Muziek: hiphoppende Kevin, Beethoveniaanse Bruno
De liefde voor muziek is bij ‘de kleine’ en ‘papi’ intens aanwezig. Zij delen een waarlijk passionele gedrevenheid met elkaar voor ‘arte musica’. Het is zelfs meer dan dat: ‘a way of life’. Zij het dat hun geliefkoosde genres niet verder uit elkaar zouden kunnen liggen.
Kevin: ‘Muziek is mijn tweede leven. Ik ben wild van hiphop en rap. Ik heb het voorbije jaar zeker honderd albums gedownload. De Canadese rapper Drake en de Amerikaanse hiphopper Big Sean: ik zeg wow! Ik probeer soms hun concerten bij te wonen, maar ben vooral benieuwd naar wat ze te zeggen hebben. Ik beluister daarom liever het hele album, in mijn eentje en dagen na elkaar. Er staat àltijd muziek bij mij op: zowel thuis als in de wagen. De teksten spreken me aan. Soms hoor ik zinnen waarvan ik zeg: die zijn mij op het lijf geschreven. Elke zanger bezingt situaties vanuit de eigen ervaring. Niet steeds prettig, vaak zwaarmoedig: over hoe het leven de verkeerde kant kan opgaan. Het inspireert mij, ik ben een gedreven luisteraar en wil écht weten waarover ze het hebben. Muziek bepaalt mijn stemming niet, want ik luister om te ontdekken. Ik kies mijn albums zorgvuldig uit en ben er soms een hele maand mee bezig om te doorgronden wat de artiest vertelt. Ik verzamel alles via iTunes op mijn computer. Het liefst verdiep ik mij in mijn eentje in de muziek.’
Bruno: ‘Muziek geeft zin aan mijn zijn. Ik ben er voortdurend naar op zoek. Ik abonneerde mij op de London Philharmonic en kijk en luister daar soms naar drie concerten per maand. Mijn favoriete componisten zijn Beethoven, Mahler en Verdi. Klassiek biedt me levenslust en voedt mijn emotie. Ik ga om te genieten en zoek naar hartstocht en ontroering. Ik verkies een liveconcert boven de radio. Ik zit gewoonlijk achter de dirigent, maar bij een pianoconcert kruip ik in de buurt van de pianist, want ik wil de vingers zien bewegen. Mijn kippenvelmoment? Het Grieg Piano Concerto, in een uitvoering van een jonge pianiste met Duitse vader en Japanse moeder Ze voerde haar recital op blote voeten uit. Ik bezoek geregeld de bioscoop waar men op zaterdagavond de New York Metropolitan Matinee rechtstreeks uitzendt. Ik stelde zelf een operadiscotheek samen met meer dan honderd platen en dvd’s. Ik verkies echter in gezelschap van vrienden de belevenis van een optreden te smaken.’
Zin van het leven: geëngageerde, gelovige Bruno; dagplukkende, vrijdenkende Kevin
‘Papi’ en ‘de Kleine’ kijken op een eigenzinnige wijze naar de dagelijkse dingen. De ene gelooft in het leven na de dood, de andere plukt de dag. De ene kent de wetten van de realiteit, de andere gedraagt zich als een rasoptimist. De ene zet zich in voor de kwetsbare mens, de andere amuseert zich met vrienden. Toch is het oprechte respect wederzijds.
Bruno: ‘Op 20 oktober 2010 overleed mijn vrouw Nelly. Plots was ze weg, van de ene dag op de andere. Een niercrisis op dinsdagmiddag, de dood op woensdagavond. Na 55 jaar samenzijn stond ik er plots alleen voor. Voor mij was het liefde op het eerste gezicht. Ik schreef brieven om haar hart te winnen. Nelly genoot veel aanzien in onze omgeving omdat ze zich met mij inzette voor de gemeenschap. Bij haar begrafenis zat de kerk afgeladen vol. Ik liet de as van mijn vrouw uitstrooien in de tuin van de benedictijnenabdij. Dat zal ik ook met de mijne laten doen: ashes to ashes, dust to dust. Ik wilde geen grafsteen, want dan houdt het rouwen nooit op. Ik bezoek de abdij evenmin. Het is niet nodig, want haar lichaam is verdwenen. Mijn vrouw zit in mijn geest, in mijn herinnering en daar blijft ze. Voor altijd. Denken aan Nelly is een vast onderdeel van mijn dagritme. Ik sta op om halfzeven en ga slapen rond 23 uur. En toch duren de dagen niet lang genoeg voor mij. Tijdens mijn Engelse breakfast neem ik mijn krant The Times door.
De politiek boeide mij steeds en ik las de biografieën van de Britse premiers Harold Wilson en Margaret Thatcher. Vanuit mijn sociaalkatholieke inspiratie engageerde ik mij, samen met Nelly, in het plaatselijke vrijwilligerswerk. Na mijn pensioen bood de parochiepriester me aan om toe te treden tot het genootschap van Sint-Vincentius. Ik aanvaardde en werd later ook voorzitter. We onderhouden persoonlijk contact met – vaak aan verslaving lijdende – mensen die de weg kwijt zijn geraakt en we begeleiden hen en trachten hun administratieve problemen op te lossen. Deze overtuiging – het helpen van de naaste in nood – zit diep in mij geworteld en ik zal dit blijven volhouden tot het einde. Ik was, ben en zal zijn: katholiek.’
Kevin: ‘De dag van 20 oktober 2010 vergeet ik nooit. We ontvingen het droevige bericht van het overlijden van oma. Ik ijlde letterlijk van Genk naar Londen, want ik worstelde met de gevolgen van klierkoorts. Ik zat in de zetel bij mijn treurende opa, maar de helft van de tijd sliep ik. Een donkere periode volgde: niet alleen moest ik rouwen om de dood, maar tegelijk voelde ik me ook écht ziek. Toch ben ik in het algemeen een optimistische mens. De situatie bij Chelsea waar ik momenteel in vertoef – ik zit meer op de bank dan mij lief is – vrolijkt mij niet meteen op, maar ik ga er ook niet onder gebukt. Ik ben wel effe down als ik vaststel dat ik niet in het elftal sta, maar ik doe gewoon verder en wacht mijn tijd af. Ik ben geen dromerig type, ik geloof niet. Ik voel me meer aangetrokken tot het pad van mijn vader en van zijn vrijzinnige achtergrond. Ik respecteer het geloof van mijn moeder en haar familie, maar ik ben zelf niet met godsdienst bezig.
Mijn vader ging niet naar de kerk en ik volg hem daarin Ik denk niet dat er iets na de dood bestaat, maar ik waardeer mensen – zoals papi – die zich vanuit hun religieuze overtuiging inzetten voor mensen die het moeilijk hebben. Ik leef zelf in het hier en nu, van moment tot moment en denk amper aan morgen. Mijn slechtste eigenschap is vermoedelijk mijn nonchalance. Als mensen me iets vragen, vergeet ik dat vaak na te komen. Ik concentreer me op de zaak die me op dat ogenblik boeit en plan niets op langere termijn. Ben ik even vrij op mijn werk? Dan stap ik in mijn auto en tuf ik naar mijn vrienden toe. Ik ben alleen sociaal in mijn vriendenkring, want daarbuiten heb ik last van schuchterheid. Ik neem zelden het initiatief om iemand te ontmoeten. Ik durf enkel dingen te doen in de aanwezigheid van mijn vrienden. Ik pluk de dag en zie de zonnige kant van het leven. In goed gezelschap gedraag ik mij als een speelvogel.’